Samenvatting

Verwekker: Respiratoir syncytieel virus (RSV respiratoir syncytieel virus (respiratoir syncytieel virus )

Incubatieperiode: Meestal 5 dagen (spreiding 2-8 dagen)

Besmettingsweg: Met name via direct handcontact en directe depositie op de slijmvliezen van de neus of het oog, in mindere mate ook de mond. Indirect via contact met besmette oppervlakken. Waarschijnlijk via inhalatie op korte afstand.

Besmettelijke periode: Gemiddeld 10-12 dagen. Dit kan langer zijn bij jonge kinderen en immuungecompromitteerden.

Maatregelen: Melding volgens Artikel 26. Bij risicopersonen extra aandacht voor de hoest- en handhygiëne. Instellingen en kinderopvang extra hygiënemaatregelen. Handhygiëne, hoest- en nieshygiëne, ventileren. Aanvullende adviezen op de kinderopvang. Vanaf najaar 2025 immunisatie met nirsevimab voor kinderen < 1 jaar via het RVP Rijksvaccinatieprogramma (Rijksvaccinatieprogramma ).

Symptomen: Meestal acute bovensteluchtweginfectie, soms asymptomatisch. Bij baby’s vaker bronchiolitis, lethargie, voedingsproblemen en apneu. Bij ouderen, immuungecompromitteerden en mensen met onderliggende (cardiopulmonale) ziekten vaker een pneumonie.

blok

Deze richtlijn is ontwikkeld voor zorgprofessionals werkzaam binnen de infectieziektebestrijding. De primaire doelgroepen zijn GGD- en LCI-professionals. Deze richtlijn bevat adviezen, taken en verantwoordelijkheden en vormt een basis voor het nemen van geïnformeerde beslissingen en het maken van beleid in de praktijk. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.

Publicatiedatum: 15 juli 2025
Vaststellingsdatum LOI Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding (Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding ): 24 juni 2025
Vaststellingsdatum Diagnostiek: 17 juli 2025 (publicatie 18 juli 2025)

Informatie voor het LOI: de richtlijn is herzien onder leiding van Edwin Slok, Rob van Kessel, Karlijn Kampman en Linda Smid. Het doorliep de reguliere procedure met deskundigen- en meelezersronde. 

De arbeidsrelevante paragrafen zijn herzien door Marieke Wijffels-de Groot.

Wat is er gewijzigd? 

Nieuw en anders in deze richtlijn ten opzichte van de oude richtlijn: 

  • Ziekteverschijnselen: informatie over ouderen toegevoegd; actualisatie van de ziektelast.
  • Besmettelijke periode: duur van virusuitscheiding is gemiddeld 10-12 dagen gemeten in huishoudens (ten opzichte van eerder vermelde 5-7 dagen). Bij jonge kinderen en immuungecompromitteerden kan deze periode langer zijn.
  • Besmettelijkheid: duur van overleving in de omgeving toegevoegd.
  • Risicogroepen: bij de verhoogde kans op ernstig beloop is onderscheid gemaakt tussen kinderen en volwassen. De medische risicogroepen zijn expliciet vermeld.
  • Immunisatie: actuele situatie rond vaccinatie benoemd en middelen voor actieve en passieve immunisatie kort genoemd en verwezen naar de factsheet. Deze wordt binnenkort geactualiseerd.
  • Maatregelen: voor maatregelen in zorginstellingen en in de kinderopvang zoveel mogelijk verwezen naar reeds bestaande richtlijnen. Het advies voor wering is uitgebreider beschreven.
  • Behandeling: korte achtergrondinformatie over de behandeling met verwijzing naar de Richtlijn bronchiolitis (NVK Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde )/FMS Federatie Medisch Specialisten (Federatie Medisch Specialisten )) bij kinderen.

Achtergronden

Verwekker

Respiratoir syncytieel virus (RSV) behoort tot de familie Paramyxoviridae, subfamilie Pneumoviridae, genus Pneumovirus en is een enkelstrengs RNA-virus met een envelop. De F- en G-eiwitten vormen de voornaamste oppervlakteantigenen en induceren de neutraliserende antilichamen. Het G-eiwit zorgt voor de hechting van het RSV aan de gastheercel (epitheel) via een nog onbekende receptor. Het F-eiwit (fusie-eiwit) medieert vervolgens de fusie tussen het virus en de gastheercel en stimuleert de vorming van syncytia (grote meerkernige cellen) (Black 2003). Het pre-F eiwit is het belangrijkste aangrijpingspunt voor de neutraliserende antistoffen en vaccins (Battles 2019). 

Op basis van verschillen in voornamelijk het G-eiwit zijn 2 antigene varianten van RSV te identificeren: groep A en groep B met elk een groot aantal genotypen. Beide groepen circuleren in de winterperiode en beide zijn infectieus (Walsh 2020). Vrijwel jaarlijks worden 1 tot 2 dominante genotypen vervangen door andere genotypen. 

Epidemiologie

Verspreiding in de wereld

RSV-infecties volgen een seizoensgebonden patroon, waarbij in gematigde klimaten de incidentie toeneemt in het winterseizoen (Li 2022b). In (sub)tropische klimaten is het patroon meer divers en de duur van het RSV-seizoen langer. De duur neemt in deze regio’s toe bij een hogere temperatuur en luchtvochtigheid (Shan 2024). 

RSV is wereldwijd de meest voorkomende verwekker van ondersteluchtweginfecties bij jonge kinderen. RSV-bronchiolitis is de meest voorkomende oorzaak van hospitalisatie van jonge kinderen (Wang 2024). Meer dan 95 procent van de RSV-geassocieerde acute ondersteluchtweginfectie-episodes en meer dan 97 procent van de met RSV in verband gebrachte overlijdens bij kinderen jonger dan 5 jaar vonden plaats in lage- en middeninkomenslanden (Li 2022a). Dit komt omdat ondersteunende behandeling niet of niet op tijd kan worden gegeven. 

In een studie in vijf Europese landen (ComNet RSV, Nivel) was ongeveer een derde van de luchtweginfecties bij kinderen (< 5 jaar) in de huisartsenpraktijk geassocieerd met RSV in wintermaanden (Dawood 2025). In een andere multicenter studie uit Europa (waaronder Nederland) werd ongeveer de helft van alle opnames voor luchtweginfecties in het eerste levensjaar geassocieerd met RSV en was de incidentie van RSV-bevestigde ziekenhuisopname in het eerste levensjaar 1,8 procent. Bijna 60 procent van deze opnames was in kinderen jonger dan 3 maanden (Wildenbeest 2023). 

In een meta-analyse werd de incidentie van ondersteluchtweginfectie met RSV bij personen ≥ 65 jaar in geïndustrialiseerde landen geschat op 6,7 gevallen per 1000 personen per jaar (Shi 2020). 

Zie voor een actueel wekelijks overzicht van de epidemiologie van onder andere RSV in Europa ERVISS.

Voorkomen in Nederland

Bijna alle kinderen maken op jonge leeftijd een RSV-infectie door. Op de leeftijd van 2 jaar is 95 procent seropositief voor RSV-antistoffen (Berbers 2020).

