Samenvatting
Verwekker: C. tetani (sporenvormende bacterie)
Incubatieperiode: 1 dag tot enkele maanden (meestal 3-21 dagen)
Besmettingsweg: Direct via een open wond (straatvuil, stof, mest, aarde), prikverwonding, diepe brandwond of indirect (beet van dier)
Besmettelijke periode: Geen overdracht van mens op mens
Maatregelen: Meldingsplichtige ziekte groep C. Behandeling en postexpositieprofylaxe (actieve of passieve immunisatie)
Symptomen: Specifieke klachten binnen 3 dagen (spasmen, kramp gelaat, opisthotonus, laryngospasmen)
blok
De LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-website is vernieuwd. De richtlijnen hebben een nieuw jasje gekregen, met een iets andere lay-out en indeling. De nieuwe site was nodig voor de veiligheid en toegankelijkheid, voor kostenbesparing en voor technische doorontwikkeling. Kortom, we zijn weer klaar voor de toekomst.
Deze richtlijn is ontwikkeld voor zorgprofessionals werkzaam binnen de infectieziektebestrijding. De primaire doelgroepen zijn GGD- en LCI-professionals. Deze richtlijn bevat adviezen, taken en verantwoordelijkheden en vormt een basis voor het nemen van geïnformeerde beslissingen en het maken van beleid in de praktijk. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.
Vaststelling LOI (Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding ) 29 januari 2019. Diagnostiek vastgesteld januari 2019. Publicatie 21 februari 2019.
Wijzigingen sinds de vaststellling:
- 18 maart 2025: Nieuwe indeling in achtergrondinformatie en een richtlijndeel (met de hoofdstukken Diagnostiek, Preventie en Maatregelen en waar van toepassing arbeidsrelevante aanvullingen en veterinaire informatie). Historie is ondergebracht in andere hoofdstukken en ten dele vervallen.
- 10 oktober 2024: De drie bijlagen zijn samengevoegd tot één bijlage: Stroomschema tetanus postexpositieprofylaxe bij wonden. Hierdoor is de tekst onder paragraaf Postexpositieprofylaxe aangepast.
- 7 juni 2024: Specifieke informatie over het bestellen van TIG (tetanusimmuunglobuline ) middels een artsenverklaring verwijderd, inmiddels is het middel vrij verkrijgbaar en op voorraad te nemen.
- 5 juni 2024: Voor behandeladviezen wordt verwezen naar internationale richtlijnen.
- 17 april 2024: Bijlage Aanpassing PEP (postexpositieprofylaxe )-adviezen kinderen 2024 is geüpdatet naar aanleiding van (Lab)Infact: Kinkhoest (3) 4 april 2024.
- 23 december 2022: De onderbouwing van de dosering TIG is bijgewerkt naar aanleiding van nieuwe internationale aanbevelingen en literatuur.
- 25 november 2022: Vaccinatieschema voor kinderen aangepast conform het RVP (Rijksvaccinatieprogramma ).
- 7 oktober 2022: Tetanusprofylaxe tijdens de zwangerschap is aangepast met de voorkeur voor DKT in het 2e en 3e trimester conform het RVP.
- 10 augustus 2021: TetaQuin wordt niet meer geproduceerd door Sanquin Plasma Products; het vervangende product Tetanus Gamma wordt door Orly Pharma geleverd.
- 26 februari 2021: op meerdere plaatsen aangegeven dat bij zwangeren een DTP (Difterie, Tetanus en Poliomyelitis)-vaccinatie de voorkeur heeft.
- 5 augustus 2020: nieuwe bijlagen Tetanus-postexpositieprofylaxe KINDEREN en Kinkhoest en tetanus aanpassing PEP-adviezen kinderen 2020.
- 7 juli 2019: kleine tekstuele verduidelijking in stroomschema 'onvolledig gevaccineerden en immuungecompromitteerden TIG EN aanvullende vaccinaties/compleet schema).
- 12 maart 2019: Stroomschema Tetanusvaccinatie bij wonden voorzien van aanpassing over keuze vaccin bij kinderen (stond eerder alleen in richtlijntekst). Maart 2019 controle op actualiteit arboparagrafen en 'Werknemers die in het kader van hun werk in het buitenland leven en werken dienen adequaat gevaccineerd te worden conform de LCR (Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering )-richtlijnen' toegevoegd.
Verwekker
Clostridium tetani is een grampositieve sporenvormende anaerobe bacterie. De bacterie groeit niet-invasief rond de porte d’entrée. Kenmerkend zijn sporenvorming en productie van toxines (neurotoxine = tetanospasmine). De sporen zijn zeer resistent tegen omgevingsfactoren, de meeste chemicaliën en verhitting tot temperaturen lager dan 120 o C.
Epidemiologie
Verspreiding in de wereld
Schattingen van WHO (World Health Organization )/UNICEF laten zien dat de vaccinatiegraad van drie doses DTP (Difterie, Tetanus en Poliomyelitis) is gestegen van ongeveer 20 procent in 1980 tot ongeveer 85 procent in 2014. In 2014 hadden 24 landen in Afrika, Midden-Oosten en Azië maternale en neonatale tetanus (MNT) nog niet geëlimineerd (WHO). De landen in de overige continenten hadden MNT al geëlimineerd voor 2000. In deze landen komen nog wel sporadisch tetanusgevallen voor.
In de Verenigde Staten wordt sinds de jaren 30/40 van de vorige eeuw gevaccineerd tegen tetanus en in alle Europese landen is de vaccinatiegraad van drie doses DTP boven de 90 procent (WHO en ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control )). In deze landen zijn er sporadische gevallen onder ongevaccineerden (vaak ouderen). Uitschieter is Italië. Zie ECDC tetanussurveillance and disease data voor de aantallen.
Mortaliteit van gerapporteerde cases varieert van 6-60 procent, afhankelijk van de ernst van de verschijnselen en de behandelingsmogelijkheden, zoals verpleging op intensive care. In de tetanussurveillance over de jaren 1972-2009 in de Verenigde Staten daalde het sterftepercentage van 50 naar 10 procent, wel variërend afhankelijk van de leeftijd en vaccinatiestatus.
