Veterinaire informatie bij de LCI-richtlijn Influenza van dierlijke oorsprong | Zie Versiebeheer
Doel van de veterinaire informatie bij een LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-richtlijn is om de GGD (Gemeentelijke gezondheidsdienst )-professional te voorzien van context die relevant kan zijn voor bestrijding van de infectieziekte bij de mens. Dit kan bijvoorbeeld bijdragen aan bronopsporing en begrip van de epidemiologie. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.
Dierlijke reservoirs
Influenza type A-virussubtypen komen van oorsprong uit het vogelrijk. De tractus digestivus van wilde watervogels behorend tot de orde Anseriformes (eenden) en Charadriiformes (meeuwen) vormt het oorspronkelijke reservoir voor vrijwel alle influenza A-subtypen. Ze komen voor bij wilde vogels en pluimvee, te weten kippen, eenden, ganzen en kalkoenen. Influenzavirussen type A zijn ook beschreven bij (water)vogels, honden, katten, paarden, ezels, fretten, nertsen, walvissen, zeehonden, leeuwen, varkens en vleermuizen (Wallensten 2007). Veel van deze virussen komen alleen bij die specifieke diersoort voor, zoals H7N7 en H3N8 paardengriepvirus. Griepvirussen vanuit vogels, varkens, zeehonden en koeien hebben tot infectie bij de mens kunnen leiden.
Epidemiologie
Verspreiding in de wereld bij dieren
Er komen wereldwijd laagpathogene (LPAI (laagpathogene aviare influenza )) en hoogpathogene (HPAI (hoogpathogene aviaire influenza )) stammen voor bij wilde (water)vogels. Langs trekroutes verspreiden vogels (via hun feces) aviaire influenza binnen de eigen soort en komen ze ook in contact met andere soorten trekvogels en pluimvee.
Binnen pluimveepopulaties kunnen LPAI-virussen van de subtypes H5 en H7 muteren tot HPAI-virussen.
H5N1-virus is onder vogels inmiddels wereldwijd verspreid en het aantal gevallen in uitbraken ligt veel hoger dan voorheen. Ook worden HPAI-infecties vastgesteld in gebieden waar dit eerder niet of nauwelijks voorkwam. Zo is HPAI H5N1-virus verspreid in Noord-Amerika en vanaf eind 2022 ook naar Zuid-Amerika. Er is wereldwijd toename van het aantal besmette vogels met HPAI H5-virussen, maar ook een geografische uitbreiding.
Sinds het najaar van 2021 is er in dieren wereldwijd en in Europa een toename van de verspreiding van HPAI-subtype H5N1, met name de clade 2.3.4.4b. Deze clade is gevonden bij gehouden en wilde vogels, maar ook bij verschillende zoogdieren wereldwijd. In meer dan 30 zoogdiersoorten is nu H5N1-infectie vastgesteld. In 2022 is een toename van het absolute aantal HPAI-positieve zoogdieren vastgesteld. Deze zoogdieren (carnivoren) vertoonden ook neurologische verschijnselen (Cronk 2023) (zie ook Ziekteverschijnselen bij dieren). In oktober 2022 werd clade 2.3.4.4b vastgesteld bij een nertsenbedrijf in Spanje. Het virus kon zich mogelijk tussen nertsen verspreiden (Agüero 2023). Ook onder zeeleeuwen in Peru was er mogelijk onderlinge transmissie tussen deze dieren. Bij die dieren werd mutatie PB2-T271a gevonden, die duidt op adaptatie van het virus aan zoogdieren. In 2023 zijn er tevens bij katten in Polen infecties aangetoond met H5N1 (Rabalski 2023) en in Finland bij pelsdierhouderijen met nertsen en vossen (Lindh 2023). Er zijn veel genetische verschillen tussen de stammen die circuleren in zoogdieren in Noord-Amerika en Europa, het is nog onduidelijk wat dit betekent voor de kans op transmissie naar mensen.