Ongeveer 1 à 2 (varieert van 0,8-1,8) procent van de kinderen jonger dan 1 jaar moet hiervoor worden opgenomen in het ziekenhuis (Reeves 2022, Teirlinck 2023, Wildenbeest 2023). In Nederland werden er in de periode van 2013-2017 jaarlijks 1.500-2.000 kinderen geregistreerd met een opname in het ziekenhuis in verband met een RSV-infectie (Reeves 2022, Teirlinck 2023). Een andere retrospectieve studie toont gedurende de periode 2003-2016 een stijging van het jaarlijkse aantal IC Intensive care (Intensive care)-opnames in verband met RSV-bronchiolitis en de noodzaak van niet-invasieve beademing (Linssen 2021). In Nederland komt sterfte als gevolg van RSV bij kinderen zonder risicofactoren vrijwel niet voor en bij kinderen met risicofactoren heel weinig (Li 2022a, Wildenbeest 2023). 

De omvang van de epidemie kan jaarlijks sterk wisselen. Surveillance van RSV in Nederland wordt onder andere verzorgd in samenwerking van het Nivel en het RIVM. In de Nivel-zorgregistraties wordt bijgehouden hoeveel kinderen er bij de huisarts komen met bronchiolitis of bronchitis. De huisartsenpeilstations van het Nivel nemen wekelijks neuskeelwatten af bij patiënten met een acute respiratoire infectie. Uit deze cijfers blijkt dat bij 22-39 procent van de patiënten jonger dan 2 jaar die de huisartsen in het winterseizoen (week 40 tot week 20) op het spreekuur krijgen in verband met een acute luchtweginfectie, RSV wordt aangetoond (Reukers 2023, RIVM 2024). De monsters die worden ingezonden door deelnemers aan de Infectieradar-studie worden ook getest op RSV. Verder melden een aantal virologische laboratoria wekelijks het aantal monsters met een positieve laboratoriumdiagnostiek voor RSV (zie Virologische weekstaten). 
Wekelijks worden deze surveillancedata gerapporteerd op de RIVM-website.

Pathogenese

De pathogenese van RSV-infecties is niet volledig bekend. Het RSV komt het lichaam binnen via neus, keel of ogen. Het virus infecteert de epitheelcellen in de luchtwegen, waarin replicatie plaatsvindt en van waaruit vervolgens verspreiding naar bronchi, bronchioli en alveoli kan optreden (Walsh 2020). Door de geringe diameter van de bronchioli bij zuigelingen ontstaat er bij hen relatief snel afsluiting door celdebris en oedeem.

Er zijn aanwijzingen dat in de pathogenese naast een direct cytopathologisch effect een overmatige immuunrespons van belang is. Vooral jonge kinderen en ouderen lopen het risico op het ontwikkelen van een ondersteluchtweginfectie door RSV wat suggereert dat bij de pathogenese hiervan immaturiteit, respectievelijk degeneratie van fysiologische functies een rol speelt (Langedijk 2023). 

Incubatieperiode

Meestal 5 dagen (spreiding 2-8 dagen) (Lessler 2009, UKHSA 2023).

Ziekteverschijnselen

De ziekteverschijnselen hangen af van de leeftijd. Meestal is er een kortdurende acute bovensteluchtweginfectie die vanzelf overgaat. 

Jonge kinderen (met name pasgeborenen en zuigelingen) hebben vaker een ondersteluchtweginfectie (bronchiolitis of pneumonie) (Walsh 2017, Zhang 2024). Een bronchiolitis begint typisch met neusverkoudheid en hoesten, waarna toename van ademhalingsarbeid met tachypneu, piepen, intrekkingen van intercostaalspieren en neusvleugelen. Het klinisch beeld is niet te onderscheiden van andere respiratoire virussen. 

Bij zuigelingen van een aantal weken oud, met name bij prematuren, kan een RSV-infectie zich aspecifiek presenteren met lethargie, voedingsproblemen en apneu (AAP 2024). Bij 1 procent van de gehospitaliseerde kinderen met een RSV-infectie treedt apneu op (Hall 2009). Er is een duidelijke associatie tussen het doormaken van een RSV-ondersteluchtweginfectie op kinderleeftijd en het ontwikkelen van astma (Brunwasser 2020, Rosas-Salazar 2023), al is een causaal verband tot op heden niet bevestigd (Scheltema 2018). 

De CFR case fatality rate (case fatality rate ) onder in het ziekenhuis opgenomen kinderen < 5 jaar is in hoge-inkomenslanden zeer laag (< 0,1). In lage-inkomenslanden is dit 1,4 (0,6-2,8) procent (Li 2022a). In Nederland komt sterfte als gevolg van RSV-infectie vrijwel niet voor, met uitzondering van sporadische gevallen bij kinderen met onderliggende risicofactoren voor ernstige ziekte (Bont 2016, Li 2022a). Ondanks een zeer geringe kans op overlijden is er een hoge ziektelast bij kinderen tot 1 jaar, vooral bij kinderen tot 3 maanden oud (Gezondheidsraad 2024). De meeste in het ziekenhuis opgenomen kinderen betreffen gezonde à terme geboren kinderen (Haerskjold 2016, Hall 2013, Hall 2009). Premature baby’s worden echter geconfronteerd met een onevenredig hoge ziektelast. Wereldwijd vormen zij 25 procent van de RSV-geassocieerde ziekenhuisopnames (Wang 2024).

Ouderen

Ouderen hebben vooral symptomen van een bovensteluchtweginfectie en algemene klachten zoals vermoeidheid, hoofdpijn, (gevoel van) koorts en soms gastro-intestinale klachten (Kenmoe 2024, Korsten 2021). Bij ouderen en volwassenen met een hart- of longaandoening neemt de kans op het ontwikkelen van een pneumonie toe (Walsh 2004). De aanwezigheid van comorbiditeit, zoals chronische obstructieve longziekten, astma of congestief hartfalen, verhoogt het risico op RSV-gerelateerde ziekenhuisopname en overlijden (Havers 2023, Nguyen-Van-Tam 2022, Savic 2023, Shi 2022). De case fatality rate (CFR) onder opgenomen ouderen in het ziekenhuis varieerde in 3 meta-analyses van 1,6 tot 7,1 procent (Kenmoe 2024).

Natuurlijke immuniteit

Na infectie worden er RSV-specifieke antistoffen en T-cellen aangemaakt. De immuunrespons is echter van korte duur, de beschermende antistoffen en T-cellen nemen binnen enkele weken tot maanden af (Openshaw 2005, Russell 2017). Een doorgemaakte infectie biedt daarmee onvoldoende bescherming tegen nieuwe infecties, een herinfectie kan al binnen enkele maanden optreden (Hall 1991, Kutsaya 2016). Herinfecties met RSV komen dus veelvuldig voor, maar deze hebben meestal een mild of asymptomatisch beloop (Hall 1991, Kutsaya 2016, Nduaguba 2023). 

Op oudere leeftijd neemt de concentratie van de antistoffen af, wat leidt tot een afnemende immuniteit (waning immunity). Ouderen met lagere antistoftiters lopen meer risico op een symptomatische RSV-infectie dan ouderen met een hogere titer (Walsh 2004). 

Immuniteit foetus en/of pasgeborene

Pasgeborenen zijn direct na de geboorte enigszins beschermd tegen RSV-infecties (van Erp 2019). Antistoffen worden gedurende zwangerschap placentair overgebracht, waarbij de voornaamste overdracht in het 3e trimester (> 30 weken) plaatsvindt. In de tijd na de geboorte nemen deze antistoffen af: 42 dagen (95% - BI: 38-47) na de geboorte is nog de helft van maternale RSV-antistoffen over (Berbers 2020). Borstvoeding geeft ook enige bescherming, maar is niet voldoende en van korte duur. Prematuren hebben minder maternale antistoffen en zijn vatbaarder voor RSV.