Voorkomen in Nederland
Vóór grootschalig gebruik van de tetanusantitoxine, aanvankelijk verkregen uit paardenserum en de invoering van vaccinaties met tetanustoxoïd begin jaren 50 van de vorige eeuw stierven er in Nederland jaarlijks 30-60 mensen aan tetanus (0,1 procent van de totale sterfte). Sinds de vaccinaties is het aantal bijna nul (Wijhe 2016).
Een groot seroprevalentieonderzoek (Pienter2) in 2006-2007 liet zien dat 94 procent van de algemene Nederlandse bevolking beschermd was tegen tetanus (cut-off 0,01IU/ml). De meetkundig gemiddelde concentratie (GMC) was 0,91IU/ml (Steens 2010). Onder de mensen die aangaven dat ze het Rijksvaccinatieprogramma hadden gevolgd, was de seroprevalentie 99 procent met een GMC van 1,5 IU/ml. Lagere seroprevalenties werden gevonden bij:
- mensen die geboren zijn voor 1950 (77 procent);
- eerstegeneratiemigranten uit niet-Westerse landen geboren voor 1984 (86 procent);
- orthodox protestanten (36 procent).
Sinds 1990 is het aantal gevallen van tetanus in Nederland gemiddeld 1,8 per jaar (spreiding 0-5) (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ) 2018). In de periode 2000-2014 stierven 5 mensen aan tetanus. Allen waren geboren voor 1950 (doodsoorzakenregistratie van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek ), RIVM 2018).
Pathogenese
Tetanus treedt op wanneer er ergens in het menselijk lichaam sporen van C. tetani ontkiemen en lokaal toxine produceren. De omstandigheden die leiden tot de ontkieming van tetanussporen (overgang naar de vegetatieve vorm) en de daarop volgende productie van toxine (tetanospasmine) zijn niet geheel bekend, maar een omgeving met een lage zuurstofspanning is hiervoor essentieel. De sporen kunnen maanden tot jaren in het lichaam overleven.
Trauma, weefselnecrose, ophoping van melkzuur, bloedingen en een gestoorde bloedvoorziening kunnen bijdragen aan een geschikt milieu voor uitgroei. De aanwezigheid van sommige chemische stoffen, waaronder in het bijzonder calciumionen, verhoogt de kans op het ontstaan van klinische tetanus. Ook infectie van een wond met pusvormende bacteriën bevordert de ontkieming van tetanussporen, waarschijnlijk door het verbruiken van zuurstof. Verstoring van het normale weefselmetabolisme door aanwezigheid van lichaamsvreemde stoffen zoals geneesmiddelen, drugs, vaccins, vreemde voorwerpen of toxinen van andere bacteriën kan het ontstaan van tetanus bevorderen. Eenmaal gevormd vindt hematogene verspreiding van het toxine door het lichaam plaats.
Het toxine kan de bloed-hersenbarrière niet passeren. Transport via neuronen is de weg waarlangs de toxine het centraal zenuwstelsel bereikt. De toxine bindt aan receptoren van de motorische eindplaat in de spier en gaat vandaar via het axon naar het centraal zenuwstelsel, waar het toxine de reflexboog ontremt, zodat als gevolg van allerlei prikkels voor tetanus typische, ernstige spierspasmen ontstaan. Het toxine is uiterst giftig: < 2,5 ng (nanogram )/kg is fataal voor een mens.
Incubatieperiode
De incubatietijd varieert van 1 dag tot enkele maanden, maar bedraagt meestal 3 tot 21 dagen. De incubatietijd wordt vooral bepaald door de plaats en de aard van de verwonding. De incubatietijd is langer naarmate de wond kleiner en minder gecontamineerd is en naarmate de afstand van de wond tot het centrale zenuwstelsel groter is.
Ziekteverschijnselen
De ziekte begint meestal met niet-specifieke klachten, zoals hoofdpijn en spierstijfheid in de kaken. Vervolgens treden binnen 3 dagen specifieke verschijnselen op, die lokaal of algemeen kunnen zijn.
De ziekteverschijnselen zijn (onder meer) afhankelijk van de leeftijd van de patiënt. Bij volwassenen en oudere kinderen kan tetanus klinisch op drie manieren verlopen:
- gelokaliseerd (zeldzaam);
- gegeneraliseerd (in circa 80 procent van de gevallen);
- cefaal (kan uitmonden in gegeneraliseerde vorm).
Gelokaliseerd
Bij deze vorm treedt alleen stijfheid op in het gebied van de verwonding die gedurende 5-7 dagen aanhoudt. Hierna nemen de klachten af en verdwijnen na ongeveer 2 weken. Soms gaat de gelokaliseerde vorm gepaard met temperatuursverhoging.
Gegeneraliseerd
Kenmerkende verschijnselen zijn:
- toenemende en constante spasmen van de rug en overige spieren; actief bewegen van spieren en uitwendige prikkels (geluid, kou en strelen) kunnen heftige, zeer pijnlijke spierspasmen uitlokken;
- ‘risus sardonicus’, die wordt veroorzaakt door kramp van de gelaatsspieren;
- opistotonus, een gespannen, achterovergebogen lichaamshouding, met het hoofd en de hielen naar beneden;
- de ademhaling wordt bemoeilijkt door laryngospasmen, hetgeen hypoxemie tot gevolg kan hebben; het centrale zenuwstelsel kan hierdoor zodanig beschadigd raken dat de patiënt overlijdt.
Cefaal
Deze vorm van (lokale) tetanus kan optreden bij wonden aan hoofd of gezicht. De incubatietijd is 1 tot 2 dagen en wordt gekenmerkt door spasmen in het verzorgingsgebied van (motorische) hersenzenuwen. Er kan sprake zijn van onwillekeurige, pijnlijke contractie van de kauwspieren (trismus).