In 2024 werd in de VS voor het eerst melding gemaakt van H5N1-clade 2.3.4.4b in herkauwers (melkkoeien, geiten en alpaca’s). Het virus was in juni 2024 aangetoond in melkmonsters en in keelwatten van koeien op 83 melkveebedrijven in 9 staten (Texas, Kansas, New Mexico, Colorado, Ohio, Idaho, Michigan, North Carolina en South Dakota). Het op de melkveebedrijven aangetroffen virus behoorde tot dezelfde clade die sinds 2021 wereldwijd, waaronder in Nederland, uitbraken veroorzaakte bij pluimvee, wilde vogels en bepaalde zoogdieren (carnivoren). Enkele personen in de VS zijn uit melkkoeien besmet geraakt (zie Epidemiologie). Zie de website van de World Organisation for Animal Health voor de actuele situatie over het voorkomen van hoogpathogene aviaire influenza in zoogdieren.
Influenza in varkens (H1 en H3) komt algemeen voor (wereldwijd). Dit leidt meestal niet tot opvallende epidemieën met veel schade voor dieren en veehouders (zie ook Ziekteverschijnselen bij dieren). H1N1, H3N2 en H1N2 zijn endemisch in de Europese varkenspopulatie (ESNIP 2013). Er circuleert een toenemend aantal genotypen varkensinfluenzavirussen en het voorkomen bij varkens is wereldwijd iets toegenomen (Ma 2020).
Bij zoogdieren is naast H5 en H7 virustype ook het H9-virustype bij verschillende soorten aangetroffen. H9N2 is gerapporteerd in varkens, honden, paarden, fretten, otters, vleermuizen en dassen (Carnaccini 2020).
Voorkomen in Nederland bij dieren
Nederland ligt op het kruispunt van twee belangrijke vogeltrekroutes. Hierdoor is het geografisch een locatie waar potentieel veel wilde watervogels met aviaire influenza voorkomen. Sinds het najaar van 2020 is HPAI in wilde vogels in Nederland permanent aanwezig. Dit leidt tot een toegenomen sterfte van Nederlandse vogels en in Nederland broedende vogels. De sterfte verschilt per vogelsoort, maar is onder andere opgetreden in de brandgans, de grote stern en Jan-van-Genten (in het Verenigd Koninkrijk) en in Nederland recent veel in meeuwen. Erasmus MC (Medisch Centrum ) monitort ook in levende wilde vogels en vindt daarbij veel influenza bij wilde eenden en smienten.
Net als in de hele wereld is er ook in Nederland een opkomst van H5N1-clade 2.3.4.4b in gehouden pluimvee. Van oktober 2021 tot en met maart 2023 zijn 90 pluimveebedrijven besmet geraakt met H5N1-virus en geruimd, daarnaast ook nog 44 hobbypluimveelocaties. Opvallend is dat daarbij in Nederland vooral individuele introducties op hebben getreden en de bedrijf-tot-bedrijf besmettingen beperkt leken (genetische verwantschap van de virusstammen op bedrijven is vastgesteld met whole genome sequencing). In 2022 zijn er bijna onafgebroken nieuwe gevallen geconstateerd bij pluimvee in Nederland, echter vanaf november 2022 is dit afgenomen. Waarschijnlijk komt dit omdat dit subtype (dat genen van het meeuwen-LPAI heeft) vermoedelijk minder affiniteit voor pluimvee heeft.
Varkensinfluenza komt in Nederland op veel bedrijven voor.
In 2022 is bij verschillende zoogdieren in Nederland (vooral aaseters zoals vossen en bunzingen) besmetting met H5N1 vastgesteld. Erasmus MC heeft in een seroprevalentie-onderzoek steenmarters, vossen en bunzingen 20-29% positief bevonden. Op basis van fylogenetisch onderzoek door WBVR (Wageningen Bioveterinary research (voorheen Centraal veterinair instituut CVI) ) is er in januari 2024 geen aanwijzing dat het virus zich binnen zoogdieren in Nederland verspreid. Wel is bij 10/17 van de bij WBVR onderzochte stammen uit zoogdieren de E627K-mutatie in PB2 aangetoond, die past bij adaptatie van het virus aan zoogdieren. Deze mutatie is niet gevonden bij wilde vogels in Nederland. In februari 2024 werd in Nederland een ander H5-virustype, H5N5, gevonden bij een boommarter met neurologische verschijnselen. In de virussequenties werd de mutatie E627K in het PB2-gen gevonden en een deletie in het NA-gen, duidend op aanpassing aan zoogdieren. Opvallend is dat deze mutaties bij H5N5-virussen, in contrast met bijvoorbeeld H5N1 aviaire influenza, ook regelmatig in wilde vogels werden gevonden.