Reservoir

De mens.

Transmissie

Besmettingsweg

De belangrijkste transmissieroute is via direct handcontact. Daarnaast vindt overdracht plaats door nauw contact via directe depositie op de slijmvliezen (vooral via het oog en de neus) of indirect na het aanraken van besmette oppervlakken (French 2016, Hall 1981a, Hall 1980, Hall 1981b). Transmissie kan waarschijnlijk ook plaatsvinden via inademing op korte afstand. Er bestaat vooralsnog te weinig epidemiologisch bewijs dat RSV in staat is om grotere afstanden te overbruggen (French 2016, Grayson 2017, Kulkarni 2016, Lindsley 2010).

Besmettelijke periode

De periode van virusuitscheiding begint kort voor het begin van de ziekte en duurt gemiddeld 10-12 dagen, gemeten met PCR in een prospectieve studie onder huishoudens tijdens een RSV-uitbraak (Munywoki 2015). De periode is korter (3 tot 8 dagen) in studies waarbij de uitscheiding werd gemeten door middel van een viruskweek of immunofluorescentie (Hall 1976, Okiro 2010). 

De uitscheidingsduur is afhankelijk van de leeftijd, ernst van de infectie, immuunstatus en of het een primo- of herinfectie betreft. Bij jonge kinderen (met name zuigelingen) is deze periode langer, tot circa 3-4 weken (Black 2003, Munywoki 2015). Bij personen met een immuunstoornis kan de uitscheiding zeer lang aanhouden: in één studie bij patiënten met een allogene transplantatie was deze gemiddeld 80 dagen (spreiding 35-334 dagen) (Lehners 2016).

De beschikbare gegevens over de besmettelijke periode berusten op de periode van uitscheiding van het virus, doorgaans gebaseerd op onderzoek onder ziekenhuispatiënten, dus een selectie van personen met een ernstiger verlopend ziektebeeld. In de meeste onderzoeken werd een PCR gebruikt om het virus aan te tonen. Een positieve PCR wijst op aanwezigheid van het virus, maar toont niet zonder meer besmettelijkheid aan. 

Besmettelijkheid

Het virus is zeer gemakkelijk overdraagbaar, vrijwel alle kinderen raken in hun eerste 2 levensjaren geïnfecteerd (Andeweg 2021, Berbers 2020, Glezen 1986). Het reproductiegetal (R0) wordt geschat op 3 (Reis 2016).

Overleving in de omgeving

De periode waarin RSV levensvatbaar blijft in de omgeving varieert per type oppervlak (Kaler 2023): 

  • Poreuze oppervlakken:

    • Tot 30 minuten op huid

    • Tot 2 uur op andere poreuze oppervlakken (papier, karton, stoffen)

  • Niet-poreuze oppervlakken:

    • Tot 5 uur op handschoenen

    • Tot 6 uur op niet-poreuze oppervlakken (glas, aanrechtblad, metaal, plastic)

Risicogroepen

Verhoogde kans op infectie

De kans op het oplopen van een RSV-infectie wordt groter als er sprake is van crowding, zoals deel uitmaken van een gezin met jonge kinderen, opvang op een kinderopvang of verblijf in een verpleeghuis. Bij ouderen geeft contact met kinderen jonger dan 5 jaar een verhoogde kans op luchtweginfecties (Korsten 2022).

Zie ook Arbeidsgerelateerde risicogroepen.

Verhoogde kans op ernstig beloop

Een verhoogde kans op ernstig beloop is onder meer afhankelijk van leeftijd en het hebben van onderliggende ziekten. Alle kinderen jonger dan 2 jaar (en met name kinderen jonger dan 6 maanden) hebben een grotere kans op een ernstig verlopende RSV-infectie (Hall 2009). Daarnaast hebben prematuur geboren kinderen en personen met ernstige onderliggende aandoeningen een sterk verhoogde kans op ernstig beloop. 

  • (ex)-prematuur (< 37 weken) geboren kinderen: hoe korter de zwangerschapsduur, hoe hoger het risico (Figueras-Aloy 2016, Hall 2009, van Hasselt 2023, Wang 2024);
  • kinderen met een laag geboortegewicht (Shi 2015, Vartiainen 2023);
  • kinderen ≤ 2 jaar met het syndroom van Down (Chan 2017, Manzoni 2017, Vartiainen 2023);
  • kinderen met chronische longziekten, waaronder cystic fibrosis, en overige chronische ziekten, waaronder congenitale hartziekten en neurologische aandoeningen (Manzoni 2017, Vartiainen 2023);
  • immuungecompromitteerde kinderen (stamcel-/beenmergtransplantatie, orgaantransplantatie, behandeling met chemotherapie of immunosuppressieve medicatie, primaire immuundeficiënties, kinderen met hiv) (Manzoni 2017, Meissner 2003);
  • immuungecompromitteerde volwassenen (stamceltransplantatie, orgaantransplantatie, splenectomie, behandeling met chemotherapie of immunosuppressieve medicatie, personen met hiv) (Moyes 2017, Widmer 2012);
  • volwassenen (met name ≥ 65 jaar) met chronische aandoeningen, waaronder COPD, astma, congestief hartfalen, coronairlijden, diabetes mellitus, morbide obesitas (BMI Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht. (Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht.) ≥ 40) en chronische nierziekten (CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention) 2024, Falsey 2005, Prasad 2021, Shi 2020, Shi 2022);
  • ouderen. De incidentie van ziekenhuisopname ten gevolge van een RSV-infectie neemt ≥ 75 jaar duidelijk toe. Het merendeel van de mensen in deze leeftijdsgroep heeft één of meer onderliggende aandoeningen die de kans op ernstige ziekte door RSV vergroot) (Gezondheidsraad 2025).

Hiernaast zijn bij prematuur geboren kinderen de volgende onafhankelijke risicofactoren geassocieerd met een verhoogd risico op RSV-gerelateerde ziekenhuisopname: nabijheid van de geboorte tot het RSV-seizoen, laag geboortegewicht, wonen met/hebben van broers en zussen die naar school of kinderopvang gaan, roken van de moeder tijdens de zwangerschap of blootstelling van het kind aan roken uit de omgeving, geen of beperkte borstvoeding, mannelijk geslacht en familieanamnese met atopie (Figueras-Aloy 2016, Korsten 2016). 

Behandeling

Voor de meeste infecties met RSV is geen behandeling noodzakelijk. Bij opname in het ziekenhuis is de behandeling primair ondersteunend; vochtbeleid en adequate oxygenatie door toediening zuurstof of zo nodig mechanische ventilatie. Er is geen (geregistreerde) gerichte antivirale therapie voor RSV-infecties beschikbaar. Ribavirine laat in studies tegenstrijdige resultaten zien en wordt niet geadviseerd (Langedijk 2023). Zie FMS-richtlijn bronchiolitis bij kinderen. 

Diagnostiek

Zie ook Diagnostisch Vademecum Infectieziekten RSV.

Microbiologische diagnostiek

Directe diagnostiek

De gouden standaard is het aantonen van het RS-virus (RSV) in de luchtwegen van de patiënt. Het beste patiëntenmateriaal voor het aantonen van RSV is een nasofarynxspoelsel of -swab, nasofarynxaspiraat of gecombineerde neuskeelwat. De periode waarin het nog zinvol is om diagnostiek uit te voeren verschilt per patiëntenpopulatie. Bij een gezonde volwassene zal de uitscheiding van het virus in de luchtwegen na 5-7 dagen stoppen. Daarentegen zal bij jonge kinderen, ouderen en immuungecompromitteerden de uitscheiding van het virus langer kunnen duren.