Bij zuigelingen is het klinisch verloop vaak enigszins anders dan bij oudere kinderen en volwassenen. Neonatale tetanus treedt op in de eerste levensmaand en is een vorm van gegeneraliseerde tetanus. De incubatietijd is 3-14 (1-28) dagen. Oorzaak is doorgaans uitgroei van C. tetani in de navelstomp. Verschijnselen zijn: zuigproblemen, overmatig huilen, vreemde grimassen, trismus, slikproblemen en opistotonus. Oorzaak van de infectie is dan meestal een onhygiënische methode van afnaveling. Vaccinatie tegen tetanus voor of tijdens de zwangerschap verkleint het risico van neonatale tetanus door passieve overdracht van antistoffen tijdens zwangerschap en borstvoeding.
Complicaties
Fracturen van de wervelkolom of pijpbeenderen kunnen optreden, evenals longembolie, hypertensie, cardiale aritmieën, bacteriële pneumonie en coma.
Mortaliteit
Indien een patiënt snel en adequaat wordt behandeld is het herstel volledig. Het grootste gevaar is aspiratiepneumonie (tijdens spasmen). Het sterftepercentage bedroeg in de tetanussurveillance over de jaren 1995-1997 in de Verenigde Staten 2,3% voor de leeftijdsgroep 20-39 jaar, 16% voor de leeftijdsgroep 40-59 jaar en 18% voor de leeftijdsgroep ouder dan 60 jaar.
De afgelopen 10 jaar is in Nederland slechts één geval van tetanus met dodelijke afloop gezien; dit betrof een ongevaccineerd kind van 4 jaar.
Natuulijke immuniteit
Het doormaken van de ziekte geeft nooit immuniteit. Er zijn in de literatuur patiënten beschreven die tweemaal tetanus hebben gekregen.
Reservoir
De tetanusbacterie komt voor in de bovenste lagen van de bodem. Veel studies laten zien dat spore-vormen vaker voorkomen in een warm, vochtig klimaat en in basische grond die rijk is aan voedingsstoffen. Een Amerikaanse studie uit 1975 toonde echter aan dat spore-vormen voorkwamen in 30 procent van de monsters (n=21), onafhankelijk van klimaat of samenstelling van de bodem (Smith).
Daarnaast wordt C. tetani in het darmkanaal en feces van herbivoren gevonden, zoals paarden, schapen, rundvee, honden, katten, ratten, cavia’s en kippen. Ook dieren kunnen na een verwonding tetanus oplopen met verschijnselen die vergelijkbaar zijn met die bij mensen. Tetanus is echter niet overdraagbaar.
Transmissie
Besmettingsweg
De bron van infectie met C. tetani is meestal contact met straatvuil of mest van dieren (vooral paardenmest).
Voor maternale en neonatale tetanus geldt dat dit vaak optreedt na abortus, miskraam, onhygiënische omstandigheden bij de bevalling en besmetting van de navelstreng (Plotkin 2018).
Sporen of bacteriën komen via een defect in huid of slijmvliezen in het weefsel terecht, ook bij kleine prikverwondingen zoals die bijvoorbeeld ontstaan tijdens tuinieren. Veel gevallen van tetanus ontstaan juist als gevolg van dergelijke kleine verwondingen, omdat mensen met grotere wonden doorgaans tegen tetanus worden ge(re)vaccineerd. Indien een (schaaf)wond zeer oppervlakkig blijft en goed is schoongemaakt, is het risico op tetanus zeer klein (NHS).
Ook een beet van een dier kan leiden tot tetanus. Het risico op tetanus na een honden- of kattenbeet lijkt klein, maar is niet goed onderzocht (Van Slooten 2013). In wonden van 50 patiënten met hondenbeten en 57 patiënten met kattenbeten werd een mediaan aantal van 5 bacteriële isolaten per wond gevonden (spreiding 0-16). Hieronder was geen C. tetani (Talan 1999).
Bij brandwonden: conform de NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap )-behandelrichtlijn Brandwonden is het advies om alleen bij grotere 2e- en 3e-graads brandwonden die bij HA of SEH (Spoedeisende hulp) gezien moeten worden tetanusprofylaxe te geven.
Besmettelijke periode
Niet van toepassing.
Besmettelijkheid
Besmetting van mens op mens is niet beschreven. Er is ook geen directe transmissie van dier op mens aangetoond, wel indirecte transmissie via beten.
Risicogroepen
Verhoogde kans op infectie
- Personen met diepe, uitgebreide en/of verontreinigde wonden (zie NHG-behandelrichtlijn Traumatische wonden en bijtwonden, in het bijzonder ook grotere tweede- en derdegraads brandwonden (zie NHG-behandelrichtlijn Brandwonden);
- gebruikers van intraveneuze drugs;
- personen die door hun activiteiten een verhoogde kans hebben op verwondingen én contact met tetanussporen: tuinieren, veldsporten, mensen die veel met dieren omgaan;
- pasgeboren baby’s van niet-gevaccineerde moeders die onder slechte hygiënische omstandigheden ter wereld komen.
Verhoogde kans op ernstig beloop
Zeer jonge en zeer oude personen hebben een verhoogde kans op een ernstig beloop. Het sterftepercentage bij neonatale tetanus ligt boven de 90%. Mortaliteit is hoger bij mensen van 60 jaar of ouder en bij ongevaccineerden.
Behandeling
Voor behandeling van tetanus wordt naar internationale richtlijnen/reviews verwezen (Bae 2023, Yen 2019, CDC (Centers for Disease Control and Prevention)). De behandeling bestaat uit het voorkómen van binding van toxine aan zenuwuiteinden middels intramusculair tetanus immunoglobuline (TIG (tetanusimmuunglobuline )), stoppen van toxineproductie door chirurgisch debridement van de eventuele wond , antibiotische therapie om residuele toxine-producerende bacteriën te elimineren, controle van spierspasmen middels spierverslappende medicatie en sedatie, en ondersteunende (intensive care-) zorg. Bij de verpleging moet worden gelet op het zoveel mogelijk voorkomen van uitwendige prikkels, het voorkomen van botbreuken en het zorgen voor een vrije ademweg dan wel ondersteunen bij de ademhaling. Na herstel wordt actieve immunisatie geadviseerd omdat het doormaken van de ziekte geen immuniteit geeft.
