Bijlage bij de LCI-richtlijn Mazelen

In deze bijlage van de LCI-richtlijn Mazelen worden de maatregelen buiten en binnen het ziekenhuis voor zowel werknemers als patiënten beschreven. 

1. Inleiding

In de gezondheidzorg is het noodzakelijk om het risico op verspreiding van mazelen naar kwetsbare patiënten zo laag mogelijk te houden door alert te zijn op mazelen, adequate infectiepreventie en beschermende maatregelen toe te passen. Werkgevers en werknemers zijn hiervoor samen verantwoordelijk. In het kader van de Arbeidsomstandighedenwet (zie Wettelijk kader Arbeidsomstandighedenwet) is de werkgever verantwoordelijk voor het voorlichten en beschermen van werknemers voorlichten en zo nodig vaccinatie aan te bieden. 

De doelstelling hiervan is:

  1. het beschermen van werknemers tegen ziekte;
  2. het beschermen van patiënten;
  3. voorkomen dat ‘derden’ zoals vrijwilligers en bezoekers besmet kunnen worden.

In Nederland is de kans om als gezondheidszorgwerknemer mazelen op te lopen over het algemeen erg klein. In het ziekenhuis kunnen werknemers in de gezondheidszorg vooral, maar niet uitsluitend, op de afdelingen SEH, kindergeneeskunde en interne geneeskunde in aanraking komen met mazelenpatiënten. Ook buiten het ziekenhuis is tijdens een epidemie, met name in regio's met een lage vaccinatiegraad, de kans op besmetting van zorgwerknemers reëel. Denk daarbij vooral, maar niet uitsluitend, aan daar waar zorg aan jonge kinderen wordt gegeven: huisartsenpraktijken (zie ook Mazelen in de huisartsenpraktijk), ambulancezorg en jeugdgezondheidszorg.

Met het oog op een goede en praktische uitvoerbaarheid zijn de adviezen gebaseerd op eenvoudig vast te stellen criteria, te weten geboortejaar, anamnestisch doorgemaakte mazeleninfectie en (anamnestische) vaccinatiestatus. Deze zijn te vinden in hoofdstuk 2

In hoofdstuk 3 worden adviezen gegeven voorgezondheidszorgwerknemers buiten het ziekenhuis. 

In hoofdstuk 4  worden adviezen gegeven voor werknemers binnen het ziekenhuis. Omdat in het ziekenhuis veel kwetsbare patiënten op dezelfde afdeling verblijven, is het voorkómen van transmissie naar deze patiënten van nog groter belang op deze afdelingen. In de adviezen voor bescherming van ziekenhuiswerknemers zijn daarom extra criteria opgenomen die meer zekerheid geven over de vaccinatiestatus of bescherming tegen mazelen.

2. Inventariseer de bescherming tegen mazelen

Een gezondheidszorgpraktijk of -organisatie dient bij alle werknemers met contact met patiënten/cliënten met een verhoogde kans op infectie (zie Verhoogde kans op infectie) te inventariseren of zij voldoende beschermd zijn tegen mazelen. De werkgever kan zich bij de voorlichting, het (conform AVG-regelgeving) in kaart brengen van de vaccinatiestatus en het aanbieden van (preventieve) vaccinatie laten bijstaan door de bedrijfsarts/arbodienst. 

2.1 Breng de vaccinatie/immuniteitsstatus in kaart

Inventariseer wie beschermd is volgens het kader Wie is beschermd tegen mazelen en de aanvullende indeling voor de bescherming in de gezondheidszorg. Hieruit volgt dat een éénmalige vaccinatie bij een werknemer in de gezondheidszorg die geen mazelen heeft doorgemaakt onvoldoende is en als matig beschermd beschouwd wordt. Hierbij is speciale aandacht nodig voor werknemers geboren in 1975, 1976 en 1977; zij hebben in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma slechts 1 losse mazelenvaccinatie gehad.