Het aantonen van RSV gebeurt door middel van PCR/NAAT nucleïnezuur amplificatietest (zoals PCR) (nucleïnezuur amplificatietest (zoals PCR) ). Dit kan (maar hoeft niet) een snel en simpel uitvoerbare point-of-care-test zijn, met hoge sensitiviteit en specificiteit en korte doorlooptijd. Naast moleculaire point-of-care-testen zijn sneltesten beschikbaar, gebaseerd op het aantonen van virusantigeen. Deze antigeentesten hebben een hoge specificiteit, echter de sensitiviteit is met name bij volwassenen beperkt in vergelijking met de PCR (Bruning 2017; Griffith 2018; Basile 2018). In de praktijk betekent dit dat een negatieve antigeentest een RSV-infectie niet uitsluit.

Indirecte diagnostiek

Serologie naar antistoffen tegen RS-virus heeft geen toegevoegde waarde in de diagnostiek.

Typering voor bron- en contactonderzoek

Niet van toepassing.

Niet-microbiologische diagnostiek

Niet van toepassing.

Preventie

Immunisatie

Voor meer informatie over de indicaties, de geregistreerde vaccins, eigenschappen, doseringsschema, contra-indicaties, veiligheid, effectiviteit en beschermingsduur van de vaccins en monoklonale antistoffen, zie Factsheet RSV-vaccinatie/immunisatie.

Vaccinatie

Op dit moment (mei 2025) wordt actieve immunisatie tegen RSV niet programmatisch aangeboden. De volgende vaccins zijn momenteel geregistreerd in Nederland:

  • mResvia voor personen van 60 jaar en ouder;
  • Arexvy voor personen van 60 jaar en ouder en personen van 50-59 jaar met een verhoogd risico op ernstige RSV-infecties;
  • Abrysvo voor personen van 18 jaar en ouder waaronder zwangeren.  

Vaccinatie tijdens de zwangerschap beschermt pasgeborenen tot ongeveer 6 maanden na de geboorte tegen een ernstige RSV-infectie (Kampmann 2023). Zie ook Prik tegen RS-virus tijdens de zwangerschap 

Op basis van de ziektelast en eigenschappen van de vaccins adviseerde de Gezondheidsraad in 2025 om RSV-vaccinatie programmatisch aan te bieden voor mensen van 75 jaar en ouder, medische risicogroepen en bewoners van instellingen voor langdurige zorg van 60 tot 75 jaar. Eerst moet er voldoende duidelijkheid zijn over de verwachte beschermingsduur van vaccinatie en de timing van eventuele herhaalvaccinaties (Gezondheidsraad 2025). 

Passieve immunisatie

Zuigelingen en jonge kinderen < 2 jaar met specifieke medische indicaties kunnen passief geïmmuniseerd worden met monoklonale antilichamen ter preventie van ernstige ondersteluchtweginfecties veroorzaakt door RSV. De volgende 2 monoklonale antistoffen zijn momenteel geregistreerd in Nederland:

  • palivizumab (Synagis). Een kinderarts of neonatoloog stelt de indicatie voor de toediening van palivizumab (Standpunt NVK 2021);
  • nirsevimab (Beyfortus). 

Vanaf najaar 2025 immunisatie met nirsevimab voor kinderen < 1 jaar via het Rijksvaccinatieprogramma. De implementatie hiervan staat gepland inhet najaar van 2025, zie ook Gezondheidsraad 2024 en de Kamerbrief.

Algemene preventieve maatregelen

Geef de volgende generieke adviezen voor het voorkomen van respiratoire infecties: zie hiervoor het kader Adviezen bij klachten op de pagina Luchtweginfecties van de RIVM-website. 

Reiniging, desinfectie en sterilisatie

Conform de LCI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie in de openbare gezondheidszorg. Volg voor zorglocaties de SRI-richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten.

Maatregelen

Meldingsplicht

Voor individuele gevallen van een RSV-infectie is er geen meldingsplicht. 

Hoofden van instellingen waar voor infectieziekten kwetsbare populaties verblijven, dienen ernstige aandoeningen van vermoedelijke infectieuze aard, waaronder ook luchtweginfecties, binnen 1 werkdag te melden bij de GGD Gemeentelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke gezondheidsdienst ), conform artikel 26 van de Wet publieke gezondheid. Voor meer informatie zie het LCI-draaiboek Artikel 26-meldingen Wpg-instellingen.

Bron- en contactonderzoek

Niet van toepassing.

Maatregelen ten aanzien van index, contacten en bron

Binnen het gezin dient extra aandacht te worden besteed aan hoest- en handhygiëne. Transmissie binnen het gezin is vrijwel niet te voorkomen. In de meeste gevallen wordt het RSV geïntroduceerd in het gezin door een kind dat naar de kinderopvang of school gaat (Heikkinen 2015, Munywoki 2014). 

Volg bij een uitbraak van een RSV-infectie in een zorginstelling de SRI-richtlijn Isolatie; aanbevelingen voor isolatie en het draaiboek Luchtweginfecties in instellingen.

Bij één of meerdere gevallen van luchtweginfecties, waaronder door RSV, is op een kinderopvang het extra belangrijk om te letten op handhygiëne en nies- en hoesthygiëne van de medewerkers en kinderen, (extra) schoonmaken en voldoende ventilatie. Zie hiervoor ook de Hygiënerichtlijn Kinderopvang.

Aanvullende adviezen op bovenstaande richtlijnen zijn de volgende: 

  • Let extra op het schoonmaken van speelgoed (zie de Hygiënerichtlijn Kinderopvang). Speelgoed dat in de mond gaat moet dagelijks worden schoongemaakt. Dit kan op het einde van de dag als de kinderen naar huis zijn. Desinfecteren (bijvoorbeeld met alcohol of chloor) is niet noodzakelijk en wordt afgeraden, vanwege de impact op het milieu, het risico op resistentie en in verband met de toxiciteit van de middelen. Het reinigen van speelgoed na ieder contact met een kind is niet haalbaar, omdat speelgoed in korte tijd met vele kinderen in contact komt en omdat dit veel tijd kost.

  • Gebruik daarnaast speelgoed voor de jongste kinderen zoveel mogelijk kindgebonden (bijvoorbeeld knuffels, bijtspeelgoed). 

Postexpositieprofylaxe

Geen.

Wering

Wering van school, kinderopvang of consultatiebureau is niet zinvol. Contact met dit virus, dat in de winter veelvuldig circuleert, is niet te vermijden. Kinderen met een luchtweginfectie (zoals verkoudheid) kunnen, als ze zich goed voelen, gewoon naar de kinderopvang. Een kind is namelijk al besmettelijk kort voor het begin van symptomen en heeft dus waarschijnlijk anderen al besmet. 

Voor wering van medewerkers, zie Wering van werk.

Arbeidsrelevante aanvullingen

Deze aanvullingen zijn geschreven voor en door bedrijfsartsen en beschrijven de preventieve maatregelen om het oplopen van infectieziekten tijdens het werk te voorkomen (werknemer als risicoloper) en de maatregelen/aanpassingen die genomen kunnen worden bij vaststelling van de infectieziekte bij de werknemer (werknemer als risicovormer). In de werksituatie gelden de Arbowet, het arbeidsomstandighedenbesluit en de Europese Richtlijn 2000/54 gericht op preventie. Zie ook biologische agentia in de wet (Arboportaal.nl).