TIG intramusculair
Toedienen van TIG intramusculair in geval van klinische tetanus is ter neutralisatie van het nog niet gebonden toxine. Tetanustoxine dat al aan zenuwuiteinden gebonden is wordt niet meer geneutraliseerd – daarom moet de toediening van TIG zo snel mogelijk gebeuren bij klinische verdenking van tetanus. De TIG-dosering bij deze indicatie is hoger dan bij tetanus PEP (postexpositieprofylaxe ). De aanbevolen dosis voor volwassenen en kinderen is 3000-6000 IE intramusculair en kan eventueel herhaald worden (a1FB0.tmpa.doc (geneesmiddeleninformatiebank.nl)(PDF)). De optimale dosis voor behandeling is niet vastgesteld. Een lager dosisadvies gebaseerd op expert opinion in het CDC-advies van 500 IE zou ook mogelijk effectief zijn. Ook wordt gesproken over toediening van een deel van de dosis rond de wond. Data voor de onderbouwing voor deze beide aanbevelingen ontbreken. De meeste internationale aanbevelingen en een recent therapeutisch onderzoek gaan uit van 3000 IE i.m., wat dus in Nederland de aanbevolen dosis en toediening blijft (Hao 2022). Wanneer geen humane TIG beschikbaar is, kan paarden-TIG met gelijke uitkomsten gegeven worden (van Hao 2022). TIG is via reguliere routes verkrijgbaar.
TIG intrathecaal en intramusculair
Intrathecale TIG in combinatie met intramusculair TIG geeft geen duidelijke verbetering in klinische uitkomsten en wordt dus niet geadviseerd. In dierstudies leek er wel een gunstig effect te zijn. In een gerandomiseerd onderzoek in Brazilië was de duur van spasmen, ziekenhuisopname en eventuele mechanische ventilatie korter in de groep die naast intramusculair (3000 IE) ook intrathecaal (1000 IE) TIG (n=62) had gekregen dan in de groep met alleen intramusculair TIG (n=58), maar er was geen verschil in mortaliteit (de Barros Miranda-Filho 2004). Echter, in 2022 werd een geblindeerde, gerandomiseerde studie uit Vietnam gepubliceerd waarbij bleek dat intrathecale toediening naast intramusculaire toediening (n=136) geen significante verbetering in klinische uitkomsten (kans op mechanische ventilatie en ook weer niet op overlijden) opleverde ten opzichte van alleen intramusculair TIG in de dosis van 3000 IE (n=136) (van Hao 2022).
Zie ook het Diagnostisch vademecum Clostridium tetani
Directe diagnostiek
De diagnose wordt doorgaans op klinische gronden gesteld. Een enkele maal kan C. tetani uit het wondmateriaal worden geïsoleerd. Indien de kweek positief is, kan de toxigeniciteit geconformeerd worden met behulp van PCR.
Indirecte diagnostiek
Het bepalen van serologie (antistoffen tegen tetanustoxine) heeft geen diagnostische waarde, maar kan worden gebruikt om vaccinatiestatus te bepalen.
Typering voor bron- en contactonderzoek
Niet van toepassing.
Niet-microbiologische diagnostiek
Symptomen als gegeneraliseerde spierstijfheid, hyperreflexie, trismus en de karakteristieke spasmen ondersteunen de diagnose, evenals de aanwezigheid van een normaal bewustzijn en het ontbreken van sensibiliteitstoornissen. De anamnese is vaak ook behulpzaam: was er sprake van een voorafgaande verwonding? En: was de patiënt tegen tetanus gevaccineerd?
Immunisatie
Geregistreerde vaccins en eigenschappen
Er bestaat een los tetanusvaccin (TT) en DKTP (Difterie, kinkhoest, tetanus, polio)-, DTP- en DKT-vaccins (alle geïnactiveerde vaccins). Hiernaast bestaat voor kinderen het DKTP-Hib-HepB-vaccin dat alleen binnen het RVP (Rijksvaccinatieprogramma ) gebruikt wordt.
- Als pre- en postexpositieprofylaxe tegen tetanus kan het enkelvoudige tetanusvaccin gebruikt worden, zie ook het LCR-protocol (alleen voor abonnees) .Voor pre-expositievaccinatie gaat zowel voor de primaire serie, als in geval van revaccinatie, de voorkeur uit naar het iets duurdere D(K)T(P)-vaccin boven het enkelvoudige tetanusvaccin, omdat gelijktijdige (boostering van de) bescherming tegen difterie, kinkhoest en polio nuttig kan zijn.
- Bij zwangeren heeft een combinatievaccin de voorkeur, zie Tetanusprofylaxe bij zwangere vrouwen.
In Nederland wordt DTP niet vergoed als tetanuspostexpositieprofylaxe. TT wordt wel vergoed. Tijdens de zwangerschap worden zowel DTP als DKT vergoed, waarbij DKT beschikbaar is via het RVP.
De volgende TT- en DTP-vaccins zijn geregistreerd voor gebruik in Nederland. Voor een overzicht van DKTP-vaccins zie geregistreerde vaccins in de factsheet factsheet Kinkhoestvaccinatie.
Vaccin | Eenheden tetanustoxoïd | Geregistreerd voor | Overige opmerkingen |
---|---|---|---|
Los tetanusvaccin (TT) Bilthoven Biologicals |
Ten minste 40 IE | Geschikt voor de primaire serie en revaccinatie van kinderen en volwassenen. |
Bevat diverse hulp- en conserveringsmiddelen, waaronder thiomersal. Het wordt daarom bij voorkeur niet tijdens de zwangerschap toegediend. De dosering voor kinderen en volwassenen is gelijk. |
Ten minste 20 IE | Dit vaccin is geregistreerd voor primaire serie vanaf 5 jaar (dus buiten het RVP) of voor revaccinatie van kinderen en volwassenen. |
Bevat diverse hulp- en conserveringsmiddelen, maar geen thiomersal. |
|
DTP Revaxis Sanofi Pasteur |
Ten minste 20 IE | Dit vaccin is geregistreerd voor revaccinatie van kinderen vanaf 6 jaar en volwassenen. Niet geschikt voor het opbouwen van basisimmuniteit. | Bevat diverse hulp- en conserveringsmiddelen, maar geen thiomersal. |
Indicaties
Pre- en postexpositieprofylaxe.