2.2 Eventuele aanvullende documentatie bij twijfel over de mate van bescherming

  • Aan werknemers geboren tussen 1965 en 1975 die twijfelen of ze mazelen hebben doorgemaakt, kan een IgG-test tegen mazelen aangeboden worden.
  • Werknemers geboren na 1992 die twijfelen of ze (volledig) gevaccineerd zijn, kunnen documentatie van hun vaccinaties opvragen via Overzicht van vaccinaties opvragen op Rijksvaccinatieprogramma.nl.

2.3 Bied matig en niet-beschermde werknemers vaccinatie aan

  • Bied matig beschermde werknemers 1 BMR-vaccinatie aan.
  • Bied niet beschermde werknemers 2 BMR-vaccinaties aan met een interval van ten minste 1 maand. Na afronding van de vaccinatieserie vindt er geen titercontrole plaats.

Voor meer informatie over de BMR-vaccinatie, zie Factsheet BMR-vaccinatie.

Volg voor het verdere beleid voor extramurale settings hoofdstuk 3 buiten het ziekenhuis en hoofdstuk 4 voor adviezen binnen het ziekenhuis.

3. Buiten het ziekenhuis 

3.1 Maatregelen en postexpositieprofylaxe in het ziekenhuis

3.1.1 Toelichting

Mazelen is besmettelijk vanaf 4 dagen vóór tot en met 4 volle dagen na het ontstaan van exantheem. Het is dus mogelijk dat pas na de blootstelling blijkt dat een patiënt mazelen heeft en besmettelijk was, of dat achteraf blijkt dat een werknemer met mazelen in zijn of haar besmettelijke periode heeft gewerkt. 

In deze situaties moet geïnventariseerd worden met welke patiënten en welke werknemers de persoon in de besmettelijke periode contact heeft gehad, inclusief de mate van bescherming van de betrokkenen (vaccinatiestatus of mazelen doorgemaakt) en of er immuungecompromitteerde of zwangere* contacten zijn onder het personeel dat werkzaam was.

* In verband met de privacy van de werknemers (AVG) dient het inventariseren van de immuunstatus en de gezondheidsstatus, alsmede het vaccineren en toedienen van immunoglobuline bij personeel belegd te worden bij een arbodienst, bedrijfsarts of externe partij. 

3.1.2 Werknemers die contact hebben gehad met een besmettelijk persoon met mazelen

Tabel: Blootgestelde werknemers
Blootgestelde werknemersMaatregelen
Voldoende beschermde werknemersGeen.
Matig en niet-beschermde werknemers zonder verhoogd risico op ernstig beloop van mazelen
  • Dien BMR-vaccinatie toe, liefst binnen 72 uur na blootstelling, maar anders ook daarna om herbesmetting of toekomstige besmetting te voorkomen.
  • Overweeg werknemers die werken met kwetsbare groepen vanaf 5 dagen tot 18 dagen na onbeschermde blootstelling aan mazelen niet met deze groepen te laten werken
  • Bij eerste mogelijke symptomen van ziekte direct stoppen met werk.
  • Niet-beschermde werknemers krijgen na ten minste 1 maand een tweede BMR-vaccinatie, tenzij zij mazelen hebben ontwikkeld.

Matig en niet-beschermde werknemers met verhoogd risico op ernstig verloop. Dit zijn:

  • Titercontrole bij twijfel over bescherming.
  • Overweeg, in overleg met behandelend arts, zo spoedig mogelijk toediening van immunoglobuline, uiterlijk tot en met 6 dagen na blootstelling. Het doel is mitigeren van het ziektebeeld.
  • Overweeg werknemers die werken met kwetsbare groepen vanaf 5 dagen tot 18 dagen na onbeschermde blootstelling aan mazelen niet met deze groepen te laten werken
  • Bij eerste mogelijke symptomen van ziekte direct stoppen met werk.
  • Indien de niet-beschermde zwangere werknemer geen mazelen heeft ontwikkeld, krijgt zij na de zwangerschap 2 BMR-vaccinaties aangeboden met een interval van ten minste 1 maand; de 1e BMR-vaccinatie wordt ten minste 6 weken, maar bij voorkeur 3 maanden na de (laatste) IgG-toediening gegeven.
  • Indien de matig beschermde zwangere werknemer geen mazelen heeft ontwikkeld, krijgt zij na de zwangerschap 1 BMR-vaccinatie aangeboden; deze wordt 3 maanden na de (laatste) IgG-toediening gegeven.