Ziekteverschijnselen in relatie tot arbeid 

Zie Ziekteverschijnselen. Doorgaans zal een werknemer met een RSV-infectie als zij zich goed voelen, niet tot nauwelijks beperkt worden in zijn functioneren. Beperkingen kunnen worden geduid door de bedrijfsarts.

Arbeidsgerelateerde risicogroepen

Risicolopers

Beroepsgroepen met een verhoogde kans op infectie zijn werknemers in de gezondheidszorg met direct patiëntencontact (Azziz-Baumgartner 2024, Sepkowitz 1996) en werknemers in de kinderopvang (Bright 1999). 

Risicovormers

Beroepsgroepen met verhoogde kans op transmissie naar (kwetsbare) derden zijn werknemers in de gezondheidszorg met direct patiëntencontact met kwetsbare patiënten (Chu 2014, Hall 1982, Moreira 2018). Het is aannemelijk dat ook medewerkers in de kinderopvang bijdragen aan de verspreiding van RSV, maar hier is geen literatuur over. 

Werknemers met een verhoogde kans op ernstig beloop

Zie hiervoor Verhoogde kans op ernstig beloop. Oudere medewerkers met onderliggende chronische aandoeningen zullen de meest voorkomende kwetsbare medewerkers zijn. In de RI&E moet rekening gehouden zijn met de medische risicogroepen en de demografie van de werknemerspopulatie.

Preventieve maatregelen op het werk 

Voor meer informatie, zie ook Algemene preventieve maatregelen. Volg bij de preventieve maatregelen op het werk de bio-arbeidshygiënische strategie. RSV valt onder categorie 2 van de biologische agentia (EG 2020). 

Op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn werkgevers verplicht om maatregelen te nemen zodat hun werknemers veilig en gezond kunnen werken. Hiertoe behoort herhaaldelijke voorlichting over besmettingsrisico en te nemen preventieve maatregelen volgens de bio-arbeid hygiënische strategie, om de kans op besmetting van medewerkers te minimaliseren (SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)). 

In de patiëntenzorg worden aanvullende maatregelen gehanteerd ten aanzien van:

Overige informatie:

Vaccinatie werknemers 

Zoals beschreven in de Factsheet RSV-vaccinatie/immunisatie bestaat de mogelijkheid tot vaccinatie van oudere werknemers tegen RSV. Op basis van individuele beoordeling van het beroepsmatig risico op een RSV-infectie en het individuele risico op ernstig beloop, kan de indicatie worden bepaald. 

Toelichting arbobeleid ten aanzien van vaccinatie van werknemers 

Als uit de RI&E blijkt dat er een risico bestaat voor de gezondheid van werknemers terwijl er effectieve inentingen in Nederland beschikbaar zijn, dan moet de werkgever een vaccinatie aanbieden (Artikel 4.91 Arbeidsomstandighedenbesluit). Vaccinatie is bedoeld als aanvulling op andere (preventieve) maatregelen. Naast vaccinatie ter directe bescherming van werknemer, dient vaccinatie ter bescherming van derden in de afweging te worden meegenomen (Gezondheidsraad Subcommissie Vaccinatie werknemers).

  • De bedrijfsarts adviseert, in samenspraak met de arbeidshygiënist, de werkgever op basis van risico-inventarisatie over het werk.
  • De werkgever biedt vaccinatie aan werknemer aan met de begeleidende individuele voorlichting. De werknemers moeten op de hoogte worden gebracht van de voor- en nadelen en worden bijgestaan in een individuele afweging.
  • De vaccinatie maakt onderdeel uit van de arbeidsgeneeskundige begeleiding en vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een bedrijfsarts.
  • De werknemer beslist over het al dan niet vaccineren.
  • De aan de werknemers aangeboden vaccinatie mag geen kosten voor hen met zich meebrengen. De kosten van vaccinatie zijn voor de werkgever.
  • Er kan een vaccinatiekaart worden opgesteld, die aan de betrokken werknemer en op verzoek aan de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven.

Maatregelen en wering van werk

Maatregelen

Zorgmedewerkers met klachten van een bovensteluchtweginfectie die fit genoeg zijn om te kunnen werken, vormen een potentieel risico voor anderen. Het naleven van de Preventieve maatregelen op het werk inclusief het dragen van een mondneusmasker (CM IIR) bij contact met anderen is van extra belang. 

Wering

Wering van werk of de uitvoering van vervangende taken kan in het geval van de zorg voor patiënten met een verhoogd risico op een ernstig beloop (zie Verhoogde kans op ernstig beloop) aan de orde zijn. Hiervoor kan de bedrijfsgeneeskundige dienst/bedrijfsarts in afstemming met de afdeling infectiepreventie van de instelling/organisatie afspraken maken. Medewerkers dienen op de hoogte te zijn van de maatregelen die binnen hun organisatie van kracht zijn.

Melden als beroepsziekte 

Indien de ziekte (waarschijnlijk) is opgelopen tijdens de beroepsuitoefening is de bedrijfsarts verplicht (Arbeidsomstandighedenwet, artikel 9.3) dit (online) te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB).

Bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten zijn de afgelopen 10 jaar (tussen 2014 en 2025) geen meldingen geregistreerd van beroepsgebonden RSV-infectie. Gezien het vaak milde beloop en het algemeen voorkomen in de maatschappij is relatie met werk niet altijd even makkelijk te leggen. Daarnaast heeft het NCvB te maken met structurele onderrapportage. 