Contra-indicaties
Absolute contra-indicaties komen maar zeer zelden voor, zeker bij geïnactiveerde vaccins. Absolute contra-indicaties zijn:
- een aangetoonde ernstige allergie voor één van de bestanddelen van het vaccin.
- een aangetoonde zeer ernstige allergische reactie na een eerdere toediening van hetzelfde vaccin.
- Een relatief risico is een verhoogde bloedingsneiging; men kan dan overwegen om de vaccinatie subcutaan i.p.v. intramusculair toe te dienen. Voor volwassenen geldt dat intramusculair gevaccineerd kan worden bij verworven stollingsstoornissen door medicatie en bij gebruik van trombocytenaggregatieremmers, mits het volume ≤1 ml is en de vaccinatieplaats gedurende 2 min stevig wordt afgedrukt zonder wrijven. Bij gebruik coumarinederivaten moet INR (International Normalized Ratio) stabiel zijn. Bij aangeboren stollingsstoornissen (zoals hemofilie of Ziekte van Von Willebrand) heeft subcutaan vaccineren de voorkeur. Bij trombopathie of trombopenie (trombocytenaantal < 50x109/l) of bij twijfel dient men te overleggen met de behandelend arts. Zie LCR (Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering )-vaccinatieprotocol stollingsstoornissen op LCR.nl.
Voor kinderen gelden andere richtlijnen, zie RVP-richtlijn Uitvoering Rijksvaccinatiepogramma.
Effectiviteit
Er zijn geen studies waarin de effectiviteit van TT is onderzocht m.b.v. een controlegroep. Wel zorgde een combinatie van tetanus pre- en postexpositieprofylaxe van soldaten in de 2e Wereldoorlog voor zeer weinig tetanusslachtoffers: 12 gevallen van tetanus onder 2,73 miljoen gewonde Amerikaanse soldaten. Dit is een aanwijzing dat de effectiviteit van een dergelijke combinatie goed is (Plotkin 2018).
Veiligheid en bijwerkingen
Bijwerkingen zoals roodheid, pijn en zwelling op de injectieplaats, hoofdpijn of koorts, komen regelmatig voor, maar zijn over het algemeen kortdurend en mild van aard (Kemmeren 2011). In zeldzame gevallen kunnen ernstige mogelijke bijwerkingen optreden, zoals bij voorbeeld gewrichtspijn, een extreme lokale reactie of een allergische reactie. Bij een vermoeden hiervan wordt dringend geadviseerd dit te melden bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb.
Doseringsschema en wijze van toediening
Een volledige serie vaccinaties bestaat uit drie doses op 0, 1 en 7 maanden en wordt in principe intramusculair toegediend. Bij vaccinatie in het kader van post-expositieprofylaxe kan gestart worden tot maximaal 21 dagen na de verwonding.
Beschermingsduur en revaccinatie
Een basisimmunisatie of boostervaccinatie met tetanustoxoïd (TT) of D(K)TP beschermt nagenoeg 100% gedurende ten minste 10 jaar, maar waarschijnlijk langer (Steens 2010).
Vaccinatieprogramma’s
Binnen het Rijksvaccinatieprogramma krijgt een kind vijf doses van een TT-bevattend combinatievaccin op de leeftijd van 3, 5 en 12 maanden, en 4 en 9 jaar. Indien de moeder geen maternale kinkhoestvaccinatie (DKT) heeft ontvangen, krijgt het kind een extra vaccinatie op de leeftijd van 2 maanden. Voor meer informatie zie RVP-richtlijn Uitvoering en wijzigingen in het vaccinatieschema per 2025.
Daarnaast bevat de vaccinatie tegen meningokokken serogroep C op 14 maanden, vanaf de invoering in 2002 tetanustoxoïd als dragereiwit. Het gebruik van dit vaccin tijdens de MenC (meningokokken type C )-inhaalcampagne in 2002, leidde tot een stijging in de TT-antistofconcentratie in de leeftijdsgroep die hiervoor in aanmerking kwam (kinderen geboren tussen 1 juni 1983 en 31 mei 2001). Ook het MenACWY (meningokokken typen A,C,W,Y. )-vaccin gebruikt voor de vaccinatiecampagne tegen MenW in 2018 (voor kinderen geboren tussen 2001 en 2005), bevatte tetanustoxoid als dragereiwit. Vanaf deze inhaalcampagne wordt MenACWY-vaccinatie ook routinematig aangeboden op de leeftijd van 14 jaar. De invoering van maternale kinkhoestvaccinatie binnen het RVP zorgde voor een extra boosterdosis voor gevaccineerde vrouwen.
Passieve immunisatie
Tetanusimmuunglobulinen (TIG; Tetagam P 250 IU, parallelhandelsvergunning voor tetanusantistoffen) worden bereid uit plasma van donoren. De eiwitfractie in het product bestaat voor minimaal 90 procent uit immuunglobuline G (IgG (immunoglobuline G )). De werking van verzwakt levende vaccins, met name BMR (Bof, mazelen, rodehond) en waterpokken, kan worden verzwakt in aanwezigheid van immuunglobulinen. Het advies is om na TIG ten minste 3 maanden te wachten voordat een levend verzwakt vaccin wordt toegediend. In Nederland gebruikte immuunglobulinen kunnen wel gelijktijdig met het gelekoortsvaccin gegeven worden, omdat deze immuunglobulinen geen of nauwelijks antistoffen tegen gele koorts bevatten.
TIG biedt geen langdurige bescherming. Daarom is het van belang om iemand die TIG heeft gekregen na een verwonding, ook actief te immuniseren. Zie Postexpositieprofylaxe voor aanbevelingen hiervoor.
Indicaties
Als postexpositieprofylaxe en bij de behandeling van tetanus.
Contra-indicaties
Absolute contra-indicaties zijn:
- overgevoeligheid voor één van de bestanddelen.
- overgevoeligheid voor humane immuunglobulinen.
