Stroomschema maatregelen contacten
Bijlage bij LCI-richtlijn Mazelen | Versie: augustus 2024
Postexpositievaccinatie
Vaccinatie wordt bij voorkeur zo spoedig mogelijk gegeven, liefst binnen 72 uur na blootstelling (zie Tijdstip toediening postexpositieprofylaxe).
- Toediening na 72 uur voorkomt mogelijk geen ziekte, maar kan wel ziektesymptomen verminderen.
- Bij voortdurende blootstelling zoals tijdens een uitbraak kan vaccinatie, ook later dan 72 uur na het eerste contact, nog zinvol zijn om tertiaire infecties te voorkomen.
- Indien vaccinatie wordt toegediend vóór de leeftijd van 1 jaar wordt deze vaccinatie als extra beschouwd. Het kind volgt verder het gebruikelijke schema van het RVP en krijgt (opnieuw) een BMR-vaccinatie op de leeftijd van 14 maanden. BMR-vaccinatie toegediend na de eerste verjaardag en voor de leeftijd van 14 maanden kan de 1e BMR-vaccinatie in het kader van het RVP vervangen.
Bij een mazelenepidemie in Nederland adviseert het OMT over een eventuele extra BMR-vaccinatie voor zuigelingen tussen 6 en 14 maanden.
Postexpositieprofylaxe met humaan immunoglobuline
- Humaan immunoglobuline wordt alleen toegediend aan personen met een verhoogd risico op ernstig beloop, bij wie vaccinatie gecontraïndiceerd of niet werkzaam is.
- Immunoglobuline wordt het liefst binnen 72 uur maar uiterlijk binnen 7 dagen na blootstelling toegediend (zie Tijdstip toediening postexpositieprofylaxe).
- Zie de LCI-richtlijn Mazelen voor de dosering voor zuigelingen en zwangeren met een indicatie voor immunoglobuline, omdat het afhankelijk is van het beschikbare product.
- Bij voortdurend intensieve blootstelling dient de toediening van immunoglobuline na 4 weken herhaald te worden.
- Overleg bij immuungecompromitteerdenaltijd met de behandelend arts.
Tijdstip toediening postexpositieprofylaxe
- Postexpositieprofylaxe (zowel immunoglobuline als BMR-vaccinatie) wordt bij voorkeur zo snel mogelijk toegediend na eerste blootstelling voor de beste effectiviteit.
- Voor de uiterste toedieningsdag van postexpositieprofylaxe voor gezinscontacten kan gerekend worden vanaf de dag van het ontstaan van het exantheem bij de index.
- Voor de uiterste toedieningsdag van postexpositieprofylaxe voor contacten in overige settings (kinderdagverblijf, school of overige nauwe contacten) kan gerekend worden vanaf de laatste blootstellingsdag.