Incubatieperiode bij dieren
De incubatietijd van influenza A-virussen bij dieren varieert per dier en per type virus. Bij kippen bedraagt de incubatietijd enkele uren tot enkele dagen. Bij varkens en paarden gemiddeld 1 tot 3 dagen, bij varkens is deze oplopend tot enkele weken.
Ziekteverschijnselen bij dieren
Bij (water)vogels bevinden aanhechtingsreceptoren voor influenza A zich in de luchtwegen en het darmkanaal. Bij varkens, paarden en honden in de luchtwegen.
Sommige virustypen leiden tot ernstige ziekte of overlijden bij vogels: hoogpathogene aviaire influenza (HPAI). Andere typen vogelgriep verlopen juist mild of zelfs subklinisch bij vogels: laagpathogene aviaire influenza (LPAI).
Bij watervogels infecteren LPAI-virussen darmepitheelcellen en verloopt de infectie meestal subklinisch tot mild. Bij andere vogelsoorten, waaronder pluimvee, vermeerdert het LPAI-virus zich in de luchtwegen, maar ook het darmkanaal. Naast milde respiratoire verschijnselen kan een (lichte) daling van eiproductie en voeropname optreden.
Bij pluimvee veroorzaken sommige subtypen (hoogpathogeen H5 en H7) snel verlopende ziekte die duidelijk zichtbaar is en tot sterfte leidt. HPAI H5- en H7-virussen geven bij eenden, ganzen, duiven en struisvogels meestal minder symptomen dan bij kippen, maar kunnen tot ernstige ziekteverschijnselen leiden waarbij verschillende orgaansystemen kunnen worden aangetast, zoals hart of zenuwstelsel (zichtbaar aan verschijnselen als ataxie en torticollis) (Kalthoff 2010, Reperant 2012). Bij kippen en kalkoenen is morbiditeit en mortaliteit bij HPAI hoog; soms sterven de dieren voordat er duidelijke symptomen zijn gezien.
Infectie van zoogdieren met HPAI-virus komt steeds meer voor en geeft wisselende symptomen. Sommige aviaire influenzasubtypen veroorzaken slechts milde klinische symptomen en soms verloopt de infectie zelfs asymptomatisch. Bij zoogdieren kan LPAI soms milde tot ernstige respiratoire verschijnselen veroorzaken. Bij subtype H7 worden oculaire, respiratoire en soms gastro-intestinale verschijnselen gezien (Reperant 2012). Recent zijn ook bij verschillende zoogdiersoorten H5N1-subtypen vastgesteld met neurologische verschijnselen tot gevolg, onder andere bij katten (Rabalski 2023). Er is adaptatie van H5N1 aan zoogdieren aangetoond: in gehouden nertsen gevonden mutaties duiden hierop (Agüero 2023). Ook werden in besmette wilde zoogdieren (carnivoren) adaptaties van het HPAI H5N1-virus gevonden (Bordes 2023, Chestakova 2023, Vreman 2023).
De koeien die in 2024 ziek werden van H5N1 hadden een lagere melkproductie, verminderde eetlust, en soms koorts. Er was er weinig tot geen diersterfte.
Bij varkens met H1N1 (klassieke varkensinfluenza) is er hoge koorts, respiratieproblemen, conjunctivitis en erytheem van de huid. Daarnaast kan een infectie leiden tot abortus en groeivertraging. Varkens herstellen vaak binnen een week. Op sommige varkensbedrijven vertonen de dieren geen ziekteverschijnselen.