Relatieve contra-indicaties is een verhoogde bloedingsneiging. Men kan dan overwegen om de immunisatie subcutaan i.p.v. intramusculair toe te dienen. LCR hanteert voor subcutaan of intramusculair toedienen van immuunglobulinen bij stollingsstoornissen dezelfde richtlijn als voor vaccinaties (zie hierboven en Zie LCR-vaccinatieprotocol stollingsstoornissen op LCR.nl). Omdat het volume van TIG > 1ml is, zou subcutane toediening de voorkeur hebben. Het is echter niet bekend of de werking dan gegarandeerd is (zie ook SPC).
Doseringsschema
Toediening van TIG in het kader van T-PEP moet bij voorkeur zo snel mogelijk gebeuren aangezien de minimale incubatietijd van tetanus 24 uur is. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de maximale termijn na verwonding, waarbinnen het toedienen van TIG zinnig is. Gezien het feit dat het grootste deel van de patiënten een incubatietijd < 21 dagen heeft, lijkt toediening van TIG als postexpositieprofylaxe tot 3 weken na verwonding zinvol.
Eén voorgevulde spuit bevat een oplossing voor intramusculaire toediening met 250 IE anti-tetanusimmuunglobuline. Het wordt toegediend als profylaxe na verwondingen als onderdeel van T-PEP. Een dubbele dosering (500 IE) kan overwogen worden bij een hoogrisicoaccident zoals diepe of gecontamineerde wonden met weefselschade en verminderde zuurstoftoevoer.
TIG en TT-vaccin niet in dezelfde arm spuiten. De dosering TIG is voor volwassenen en kinderen gelijk.
Algemene preventieve maatregelen
In principe is tetanus volledig te voorkomen is door vaccinatie. Daarnaast is ook een goede wondhygiëne en wondbehandeling van belang. Neonatale tetanus is te voorkomen door vaccinatie van zwangeren en door een goede hygiëne bij het afbinden van de navelstreng bij pasgeborenen. In lagelonenlanden worden zwangere vrouwen vlak voor de bevalling ingeënt ter preventie van neonatale tetanus.
Reiniging, desinfectie en sterilisatie
De wond(en) en handen kunnen volgens de normale regels gedesinfecteerd worden conform de richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie in de openbare gezondheidszorg. Zie ook de NHG-behandelrichtlijn Traumatische wonden en bijtwonden voor wonddesinfectie.
Meldingsplicht
Tetanus is een meldingsplichtige ziekte groep C. Het laboratorium en de arts melden een geval van tetanus binnen 1 werkdag aan de GGD (Gemeentelijke gezondheidsdienst ). De GGD meldt anoniem conform de Wet publieke gezondheid binnen 3 dagen aan het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM en levert gegevens voor de landelijkse surveillance van meldingsplichtige ziekten.
Meldingscriterium
Een persoon bij wie de diagnose tetanus gesteld is op basis van ten minste 2 van de volgende 3 symptomen:
- pijnlijke spiercontracties van de masseter en nekspieren leidend tot gezichtskramp (trismus en risus sardonicus);
- pijnlijke spiercontracties van de rompspieren;
- gegeneraliseerde spasmen met frequente opisthotonuspositie.
OF
Een persoon met klinische verschijnselen van tetanus en isolatie van C. tetani vanuit de wond en/of detectie van tetanustoxine in serum (dit laatste is in Nederland niet mogelijk).
Bron- en contactonderzoek
Bronopsporing
Niet nodig.
Maatregelen ten aanzien van index, contacten en bron
Niet nodig.
Postexpositieprofylaxe
Het postexpositieprofylaxebeleid voor volwassenen en kinderen is uitgewerkt in de bijlage Postexpositieprofylaxe bij tetanus. Dit beleid is gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad (Gezondheidsraad 2003).
Bij tetanus is er in tegenstelling tot kinkhoest geen sprake van natuurlijke immuniteit. Een enkele DKT-vaccinatie tijdens de zwangerschap geeft bij een ongevaccineerde moeder geen boostereffect tegen tetanus en beschermt de zuigeling onvoldoende tegen tetanus. On(volledig) gevaccineerde zwangere vrouwen met risico op tetanus krijgen T-PEP volgens de LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-richtlijn voor volwassenen. De WHO adviseert voor bescherming van de zuigeling van een voorheen ongevaccineerde moeder twee tetanusvaccinaties tijdens de zwangerschap. Echter, in Nederland zijn de meeste vrouwen in hun kinderjaren wel gevaccineerd tegen tetanus, dit blijkt uit de Pienterstudie (Steens 2010).
Keuze van het vaccin
Volwassenen
Boostervaccinatie
Voor een boostervaccinatie bij volwassenen volstaat 20 IE tetanustoxoïd. Voor pre-expositievaccinatie gaat zowel voor de primaire serie als in geval van revaccinatie de voorkeur uit naar het iets duurdere D(K)T(P)-vaccin boven het enkelvoudige tetanusvaccin, omdat gelijktijdige (boostering van de) bescherming tegen difterie, kinkhoest en polio nuttig kan zijn. Geef zwangeren die in aanmerking komen voor tetanusprofylaxe een DKT- of DTP-combinatievaccin. Een los tetanusvaccin bevat als conserveermiddel de kwikverbinding thiomersal. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat dit schadelijk is voor het ongeboren kind, gaat bij zwangeren de voorkeur uit naar een combinatievaccin. Voor meer informatie, zie Tetanusprofylaxe bij zwangere vrouwen. In voorkomende gevallen is er geen bezwaar tegen het gebruiken van het tetanusvaccin, zie ook de NHG-behandelrichtlijn Tetanus.
Nooit eerder gevaccineerde volwassenen
Als een volwassene nooit eerder tegen tetanus gevaccineerd is, is na een verwonding postexpositieprofylaxe met tetanusimmunoglobine geïndiceerd en een serie van drie DTP-vaccinaties (maand 0, 1 en 7).