3.1.3 Patiënten die contact hebben gehad met een besmettelijk persoon met mazelen

Tabel: Blootgestele patiënten
Blootgestelde patiëntenMaatregelen
Voldoende beschermde patiëntenGeen.
Matig en niet-beschermde patiënten zonder verhoogd risico op ernstig beloop

Voor uitgebreide informatie zie Postexpositieprofylaxe in de richtlijn.

Matig en niet-beschermde patiënten met een verhoogd risico op ernstig beloop. Dit zijn: 

  • Titercontrole bij twijfel over bescherming.
  • Overweeg, in overleg met behandelend arts, zo spoedig mogelijk toediening van immunoglobuline, uiterlijk tot en met 6 dagen na blootstelling. Het doel is mitigeren van het ziektebeeld.
  • Titercontrole bij twijfel over bescherming:
    • Indien geen beschermende antistoffen aangetoond: isolatieverpleging van 5 dagen na eerste tot 18 dagen na laatste expositie.
    • Bij uitbreken van ziekte SRI-richtlijn Isolatie indicatietabel.
      • Immuuncompetent: tot en met 4 dagen na het uitbreken van het exantheem
      • Immuungecompromitteerden: gedurende gehele ziekteperiode

Voor uitgebreide informatie zie Postexpositieprofylaxe in de richtlijn.

 

4. Binnen het ziekenhuis

4.1 Toelichting op de inventarisatie

Ook in ziekenhuis dient bij alle werknemers met contact met patiënten met een verhoogde kans op infectie of verhoogde kans op ernstig beloop geïnventariseerd te zijn (zie Verhoogde kans op ernstig beloopof zij voldoende beschermd zijn tegen mazelen. Ziekenhuiswerknemers kunnen voor mazelen zowel risicolopers als risicovormers zijn. 

Risicovormers kunnen tijdens hun werk veelvuldig en intensief in contact komen met patiënten die een verhoogde kans hebben op een ernstig beloop van mazelen, zoals onbeschermde zuigelingen en/of onbeschermde volwassenen, onder wie zwangeren en immuungecompromitteerden. Als risicovormers mazelen doormaken en besmettelijk zijn (vanaf 4 dagen vóór tot en met 4 volle dagen na het ontstaan van het exantheem) kunnen zij deze kwetsbare patiënten besmetten met mogelijk verstrekkende gevolgen. Dit speelt met name op afdelingen waar veel van deze meest kwetsbaren worden behandeld. De werkgever kan zich bij de voorlichting, het (conform AVG-regelgeving) in kaart brengen van de vaccinatiestatus en het aanbieden van (preventieve) vaccinatie laten bijstaan door de bedrijfsarts/arbodienst/externe partij. 

4.2 Risico-afdelingen in het ziekenhuis

Afdelingen met een concentratie van meest kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op ernstig beloop worden risicoafdelingen genoemd. Het betreft de volgende afdelingen: kindergeneeskunde, neonatologie, verloskunde en kraamafdeling, interne geneeskunde (waaronder oncologie- en transplantatie-afdeling en overige afdelingen met immuungecompromitteerde patiënten), IC Intensive care (Intensive care) en SEH, werknemers van medisch ondersteunende afdelingen (prikdienst, radiologie, fysiotherapie, etc.), alsook de werknemers van de administratie, schoonmaak en voeding en (para)medische studenten werkzaam op genoemde klinische afdelingen. 