Transmissie bij dieren
Besmettingsweg bij dieren
Pluimvee
Geïnfecteerde vogels scheiden virus uit via de luchtwegen en/of de conjunctivae en/of de feces. De infectieuze dosis in feces en respiratoire secreta van vogels met HPAI virus is meestal hoger dan die in vogels met (asymptomatische) LPAI-infecties. Watervogels en pluimvee dragen AI (aviaire influenza (vogelgriep) ) ook fecaal-oraal over (bij watervogels via het wateroppervlak).
Pluimveebedrijven kunnen via infectieuze mest ook indirect besmet worden, via bezoekers of materiaal (vrachtwagens, kratten, schoeisel). Ook het verplaatsen van levende dieren leidt tot verspreiding. Daarnaast kunnen de wind en de mechanische ventilatie van een bedrijf een rol spelen in besmetting van omliggende bedrijven (Alexander 2007).
Influenzavirus kan door contaminatie van feces aanwezig zijn op en in het ei. Broedeieren worden van buiten gedesinfecteerd, zodat het risico op infectie via eieren laag is. Door het koken van eieren wordt eventueel aanwezig virus geïnactiveerd. Virusoverdracht van een HPAI-virus via het ei op nakomelingen is onwaarschijnlijk omdat in de meeste gevallen het embryo zal afsterven door de infectie.
Zoogdieren
Zoogdieren (inclusief varkens) kunnen worden besmet via de luchtwegen en de conjunctivae (H7-subtype). Sommige typen van HPAI H5N1 kunnen worden overgedragen door het eten van besmette karkassen (roofvogel, vos, katachtigen, hond). Katten en honden kunnen (experimenteel en natuurlijk) worden geïnfecteerd door het eten van besmette vogels. In 2024 zijn ook melkkoeien in de VS op meerdere bedrijven positief bevonden met H5N1, contact met wilde vogels (direct of indirect) was waarschijnlijk de bron van H5N1 op deze melkveebedrijven. Ook geiten en alpaca’s in de VS die in contact stonden met pluimvee met H5N1 zijn besmet geraakt (WAHIS (woah.org)).
Besmettelijke periode bij dieren
Besmettelijke periode aviaire influenza
Voor uitbraken met HPAI-virus is gesteld dat vogels vanaf 14 dagen voor symptomen al besmettelijk kunnen zijn voor mensen. HPAI H5N1-virus wordt door wilde watervogels gedurende 3-11 dagen uitgescheiden (Reperant 2012).
Bij die gevallen waarbij LPAI-infectie virologisch kan worden aangetoond, kan gesteld worden dat er minimaal in de 2-4 weken voorafgaand aan detectie blootstelling moet zijn geweest. Indien de LPAI-infectie alleen serologisch kan worden aangetoond, kan de ‘besmettelijke periode’ onvoldoende nauwkeurig worden bepaald. Dit kan weken tot maanden voorafgaande aan detectie zijn geweest (Gonzales 2021). Wilde eenden raken LPAI meestal 5-7 dagen na infectie kwijt. Uitscheiding van LPAI door andere wilde watervogels kan 3-4 weken aanhouden.
De mate waarin influenzavirussen gevoelig zijn voor luchtvochtigheid en temperatuur verschilt per subtype. In vogelfeces kan – afhankelijk van externe condities - het virus ruim een maand infectieus blijven (Alexander 2007). In water kan LPAI gedurende enkele maanden infectieus blijven (Reperant 2012).
Besmettelijke periode varkensinfluenza
Varkens scheiden 2-5 dagen na infectie het meeste virus uit, maar virusuitscheiding kan tot 4 weken aanhouden. Op sommige bedrijven kan het virus blijven rondgaan, afhankelijk van de aanwezigheid van gevoelige dieren en daarmee kan de blootstelling voor mensen die in contact staan met besmette varkensbedrijven langer zijn (Ma 2020).
Besmettelijkheid bij dieren
De feces van met LPAI of HPAI besmette (water)vogels kan overal terechtkomen en pluimvee met een buitenuitloop loopt daarmee een groter risico op besmetting dan binnengehouden pluimvee. Het virus blijft in feces lang infectieus. Binnen een bedrijf kan LPAI-virus zich ontwikkelen tot HPAI-virus. Besmettelijkheid van vogels kan toenemen door stress zoals bijvoorbeeld bij vervoer of op ‘wet markets’ in Azië.