Zwangerschap
Geef zwangeren die in aanmerking komen voor tetanusprofylaxe een DKT- of een DTP-combinatievaccin. Een los tetanusvaccin bevat als conserveermiddel de kwikverbinding thiomersal. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat dit schadelijk is voor het ongeboren kind, gaat bij zwangeren de voorkeur uit naar een combinatievaccin. Een DKT-vaccinatie gegeven in het tweede of derde trimester van de zwangerschap biedt aan het kind bescherming tegen kinkhoest door de overdracht van maternale antistoffen tegen kinkhoest. Deze vaccinatie heeft invloed op het vaccinatieschema voor het kind. Zie RVP-richtlijn Uitvoering. Daarnaast vindt er ook overdracht van difterie- en tetanus-specifieke antistoffen plaats van moeder naar kind. In het eerste trimester bestaat er geen voorkeur voor een DKT- of DTP-combinatievaccin. Indien DKT als T-PEP wordt gegeven in het eerste trimester, zal voor optimale bescherming van het kind DKT-vaccinatie herhaald worden vanaf 22 weken volgens het RVP. In voorkomende gevallen is er geen bezwaar tegen het gebruiken van het tetanusvaccin, zie ook de NHG-behandelrichtlijn Tetanus.
Kinderen
Niet of onvolledig gevaccineerde kinderen tot 5 jaar:
Ongevaccineerde kinderen tot 5 jaar moeten een ander D(K)TP-vaccin krijgen dan oudere kinderen en volwassenen, omdat zij nog een basisimmuniteit moeten opbouwen. Voor de opbouw van de basisimmuniteit is een minimale dosis van 40 IE tetanustoxoïd belangrijk. Daar wordt in het Rijksvaccinatieprogramma rekening mee gehouden; het daar gebruikte combinatievaccin bevat ten minste 40 IE tetanustoxoïd. Dit moet dan via het consultatiebureau gegeven worden of speciaal besteld worden in de HAP/SEH.
Niet of onvolledig gevaccineerde kinderen tot 18 jaar
Bij kinderen worden voor de vaccinaties in het kader van postexpositieprofylaxe de vaccins gebruikt die binnen het RVP gebruikt worden. De Beslisboom Inhaalschema’s Rijksvaccinatieprogramma geeft alternatieve schema's voor kinderen die achterlopen op het basisschema.
Wering
Geen wering. Tetanus is niet van mens op mens overdraagbaar.
Arbeidsrelevante informatie
Deze aanvullingen zijn geschreven voor en door bedrijfsartsen en beschrijven de preventieve maatregelen om het oplopen van infectieziekten tijdens werk te voorkomen (werknemer als risicoloper) en de maatregelen/aanpassingen die genomen kunnen worden bij vaststelling van de infectieziekte bij de werknemer (werknemer als risicovormer). Zie ook Maatregelen bij het werken met biologische agentia (Arboportaal).
Arbeidsgerelateerde risicogroepen
Personen met een beroep waarbij een verhoogde kans bestaat op verwondingen én contact met tetanussporen:
- vuilnisophaalmedewerkers (GFT; veegdiensten);
- grondarbeiders;
- hoveniers,
- veehouders, land- en tuinbouwers;
- veldsporters;
- veterinairen en mensen die veel met paarden werken;
- laboratoriummedewerkers wanneer zij gericht met C. tetani werken.
Het advies is werknemers in deze risicoberoepen elke 10 jaar standaard revaccinatie (pre-expositieprofylaxecriteria van de Gezondheidsraad kan de indicatie tot preventieve vaccinatie worden bepaald.
In geval van een verwonding kan, na beoordeling van de immuunstatus, TIG (tetanusimmuunglobuline ) worden aangeboden om de periode te overbruggen tot de gestarte vaccinatie voor voldoende antistoffen zorgt.
Preventieve maatregelen op het werk
Het is van belang binnen risicovolle beroepen/sectoren duidelijke en herhaaldelijke voorlichting (ook risico bij kleine prikverwondingen of beet van een dier) te geven over het vóórkomen, de transmissieweg, het belang van een goede wondhygiëne en het belang van veilig en hygiënisch werken (inclusief het dragen van handschoenen en beschermende kleding om verwondingen bij risicovolle werkzaamheden te voorkomen), naast het voeren van een actief vaccinatiebeleid. Werknemers die in het kader van hun werk in het buitenland leven en werken dienen adequaat gevaccineerd te worden conform de LCR (Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering )-richtlijnen.
Melden als beroepsziekte
Indien de infectie (waarschijnlijk) is opgelopen tijdens de beroepsuitoefening moet dit door een geregistreerd bedrijfsarts worden gemeld bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Clostridium tetani valt onder risicoklasse 2 van de classificatie van biologische agentia.
Literatuur
- AAP (American Academic of Pediatrics). Mumps. In: Kimberlin DW, Brady MT, Jackson MA, Long SS (editors). Red Book 2018: report of the Committee on Infectious Diseases. 33th ed. Elk Grove Village; 2018: 567-73.
- Albertson JP, Clegg, WJ, Reid HD et al. Mumps outbreak at a university and recommendation for a third dose of measles-mumps-rubella vaccine - Illinois, 2015-2016. MMWR Morb Mortal Wkly Rep 2016 Jul 29; 65 (29): 731-4. doi: 10.15585/mmwr.mm6529a2.
- Atrasheuskaya A, Kulak M, Fisenko EG et al. Horizontal transmission of the Leningrad-Zagreb mumps vaccine strain: a report of six symptomatic cases of parotitis and one case of meningitis. Vaccine 2012 Aug 3; 30 (36): 5324-6. doi: 10.1016/j.vaccine.2012.06.055. Epub 2012 Jun 28.
- Barskey AE, Schulte C, Rosen JB et al. Mumps outbreak in Orthodox Jewish communities in the United States. N Engl J Med 2012 Nov 1; 367 (18): 1704-13. doi: 10.1056/NEJMoa1202865.
- Borchardt SM, Rao P, Dworkin MS. Compliance with exclusion requirements to prevent mumps transmission. Emerg Infect Dis 2007 2007 Oct; 13 (10): 1617-8. doi: 10.3201/eid1310.070117.
- Brockhoff HJ, Mollema L, Sonder GJ et al. Mumps outbreak in a highly vaccinated student population, The Netherlands, 2004. Vaccine 2010 Apr 9; 28 (17): 2932-6. doi: 10.1016/j.vaccine.2010.02.020. Epub 2010 Feb 25.