Literatuur

  • AAP. Respiratory Syncytial Virus. In: Kimberlin DW, Banerjee R, Barnett ED, Lynfield R, Sawyer MH, editors. Red Book: 2024–2027 Report of the Committee on Infectious Diseases: American Academy of Pediatrics; 2024. p. 0.
  • Andeweg SP, Schepp RM, van de Kassteele J, Mollema L, Berbers GAM, van Boven M. Population-based serology reveals risk factors for RSV respiratoir syncytieel virus (respiratoir syncytieel virus ) infection in children younger than 5 years. Scientific Reports. 2021;11(1):8953. https://doi.org/10.1038/s41598-021-88524-w
  • Azziz-Baumgartner E, Hirsch A, Yoo YM, Peretz A, Greenberg D, Avni YS, et al. Incidence of laboratory-confirmed influenza and RSV and associated presenteeism and absenteeism among healthcare personnel, Israel, influenza seasons 2016 to 2019. Eurosurveillance. 2024;29(31):2300580. https://doi.org/10.2807/1560-7917.ES.2024.29.31.2300580
  • Battles MB, McLellan JS. Respiratory syncytial virus entry and how to block it. Nat Rev Microbiol. 2019;17(4):233-45. https://doi.org/10.1038/s41579-019-0149-x
  • Berbers G, Mollema L, van der Klis F, den Hartog G, Schepp R. Antibody Responses to Respiratory Syncytial Virus: A Cross-Sectional Serosurveillance Study in the Dutch Population Focusing on Infants Younger Than 2 Years. The Journal of Infectious Diseases. 2020;224(2):269-78. https://doi.org/10.1093/infdis/jiaa483
  • Black PC. Systematic review of the biology and medical management of respiratory syncytial virus infection. Respir Care. 2003;48(3):209-31; discussion 31-3.
  • Bont L, Checchia PA, Fauroux B, Figueras-Aloy J, Manzoni P, Paes B, et al. Defining the Epidemiology and Burden of Severe Respiratory Syncytial Virus Infection Among Infants and Children in Western Countries. Infect Dis Ther. 2016;5(3):271-98. https://doi.org/10.1007/s40121-016-0123-0
  • Bright KA, Calabro K. Child care workers and workplace hazards in the United States: overview of research and implications for occupational health professionals. Occup Med (Lond). 1999;49(7):427-37. https://doi.org/10.1093/occmed/49.7.427
  • Brunwasser SM, Snyder BM, Driscoll AJ, Fell DB, Savitz DA, Feikin DR, et al. Assessing the strength of evidence for a causal effect of respiratory syncytial virus lower respiratory tract infections on subsequent wheezing illness: a systematic review and meta-analysis. Lancet Respir Med. 2020;8(8):795-806. https://doi.org/10.1016/s2213-2600(20)30109-0
  • CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention). Chronic Conditions as Risk Factors for RSV-Associated Hospitalization. 2024. Beschikbaar via: https://stacks.cdc.gov/view/cdc/148673.
  • Chan M, Park JJ, Shi T, Martinón-Torres F, Bont L, Nair H. The burden of respiratory syncytial virus (RSV) associated acute lower respiratory infections in children with Down syndrome: A systematic review and meta-analysis. J Glob Health. 2017;7(2):020413. https://doi.org/10.7189/jogh.07.020413
  • Chu HY, Englund JA, Podczervinski S, Kuypers J, Campbell AP, Boeckh M, et al. Nosocomial transmission of respiratory syncytial virus in an outpatient cancer center. Biol Blood Marrow Transplant. 2014;20(6):844-51. https://doi.org/10.1016/j.bbmt.2014.02.024
  • Dawood FS, McMorrow ML. Elucidating the outpatient burden of RSV disease in children. Lancet Respir Med. 2025;13(2):106-8. https://doi.org/10.1016/s2213-2600(24)00402-8
  • EG. Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 83/391/EEG). Brussel; 2020. Beschikbaar via: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:02000L0054-20200624
  • Falsey AR, Hennessey PA, Formica MA, Cox C, Walsh EE. Respiratory syncytial virus infection in elderly and high-risk adults. N Engl J Med. 2005;352(17):1749-59. https://doi.org/10.1056/NEJMoa043951
  • Figueras-Aloy J, Manzoni P, Paes B, Simões EA, Bont L, Checchia PA, et al. Defining the Risk and Associated Morbidity and Mortality of Severe Respiratory Syncytial Virus Infection Among Preterm Infants Without Chronic Lung Disease or Congenital Heart Disease. Infect Dis Ther. 2016;5(4):417-52. https://doi.org/10.1007/s40121-016-0130-1
  • French CE, McKenzie BC, Coope C, Rajanaidu S, Paranthaman K, Pebody R, et al. Risk of nosocomial respiratory syncytial virus infection and effectiveness of control measures to prevent transmission events: a systematic review. Influenza Other Respir Viruses. 2016;10(4):268-90. https://doi.org/10.1111/irv.12379
  • Gezondheidsraad. Immunisatie tegen RSV in het eerste levensjaar. Den Haag: Gezondheidsraad 2024; publicatienr. 2024/03. 2024.
  • Gezondheidsraad. Advies RSV-vaccinatie voor ouderen. 2025.27-03-2025 Beschikbaar via: https://www.gezondheidsraad.nl/onderwerpen/vaccinaties/documenten/adviezen/2025/03/27/advies-rsv-vaccinatie-voor-ouderen.
  • Glezen WP, Taber LH, Frank AL, Kasel JA. Risk of primary infection and reinfection with respiratory syncytial virus. Am J Dis Child. 1986;140(6):543-6. https://doi.org/10.1001/archpedi.1986.02140200053026
  • Grayson SA, Griffiths PS, Perez MK, Piedimonte G. Detection of airborne respiratory syncytial virus in a pediatric acute care clinic. Pediatr Pulmonol. 2017;52(5):684-8. https://doi.org/10.1002/ppul.23630
  • Haerskjold A, Kristensen K, Kamper-Jørgensen M, Nybo Andersen AM, Ravn H, Graff Stensballe L. Risk Factors for Hospitalization for Respiratory Syncytial Virus Infection: A Population-based Cohort Study of Danish Children. Pediatr Infect Dis J. 2016;35(1):61-5. https://doi.org/10.1097/inf.0000000000000924
  • Hall CB. Respiratory syncytial virus: its transmission in the hospital environment. Yale J Biol Med. 1982;55(3-4):219-23.
  • Hall CB, Douglas RG, Jr. Modes of transmission of respiratory syncytial virus. J Pediatr. 1981a;99(1):100-3. https://doi.org/10.1016/s0022-3476(81)80969-9
  • Hall CB, Douglas RG, Jr., Geiman JM. Possible transmission by fomites of respiratory syncytial virus. J Infect Dis. 1980;141(1):98-102. https://doi.org/10.1093/infdis/141.1.98
  • Hall CB, Douglas RG, Jr., Schnabel KC, Geiman JM. Infectivity of respiratory syncytial virus by various routes of inoculation. Infect Immun. 1981b;33(3):779-83. https://doi.org/10.1128/iai.33.3.779-783.1981
  • Hall CB, Geiman JM, Biggar R, Kotok DI, Hogan PM, Douglas GR Gezondheidsraad (Gezondheidsraad ), Jr. Respiratory syncytial virus infections within families. N Engl J Med. 1976;294(8):414-9. https://doi.org/10.1056/nejm197602192940803
  • Hall CB, Walsh EE, Long CE, Schnabel KC. Immunity to and frequency of reinfection with respiratory syncytial virus. J Infect Dis. 1991;163(4):693-8. https://doi.org/10.1093/infdis/163.4.693
  • Hall CB, Weinberg GA, Blumkin AK, Edwards KM, Staat MA, Schultz AF, et al. Respiratory syncytial virus-associated hospitalizations among children less than 24 months of age. Pediatrics. 2013;132(2):e341-8. https://doi.org/10.1542/peds.2013-0303
  • Hall CB, Weinberg GA, Iwane MK, Blumkin AK, Edwards KM, Staat MA, et al. The burden of respiratory syncytial virus infection in young children. N Engl J Med. 2009;360(6):588-98. https://doi.org/10.1056/NEJMoa0804877