Recent zijn er meerdere gevallen geweest van influenza A bij zoogdieren (anders dan varkens) in Europese landen. De zorg is dat deze diersoorten mogelijk een ‘mixing vessel’ vormen voor subtypen die gevaarlijk zijn voor de mens. Er zijn bij verschillende zoogdieren mutaties gevonden in H5N1-virussen die erop duiden dat het virus zich aan zoogdieren aanpast en daarmee besmettelijker wordt voor de mens (Agüero 2023). Gehouden nertsen vormen hierbij een risico, zeker als zij rauwe pluimveeproducten te eten krijgen (Mok 2023). In Nederland worden geen nertsen meer gehouden.
Wilde vogels, pluimvee of zoogdieren verdacht van infectie met aviaire influenza worden door WBVR onderzocht met een PCR-test. Deze M-PCR test kan alle influenza A-virussen aantonen. Swabs genomen van de keel of cloaca van verdachte dieren worden eerst getest met M-PCR en indien positief, in de subtypespecifieke PCR-testen voor H5 en H7 (alleen subtypen H5- en H7-virussen zijn bij pluimvee bestrijdingsplichtig). Of het virus laag- of hoogpathogeen is, wordt vervolgens bepaald door sequencen van de splitsingsplaats van het HA-eiwit. Swabs van keel of cloaca waarop PRC-testen worden uitgevoerd geven lang niet altijd een conclusie, omdat de infectie zich bij sommige zoogdieren als een diepe luchtweginfectie presenteert (bijvoorbeeld bij varkens). Dan is serologie nodig om infectie vast te stellen. Bloedmonsters van dieren kunnen worden getest op de aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenzavirussen door middel van een ELISA gericht op het NP-eiwit. Deze test kan alle influenza A-virussen aantonen. Vervolgens wordt een HAR (haemaglutinatie remmingsreacties )-test uitgevoerd om te bepalen of het bloed antistoffen tegen de bestrijdingsplichtige subtypen H5 of H7 bevat.
Immunisatie bij dieren
Vaccinatie van pluimvee tegen aviaire influenza wordt sinds maart 2023 toegestaan door de Europese Commissie. Wel zijn hier nog strikte eisen aan verbonden met betrekking tot monitoring en surveillance van gevaccineerde koppels. Er zijn (nog) geen vaccins tegen HPAI H5-virussen geregistreerd in Europa en/of Nederland.
Voor varkens is er een vaccin op de markt met drie subtypes (H1N1, H3N2, H1N2). Vaccinatie van varkens is niet verplicht of verboden en wordt door ongeveer 60-70% van de bedrijven gedaan.
Voor paarden en ezels bestaan er vaccins tegen influenza. Vaccinatie van paarden is verplicht voor sportpaarden die deelnemen aan wedstrijden door de nationale en internationale paardensportbond (resp. KNHS en FEI). Daarnaast kunnen pensionstallen vaccinaties eisen om paarden te mogen stallen. Vaccinatie voorkomt infectie en uitscheiding bij paarden niet, maar verkort ziekte en vermindert uitscheiding.
Preventieve maatregelen bij dieren
Preventieve maatregelen bij dieren bestaan in eerste instantie uit de veterinaire meldingsplicht en inzetten van maatregelen zoals ruimingen van de dieren en vervoersbeperkingen, zie Meldingsplicht veterinair. Daarnaast bestaat er surveillance om zicht te houden op het voorkomen bij dieren.
Zie voor informatie over persoonlijke beschermingsmaatregelen bij ruimingen van pluimvee bijlage Persoonlijke beschermingsmaatregelen van het draaiboek Hoogpathogene aviaire influenza op een pluimveebedrijf.
De NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ) heeft een handleiding voor hygiënische maatregelen voor medewerkers van de Dierenambulance, de Dierenbescherming en overige organisaties die worden ingezet bij het ophalen, verpakken en vervoeren van kadavers van wilde (water)vogels.