Bij deze risicovormende werknemers moet bij indiensttreding de bescherming tegen mazelen in kaart worden gebracht en kunnen hierbij aanvullende eisen ter onderbouwing van de mate van bescherming worden gevraagd (zie 4.3 Aanvullende eisen (documentatie op risicoafdelingen). Ook moet niet of matig beschermde werknemers, na goede voorlichting hierover, vaccinatie aangeboden worden. Hierbij is extra aandacht nodig voor zwangere en immuungecompromitteerde werknemers binnen deze groep. Zie Factsheet BMR-vaccinatie. 

4.3 Aanvullende eisen (documentatie) op risicoafdelingen

  1. Bewijs van doorgemaakte infectie voor personen geboren tussen 1965 en 1975: De anamnese is niet altijd betrouwbaar. Personen die zeggen mazelen te hebben doorgemaakt blijken soms niet beschermd te zijn en andersom. Om meer zekerheid te hebben dat iemand die anamnestisch mazelen heeft doorgemaakt daadwerkelijk beschermd is, kan IgG tegen mazelen bepaald worden. Een positieve IgG tegen mazelen volstaat.
  2. Bewijs van vaccinatie voor personen die anamnestisch volledig gevaccineerd zijn: de anamnese is niet altijd betrouwbaar. Personen die zeggen gevaccineerd te zijn blijken soms niet beschermd te zijn en andersom. Gezien de tot voor kort hoge vaccinatiegraad in Nederland is de à priori kans echter hoog dat een volwassene volgens het voor zijn of haar leeftijd geldende RVP Rijksvaccinatieprogramma (Rijksvaccinatieprogramma )-schema is gevaccineerd. Om meer zekerheid te krijgen dat iemand die zegt volgens het RVP gevaccineerd te zijn ook werkelijk gevaccineerd is, kan documentatie van de vaccinatie gevraagd worden (Overzicht van vaccinaties opvragen op Rijksvaccinatieprogramma.nl) of een IgG tegen mazelen worden bepaald.

4.4 Vaccinatie voor matig en niet-beschermde werknemers (bij aanstelling)

  • Het vaccinatie-aanbod geldt voor alle werknemers zonder contra-indicatie voor vaccinatie (zie Factsheet BMR-vaccinatie).
  • Bied niet-beschermde werknemers 2 BMR-vaccinaties aan met een interval van ten minste 1 maand.
  • Bied matig beschermde werknemers 1 BMR-vaccinatie aan. 

4.5 Opname van een patiënt met mazelen

Als bij een patiënt een mazeleninfectie wordt vermoed, volg dan de infectiepreventiemaatregelen, inclusief isolatie conform de SRI-richtlijn Isolatie. Houd rekening met de verdenking op een mazelenvirusinfectie bij ontvangst en triage van patiënt. Het opvolgen van de maatregelen is ook van toepassing op volledig (door vaccinatie of doorgemaakte mazelen beschermde werknemers.

4.6 Maatregelen en postexpositieprofylaxe in het ziekenhuis

4.6.1 Toelichting

Mazelen is over het algemeen besmettelijk van 4 dagen vóór tot en met 4 volle dagen na het ontstaan van het exantheem. Gezien de voorkomende variatie in de duur van besmettelijkheid in de populatie die wordt opgenomen in een ziekenhuis, hanteert de SRI echter een periode van 7 dagen na uitbreken van het exantheem. Het is mogelijk dat pas na blootstelling blijkt dat een patiënt mazelen heeft en besmettelijk was of dat achteraf blijkt dat een werknemer met mazelen in zijn of haar besmettelijke periode heeft gewerkt. In dat geval moet geïnventariseerd worden met welke patiënten en welke werknemers de besmettelijke persoon contact heeft gehad. Met het oog op het al dan niet instellen van een tijdelijke wering van de werkvloer kan bij ziekenhuiswerknemers de mazelen-specifieke IgG-titer worden bepaald.