  • Havers FP, Whitaker M, Melgar M, Chatwani B, Chai SJ, Alden NB, et al. Characteristics and Outcomes Among Adults Aged ≥60 Years Hospitalized with Laboratory-Confirmed Respiratory Syncytial Virus - RSV-NET, 12 States, July 2022-June 2023. MMWR Morbidity and Mortality Weekly Report (Morbidity and Mortality Weekly Report ) Morb Mortal Wkly Rep. 2023;72(40):1075-82. https://doi.org/10.15585/mmwr.mm7240a1
  • Heikkinen T, Valkonen H, Waris M, Ruuskanen O. Transmission of respiratory syncytial virus infection within families. Open Forum Infect Dis. 2015;2(1):ofu118. https://doi.org/10.1093/ofid/ofu118
  • Kaler J, Hussain A, Patel K, Hernandez T, Ray S. Respiratory syncytial virus: a comprehensive review of transmission, pathophysiology, and manifestation. Cureus. 2023;15(3):e36342. https://doi.org/10.7759/cureus.36342
  • Kampmann B, Madhi SA, Munjal I, Simões EAF, Pahud BA, Llapur C, et al. Bivalent Prefusion F Vaccine in Pregnancy to Prevent RSV Illness in Infants. N Engl J Med. 2023;388(16):1451-64. https://doi.org/10.1056/NEJMoa2216480
  • Kenmoe S, Nair H. The disease burden of respiratory syncytial virus in older adults. Current Opinion in Infectious Diseases. 2024:10.1097/QCO.0000000000001000. https://doi.org/10.1097/qco.0000000000001000
  • Korsten K, Adriaenssens N, Coenen S, Butler C, Ravanfar B, Rutter H, et al. Burden of respiratory syncytial virus infection in community-dwelling older adults in Europe (RESCEU): an international prospective cohort study. Eur Respir J. 2021;57(4). https://doi.org/10.1183/13993003.02688-2020
  • Korsten K, Adriaenssens N, Coenen S, Butler CC, Pirçon JY, Verheij TJM, et al. Contact with young children increases the risk of respiratory infection in older adults in Europe-the RESCEU study. J Infect Dis. 2022;226(Suppl 1):S79-s86. https://doi.org/10.1093/infdis/jiab519
  • Korsten K, Blanken MO, Nibbelke EE, Moons KG, Bont L. Prediction model of RSV-hospitalization in late preterm infants: An update and validation study. Early Hum Dev. 2016;95:35-40. https://doi.org/10.1016/j.earlhumdev.2016.01.020
  • Kulkarni H, Smith CM, Lee Ddo H, Hirst RA, Easton AJ, O'Callaghan C. Evidence of Respiratory Syncytial Virus Spread by Aerosol. Time to Revisit Infection Control Strategies? Am J Respir Crit Care Med. 2016;194(3):308-16. https://doi.org/10.1164/rccm.201509-1833OC
  • Kutsaya A, Teros-Jaakkola T, Kakkola L, Toivonen L, Peltola V, Waris M, et al. Prospective clinical and serological follow-up in early childhood reveals a high rate of subclinical RSV infection and a relatively high reinfection rate within the first 3 years of life. Epidemiol Infect. 2016;144(8):1622-33. https://doi.org/10.1017/s0950268815003143
  • Langedijk AC, Bont LJ. Respiratory syncytial virus infection and novel interventions. Nat Rev Microbiol. 2023;21(11):734-49. https://doi.org/10.1038/s41579-023-00919-w
  • Lehners N, Tabatabai J, Prifert C, Wedde M, Puthenparambil J, Weissbrich B, et al. Long-Term Shedding of Influenza Virus, Parainfluenza Virus, Respiratory Syncytial Virus and Nosocomial Epidemiology in Patients with Hematological Disorders. PLoS One. 2016;11(2):e0148258. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0148258
  • Lessler J, Reich NG, Brookmeyer R, Perl TM, Nelson KE, Cummings DA. Incubation periods of acute respiratory viral infections: a systematic review. Lancet Infect Dis. 2009;9(5):291-300. https://doi.org/10.1016/s1473-3099(09)70069-6
  • Li Y, Wang X, Blau DM, Caballero MT, Feikin DR, Gill CJ, et al. Global, regional, and national disease burden estimates of acute lower respiratory infections due to respiratory syncytial virus in children younger than 5 years in 2019: a systematic analysis. Lancet. 2022a;399(10340):2047-64. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(22)00478-0
  • Li Y, Wang X, Broberg EK, Campbell H, Nair H. Seasonality of respiratory syncytial virus and its association with meteorological factors in 13 European countries, week 40 2010 to week 39 2019. Euro Surveill. 2022b;27(16). https://doi.org/10.2807/1560-7917.Es.2022.27.16.2100619
  • Lindsley WG, Blachere FM, Davis KA, Pearce TA, Fisher MA, Khakoo R, et al. Distribution of Airborne Influenza Virus and Respiratory Syncytial Virus in an Urgent Care Medical Clinic. Clinical Infectious Diseases. 2010;50(5):693-8. https://doi.org/10.1086/650457
  • Linssen RS, Bem RA, Kapitein B, Rengerink KO, Otten MH, den Hollander B, et al. Burden of respiratory syncytial virus bronchiolitis on the Dutch pediatric intensive care units. Eur J Pediatr. 2021;180(10):3141-9. https://doi.org/10.1007/s00431-021-04079-y
  • Manzoni P, Figueras-Aloy J, Simões EAF, Checchia PA, Fauroux B, Bont L, et al. Defining the Incidence and Associated Morbidity and Mortality of Severe Respiratory Syncytial Virus Infection Among Children with Chronic Diseases. Infect Dis Ther. 2017;6(3):383-411. https://doi.org/10.1007/s40121-017-0160-3
  • Meissner HC. Selected populations at increased risk from respiratory syncytial virus infection. The Pediatric infectious disease journal. 2003;22(2):S40-S5.
  • Moreira LP, Watanabe ASA, Camargo CN, Melchior TB, Granato C, Bellei N. Respiratory syncytial virus evaluation among asymptomatic and symptomatic subjects in a university hospital in Sao Paulo, Brazil, in the period of 2009-2013. Influenza Other Respir Viruses. 2018;12(3):326-30. https://doi.org/10.1111/irv.12518
  • Moyes J, Walaza S, Pretorius M, Groome M, von Gottberg A, Wolter N, et al. Respiratory syncytial virus in adults with severe acute respiratory illness in a high HIV prevalence setting. J Infect. 2017;75(4):346-55. https://doi.org/10.1016/j.jinf.2017.06.007
  • Munywoki PK, Koech DC, Agoti CN, Kibirige N, Kipkoech J, Cane PA, et al. Influence of age, severity of infection, and co-infection on the duration of respiratory syncytial virus (RSV) shedding. Epidemiol Infect. 2015;143(4):804-12. https://doi.org/10.1017/s0950268814001393
  • Munywoki PK, Koech DC, Agoti CN, Lewa C, Cane PA, Medley GF, et al. The source of respiratory syncytial virus infection in infants: a household cohort study in rural Kenya. J Infect Dis. 2014;209(11):1685-92. https://doi.org/10.1093/infdis/jit828
  • Nduaguba SO, Tran PT, Choi Y, Winterstein AG. Respiratory syncytial virus reinfections among infants and young children in the United States, 2011-2019. PLoS One. 2023;18(2):e0281555. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0281555
  • Nguyen-Van-Tam JS, O'Leary M, Martin ET, Heijnen E, Callendret B, Fleischhackl R, et al. Burden of respiratory syncytial virus infection in older and high-risk adults: a systematic review and meta-analysis of the evidence from developed countries. Eur Respir Rev. 2022;31(166). https://doi.org/10.1183/16000617.0105-2022
  • Okiro EA, White LJ, Ngama M, Cane PA, Medley GF, Nokes DJ. Duration of shedding of respiratory syncytial virus in a community study of Kenyan children. BMC Infect Dis. 2010;10:15. https://doi.org/10.1186/1471-2334-10-15