Maatregelen om introductie en verspreiding van dierlijke influenzavirussen te beperken zijn o.a.:
- Algemene hygiënemaatregelen in acht nemen op bedrijven met dieren;
- Bedrijfskleding dragen, achterlaten en wassen op het bedrijf, voertuigen schoonmaken en desinfecteren, bedrijfsgebonden laarzen schoonmaken en desinfecteren;
- Medewerkers informeren over ziekteverschijnselen bij dieren die kunnen wijzen op influenza en (juist gebruik van) beschermende maatregelen. Indien van toepassing deelname aan monitoring (pluimvee);
- Wilde vogels uit stallen houden door het gebruik van afdeknetten, geen poelen of vijvers bij het bedrijf.
Reinigen en desinfecteren van dierverblijven
Geruimde verdachte of bewezen besmette pluimveebedrijven worden pas veterinair virusvrij verklaard (Schoonverklaring door afdeling R&O van NVWA) na reiniging en desinfectie volgens de protocollen van de NVWA.
Meldingsplicht veterinair
De bestrijding van aviaire influenza bij pluimvee is vastgelegd in Europese richtlijnen en geïmplementeerd in nationale wetgeving. De NVWA houdt hier toezicht op. Sinds juli 2023 is er ook een meldingsplicht voor zoogdieren.
Voor aviaire influenza bij bedrijfspluimvee geldt een aangifteplicht voor dierhouders, dierenartsen en laboratoria. Er geldt een bestrijdingsplicht wanneer vastgesteld wordt dat het om een HPAI- of een LPAI-virus van het type H5 of H7 gaat. Dierhouders en dierenartsen moeten ziekteverschijnselen bij pluimvee melden die kunnen wijzen op een besmetting met aviaire influenza.
Voor pluimvee is er een verplichte surveillance. Pluimveebedrijven en dierenartsen zijn verplicht om bij verhoogde uitval, verminderde legproductie en voer- en wateropname een melding te doen bij de NVWA. Minimaal één keer per jaar worden bij alle commerciële pluimveebedrijven bloedmonsters afgenomen. Bedrijven met vrije uitloop zijn verplicht vier keer per jaar bloedmonsters te laten afnemen, omdat deze bedrijven een grotere kans op een besmetting hebben. Daarnaast hebben dierenartsen en de GD (Gezondheidsdienst voor Dieren ) de mogelijkheid om – buiten de meldplicht om - monsters in te sturen naar WBVR ter uitsluiting van vogelgriep.
Voor zoogdieren bestaat er voor medewerkers van onderzoeksinstellingen, dierenartsen of (tijdelijke) houders een plicht te melden indien vogelgriep bij een zoogdier aangetroffen wordt. Dit geldt voor een positieve uitslag op een H5-specifieke ELISA-, HAR- en PCR-test voor hoogpathogene vogelgriep (HPAI) bij een zoogdier (zie Vogelgriep | NVWA).
Meldingsplicht en bestrijdingsplicht bij pluimvee
Alle aviaire influenza-typen bij pluimvee zijn meldingsplichtig, echter niet alle aviaire influenza-typen zijn bestrijdingsplichtig. Er wordt bij pluimvee onderscheid gemaakt tussen:
- hoogpathogene AI (HPAI H5/H7): zowel veterinair meldingsplichtig als bestrijdingsplichtig
- laagpathogene AI (LPAI H5/H7): zowel veterinair meldingsplichtig als bestrijdingsplichtig
- laagpathogene AI (niet zijnde LPAI H5/H7): veterinair meldingsplichtig, niet bestrijdingsplichtig
Protocollen en draaiboeken veterinair
Zie Vogelgriep | NVWA.
Behandeling bij dieren
Pluimvee met HPAI wordt geruimd. Bij varkens en andere gehouden dieren worden soms secundaire bacteriële infecties behandeld.