Normaliter wordt na BMR-vaccinatie geen mazelen-IgG bepaald. Een persoon met voldoende mazelen-specifieke virusneutraliserende antistoffen is weliswaar beschermd tegen mazelen, maar dit betekent niet dat een persoon met een te lage titer per definitie niet beschermd is. De interpretatie van de IgG-titers wordt verder bemoeilijkt door verschillen tussen de testen van verschillende fabrikanten. Voor het postexpositiebeleid in ziekenhuizen kan het echter toch soms nuttig zijn om een IgG-titer te bepalen, bijvoorbeeld om te weten of een werknemer met onbekende vaccinatiestatus na expositie aan mazelen een werkverbod moet krijgen.

4.6.2 Werknemers die contact hebben gehad met een besmettelijk persoon met mazelen

Tabel: Werknemers
Blootgestelde werknemersMaatregelen
Voldoende beschermde werknemersGeen.
Matig en niet-beschermde werknemers, zonder verhoogd risico op ernstig beloop
  • Dien BMR-vaccinatie toe, liefst binnen 72 uur na blootstelling, maar anders ook daarna om herbesmetting of toekomstige besmetting te voorkomen.
  • Neem, bij voorkeur gelijktijdig met toedienen van vaccinatie bloed af voor titercontrole.
    • Indien geen beschermende antistoffen aangetoond: wering van de werkvloer van 5 dagen na eerste tot 18 dagen na laatste blootstelling.
  • Niet-beschermde werknemers krijgen na ten minste 1 maand een tweede BMR-vaccinatie, tenzij zij mazelen hebben ontwikkeld.

Voor uitgebreide informatie zie Postexpositieprofylaxe in de richtlijn.

Matig en niet-beschermde werknemers, met een verhoogd risico op ernstig beloop. Dit zijn:

  • Titercontrole bij twijfel over bescherming.
  • Overweeg, in overleg met behandelend arts, zo spoedig mogelijk toediening van immunoglobuline, uiterlijk tot en met 6 dagen na blootstelling. Het doel is mitigeren van het ziektebeeld.
  • Indien de niet-beschermde zwangere werknemer geen mazelen heeft ontwikkeld, krijgt zij na de zwangerschap 2 BMR-vaccinaties aangeboden met een interval van ten minste 1 maand; de 1e BMR-vaccinatie wordt 3 maanden na de (laatste) IgG-toediening gegeven.
  • Indien de matig beschermde zwangere werknemer geen mazelen heeft ontwikkeld, krijgt zij na de zwangerschap 1 BMR-vaccinatie aangeboden; deze wordt 3 maanden na de (laatste) IgG-toediening gegeven.

Voor uitgebreide informatie zie Postexpositieprofylaxe in de richtlijn.

4.6.3 Patiënten die contact hebben gehad met een besmettelijk persoon met mazelen 

Tabel: Patiënten
Blootgestelde patiënten Maatregelen 
Voldoende beschermde patiëntenGeen
Matig en niet-beschermde patiënten zonder verhoogd risico op ernstig beloop 
  • Dien BMR-vaccinatie toe, liefst binnen 72 uur na blootstelling, maar anders ook later om herbesmetting te voorkomen.
  • Gelijktijdig met vaccinatie bloedafname voor titercontrole.
  • 2e BMR wordt na ten minste 1 maand gegeven. 

Voor uitgebreide informatie zie Postexpositieprofylaxe in de richtlijn.

Matig en niet-beschermde patiënten met een verhoogd risico op ernstig beloop. Dit zijn: 

  • Overweeg, in overleg met behandelend arts, zo spoedig mogelijk toediening van immunoglobuline, uiterlijk tot en met 6 dagen na expositie. Het doel is mitigeren van het ziektebeeld.
  • Titercontrole bij twijfel over bescherming.
    • Indien geen beschermende antistoffen aangetoond: isolatieverpleging van 5 dagen na eerste tot 18 dagen na laatste expositie.
    • Bij uitbreken van ziekte SRI-richtlijn Isolatie indicatietabel.
      • Immuuncompetent: tot en met 4 dagen na het uitbreken van het exantheem
      • Immuungecompromitteerden: gedurende gehele ziekteperiode

Voor uitgebreide informatie zie Postexpositieprofylaxe in de richtlijn.