  • Openshaw PJ, Tregoning JS. Immune responses and disease enhancement during respiratory syncytial virus infection. Clin Microbiol Rev. 2005;18(3):541-55. https://doi.org/10.1128/cmr.18.3.541-555.2005
  • Prasad N, Walker TA, Waite B, Wood T, Trenholme AA, Baker MG, et al. Respiratory Syncytial Virus-Associated Hospitalizations Among Adults With Chronic Medical Conditions. Clin Infect Dis. 2021;73(1):e158-e63. https://doi.org/10.1093/cid/ciaa730
  • Reeves RM, van Wijhe M, Lehtonen T, Stona L, Teirlinck AC, Vazquez Fernandez L, et al. A Systematic Review of European Clinical Practice Guidelines for Respiratory Syncytial Virus Prophylaxis. J Infect Dis. 2022;226(Suppl 1):S110-s6. https://doi.org/10.1093/infdis/jiac059
  • Reis J, Shaman J. Retrospective Parameter Estimation and Forecast of Respiratory Syncytial Virus in the United States. PLoS Comput Biol. 2016;12(10):e1005133. https://doi.org/10.1371/journal.pcbi.1005133
  • Reukers D, van Asten L, Hooiveld M, Jongenotter F, de Lange M, Teirlinck A, et al. Surveillance of acute respiratory infections in the Netherlands: winter 2022/2023. SARS-CoV-2, influenza virus, RSV and other respiratory viruses. Surveillance van acute luchtweginfecties in Nederland: winter 2022/2023: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM; 2023.
  • Rosas-Salazar C, Chirkova T, Gebretsadik T, Chappell JD, Peebles RS, Jr., Dupont WD, et al. Respiratory syncytial virus infection during infancy and asthma during childhood in the USA (INSPIRE): a population-based, prospective birth cohort study. Lancet. 2023;401(10389):1669-80. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(23)00811-5
  • Russell CD, Unger SA, Walton M, Schwarze J. The Human Immune Response to Respiratory Syncytial Virus Infection. Clin Microbiol Rev. 2017;30(2):481-502. https://doi.org/10.1128/cmr.00090-16
  • Savic M, Penders Y, Shi T, Branche A, Pirçon JY. Respiratory syncytial virus disease burden in adults aged 60 years and older in high-income countries: A systematic literature review and meta-analysis. Influenza Other Respir Viruses. 2023;17(1):e13031. https://doi.org/10.1111/irv.13031
  • Scheltema NM, Nibbelke EE, Pouw J, Blanken MO, Rovers MM, Naaktgeboren CA, et al. Respiratory syncytial virus prevention and asthma in healthy preterm infants: a randomised controlled trial. Lancet Respir Med. 2018;6(4):257-64. https://doi.org/10.1016/s2213-2600(18)30055-9
  • Sepkowitz KA. Occupationally acquired infections in health care workers. Part I. Ann Intern Med. 1996;125(10):826-34. https://doi.org/10.7326/0003-4819-125-10-199611150-00007
  • Shan S, Zhang W, Gao H, Huang P-Y, Du Z, Bai Y, et al. Global Seasonal Activities of Respiratory Syncytial Virus Before the Coronavirus Disease 2019 Pandemic: A Systematic Review. Open Forum Infectious Diseases. 2024;11(5). https://doi.org/10.1093/ofid/ofae238
  • Shi T, Balsells E, Wastnedge E, Singleton R, Rasmussen ZA, Zar HJ, et al. Risk factors for respiratory syncytial virus associated with acute lower respiratory infection in children under five years: Systematic review and meta-analysis. J Glob Health. 2015;5(2):020416. https://doi.org/10.7189/jogh.05.020416
  • Shi T, Denouel A, Tietjen AK, Campbell I, Moran E, Li X, et al. Global Disease Burden Estimates of Respiratory Syncytial Virus-Associated Acute Respiratory Infection in Older Adults in 2015: A Systematic Review and Meta-Analysis. J Infect Dis. 2020;222(Suppl 7):S577-s83. https://doi.org/10.1093/infdis/jiz059
  • Shi T, Vennard S, Jasiewicz F, Brogden R, Nair H. Disease Burden Estimates of Respiratory Syncytial Virus related Acute Respiratory Infections in Adults With Comorbidity: A Systematic Review and Meta-Analysis. J Infect Dis. 2022;226(Suppl 1):S17-s21. https://doi.org/10.1093/infdis/jiab040
  • SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Maatregelen bij het werken met biologische agentia (preventie); cited 2025 1-3-2025]. Beschikbaar via: https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/maatregelen.
  • Teirlinck A, Kasteren Pv. Prevention of respiratory syncytial virus (RSV) disease in infants. Background information for the Health Council of the Netherlands. Preventie van RSV bij jonge kinderen Actuele achtergrond informatie voor de Gezondheidsraad: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM; 2023.
  • UKHSA. (UK Health Security Agency). Green Book Ch. 27a v2_0 Respiratory syncytial virus. (Geraadpleegd 24-02-2024): https://www.gov.uk/government/publications/respiratory-syncytial-virus-the-green-book-chapter-27a
  • van Erp E. The role of maternal antibodies in RSV infection. Emphasis on functionality and implications in disease: Radboud University Nijmegen; 2019.
  • van Hasselt TJ, Webster K, Gale C, Draper ES, Seaton SE. Children born preterm admitted to paediatric intensive care for bronchiolitis: a systematic review and meta-analysis. BMC Pediatr. 2023;23(1):326. https://doi.org/10.1186/s12887-023-04150-7
  • Vartiainen P, Jukarainen S, Rhedin SA, Prinz A, Hartonen T, Vabalas A, et al. Risk factors for severe respiratory syncytial virus infection during the first year of life: development and validation of a clinical prediction model. Lancet Digit Health. 2023;5(11):e821-e30. https://doi.org/10.1016/s2589-7500(23)00175-9
  • Walsh E, Englund J. Ch.158. Respiratory Syncytial Virus. 2020. In: Mandell, Douglas, and Bennett's Principles and practice of infectious diseases Revised ninth ed, 2020 [Internet]. Philadelphia: Elsevier.
  • Walsh EE. Respiratory Syncytial Virus Infection: An Illness for All Ages. Clin Chest Med. 2017;38(1):29-36. https://doi.org/10.1016/j.ccm.2016.11.010
  • Walsh EE, Peterson DR, Falsey AR. Risk factors for severe respiratory syncytial virus infection in elderly persons. J Infect Dis. 2004;189(2):233-8. https://doi.org/10.1086/380907
  • Wang X, Li Y, Shi T, Bont LJ, Chu HY, Zar HJ, et al. Global disease burden of and risk factors for acute lower respiratory infections caused by respiratory syncytial virus in preterm infants and young children in 2019: a systematic review and meta-analysis of aggregated and individual participant data. Lancet. 2024;403(10433 Mar 30):1241-53. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(24)00138-7
  • Widmer K, Zhu Y, Williams JV, Griffin MR, Edwards KM, Talbot HK hemorragische koorts (hemorragische koorts ). Rates of hospitalizations for respiratory syncytial virus, human metapneumovirus, and influenza virus in older adults. J Infect Dis. 2012;206(1):56-62. https://doi.org/10.1093/infdis/jis309
  • Wildenbeest JG, Billard MN, Zuurbier RP, Korsten K, Langedijk AC, van de Ven PM, et al. The burden of respiratory syncytial virus in healthy term-born infants in Europe: a prospective birth cohort study. Lancet Respir Med. 2023;11(4):341-53. https://doi.org/10.1016/s2213-2600(22)00414-3 
  • Zhang XL, Zhang X, Hua W, Xie ZD, Liu HM, Zhang HL, et al. Expert consensus on the diagnosis, treatment, and prevention of respiratory syncytial virus infections in children. World J Pediatr. 2024;20(1):11-25. https://doi.org/10.1007/s12519-023-00777-9 

Overige richtlijnen en lopende studies