- Agüero M, Monne I, Sánchez A, Zecchin B, Fusaro A, Ruano MJ, et al. Highly pathogenic avian influenza A(H5N1) virus infection in farmed minks, Spain, October 2022. Eurosurveillance. 2023;28(3):2300001. https://doi.org/doi:https://doi.org/10.2807/1560-7917.ES.2023.28.3.2300001
- Alexander DJ. An overview of the epidemiology of avian influenza. Vaccine. 2007;25(30):5637-44. https://doi.org/10.1016/j.vaccine.2006.10.051
- Bordes L, Vreman S, Heutink R, Roose M, Venema S, Pritz-Verschuren SBE, et al. Highly Pathogenic Avian Influenza H5N1 Virus Infections in Wild Red Foxes (Vulpes vulpes) Show Neurotropism and Adaptive Virus Mutations. Microbiol Spectr. 2023;11(1):e0286722. https://doi.org/10.1128/spectrum.02867-22
- Carnaccini S, Perez DR. H9 Influenza Viruses: An Emerging Challenge. Cold Spring Harb Perspect Med. 2020;10(6). https://doi.org/10.1101/cshperspect.a038588
- Chestakova IV, van der Linden A, Bellido Martin B, Caliendo V, Vuong O, Thewessen S, et al. High number of HPAI H5 virus infections and antibodies in wild carnivores in the Netherlands, 2020–2022. Emerging Microbes & Infections. 2023;12(2):2270068. https://doi.org/10.1080/22221751.2023.2270068
- Cronk BD, Caserta LC, Laverack M, Gerdes RS, Hynes K, Hopf CR, et al. Infection and tissue distribution of Highly Pathogenic Avian Influenza A type H5N1 (clade 2.3.4.4b) in Red Fox kits (Vulpes vulpes). Emerg Microbes Infect. 2023:2249554. https://doi.org/10.1080/22221751.2023.2249554
- ESNIP. European Surveillance Network for Influenza in Pigs 3 2013. Beschikbaar via: https://cordis.europa.eu/project/id/259949. Geraadpleegd op April.
- Gonzales JL, Pritz-Verschuren S, Bouwstra R, Wiegel J, Elbers ARW, Beerens N. Seasonal risk of low pathogenic avian influenza virus introductions into free-range layer farms in the Netherlands. Transbound Emerg Dis. 2021;68(1):127-36. https://doi.org/10.1111/tbed.13649
- Kalthoff D, Globig A, Beer M. (Highly pathogenic) avian influenza as a zoonotic agent. Vet Microbiol. 2010;140(3-4):237-45. https://doi.org/10.1016/j.vetmic.2009.08.022
- Lindh E, Lounela H, Ikonen N, Kantala T, Savolainen-Kopra C, Kauppinen A, et al. Highly pathogenic avian influenza A(H5N1) virus infection on multiple fur farms in the South and Central Ostrobothnia regions of Finland, July 2023. Eurosurveillance. 2023;28(31):2300400. https://doi.org/doi:https://doi.org/10.2807/1560-7917.ES.2023.28.31.2300400
- Ma W. Swine influenza virus: Current status and challenge. Virus Research. 2020;288:198118. https://doi.org/https://doi.org/10.1016/j.virusres.2020.198118
- Mok CKP, Qin K. Mink infection with influenza A viruses: an ignored intermediate host? One Health Advances. 2023;1(1):5. https://doi.org/10.1186/s44280-023-00004-0
- Rabalski L, Milewska A, Pohlmann A, Gackowska K, Lepionka T, Szczepaniak K, et al. Emergence and potential transmission route of avian influenza A (H5N1) virus in domestic cats in Poland, June 2023. Eurosurveillance. 2023;28(31):2300390. https://doi.org/doi:https://doi.org/10.2807/1560-7917.ES.2023.28.31.230…
- Reperant LA, Kuiken T, Osterhaus AD. Influenza viruses: from birds to humans. Hum Vaccin Immunother. 2012;8(1):7-16. https://doi.org/10.4161/hv.8.1.18672
- Vreman S, Kik M, Germeraad E, Heutink R, Harders F, Spierenburg M, et al. Zoonotic Mutation of Highly Pathogenic Avian Influenza H5N1 Virus Identified in the Brain of Multiple Wild Carnivore Species. Pathogens. 2023;12(2). https://doi.org/10.3390/pathogens12020168
- Wallensten A. Influenza virus in wild birds and mammals other than man. Microbial Ecology in Health and Disease. 2007;19(2):122-39. https://doi.org/10.1080/08910600701406786