- Cardemil CV, Dahl RM, James L et al. Effectiveness of a Third Dose of MMR Vaccine for Mumps Outbreak Control. N Engl J Med 2017 Sep 7; 377 (10): 947-956. doi: 10.1056/NEJMoa1703309.
- CDC (Centers for Disease Control and Prevention) (Centers for Disease Control and Prevention). Mumps epidemic--United kingdom, 2004-2005. MMWR Morb Mortal Wkly Rep 2006 Feb 24; 55 (7): 173-5. PMID: 16498380.
- CDC (Centers for Disease Control and Prevention). Immunization of health-care personnel: recommendations of the Advisory Committee on Immunization Practices (ACIP). MMWR Recomm Rep 2011 Nov 25; 60 (RR-7): 1-45. PMID: 22108587.
- Conyn-van Spaendonck MAE, Vermeer-de Bondt PE, van den Hof S et al. Bof: wat weten we er nog van? Infectieziekten Bulletin 2001; 12 (4): 114-6.
- Cordeiro E, Ferreira M, Rodrigues F et al. Mumps outbreak among highly vaccinated teenagers and children in the central region of Portugal, 2012-2013. Acta Med Port Jul-Aug 2015; 28 (4): 435-41. doi: 10.20344/amp.5756. Epub 2015 Aug 31.
- Cortese MM, Barskey AE, Tegtmeier GE et al. Mumps antibody levels among students before a mumps outbreak: in search of a correlate of immunity. J Infect Dis 2011; 204 (9): 1413-22. doi: 10.1093/infdis/jir526. Epub 2011 Sep 20.
- Couturier A. Occupational and environmental infectious diseases. 2nd ed. OEM Press, Beverly farms, 2009.
- De Boer AW, De Vaan GA. Mild course of mumps in patients with acute lymphoblastic leukaemia. Eur J Pediatr 1989 Jun; 148 (7): 618-9. doi: 10.1007/BF00441513.
- Dittrich S, Hahné S, van Lier A et al. Assessment of serological evidence for mumps virus infection in vaccinated children. Vaccine 2011 Nov 15; 29 (49): 9271-5. doi: 10.1016/j.vaccine.2011.09.072. Epub 2011 Oct 6.
- Dubey V, Ozaldin O, Shulman L et al. Investigation and management of a large community mumps outbreak among young adults in Toronto, Canada, January 2017–February 2018. Can Commun Dis Rep 2018 Dec 6; 44 (12): 309-316. doi: 10.14745/ccdr.v44i12a01.
- Edmunds WJ, Gay NJ, Kretzschmar M et al. The pre-vaccination epidemiology of measles, mumps and rubella in Europe: implications for modelling studies. Epidemiol Infect 2000 Dec; 125 (3): 635-50. doi: 10.1017/s0950268800004672.
- Enders JF. Mumps: techniques of laboratory diagnosis, tests for susceptibility, and experiments on specific prophylaxis. J Pediatr 1946 Aug; 29: 129-42. doi: 10.1016/s0022-3476(46)80101-x.
- Enders M, Rist B, Enders G. Abort- und Frühgeburtenrate nach akuter Mumpsinfektionin der Schwangerschaft. Gynakol Geburtshilfliche Rundsch 2005 Jan; 45 (1): 39-43. doi: 10.1159/000081715.
- Fiebelkorn AP, Rosen JB, Brown C et al. Environmental factors potentially associated with mumps transmission in yeshivas during a mumps outbreak among highly vaccinated students: Brooklyn, New York, 2009-2010. Hum Vaccin Immunother 2013 Jan; 9 (1): 189-94. doi: 10.4161/hv.22415.
- Gouma S, Hahné SJM, Gijselaar DB et al. Severity of mumps disease is related to MMR vaccination status and viral shedding. Vaccine 2016 Apr 7; 34 (16): 1868-73. doi: 10.1016/j.vaccine.2016.02.070. Epub 2016 Mar 5.
- Gouma S, Sane J, Gijselaar D et al. Two major mumps genotype G variants dominated recent mumps outbreaks in the Netherlands (2009-2012). J Gen Virol 2014 May; 95 (Pt 5): 1074-82. doi: 10.1099/vir.0.062943-0. Epub 2014 Mar 6.
- Gouma S, Schurink-van't Klooster TM, de Melker HE et al. Mumps serum antibody levels before and after an outbreak to assess infection and immunity in vaccinated students. Open Forum Infect Dis 2014 Nov 13; 1 (3): ofu101. doi: 10.1093/ofid/ofu101. eCollection 2014 Dec.
- Gouma S, Veldhuijzen IK, van Binnendijk R. Identificatie van bofclusters op basis van moleculaire typering. Infectieziekten Bulletin 2016; 27 (10): 288-92.
- Greenland K, Whelan J, Fanoy E et al. Mumps outbreak among vaccinated university students associated with a large party, the Netherlands, 2010. Vaccine 2012 Jun 29; 30 (31): 4676-80. doi: 10.1016/j.vaccine.2012.04.083. Epub 2012 May 8.
- Habel K. Cultivation of mumps virus in the developing chick embryo and its application to studies of immunity to mumps in man. Public Health Reports 1945 Feb 23; 60 (8): 201–12.
- Hahné S, Schurink T, Wallinga J et al. Mumps transmission in social networks: a cohort study. BMC Infect Dis 2017 Jan 10; 17 (1): 56. doi: 10.1186/s12879-016-2135-5.
- Hviid A, Rubin S, Muhlemann K. Mumps. Lancet 2008 Mar 15; 371 (9616): 932-44. doi: 10.1016/S0140-6736(08)60419-5.
- Johnson CD, Goodpasture EW. An investigation of the etiology of mumps. J Exp Med 1934 Jan 1; 59 (1): 1-19. doi: 10.1084/jem.59.1.1.
- Kaaijk P, Wijmenga-Monsuur AJ, van Houten MA, et al. A third dose of measles-mumps-rubella vaccine to improve immunity against mumps in young adults. J Infect Dis 2020 Mar 2; 221 (6): 902-9. doi: 10.1093/infdis/jiz188.
- Kaic B, Gjenero-Margan I, Aleraj B et al. Transmission of the L-Zagreb mumps vaccine virus, Croatia, 2005-2008. Euro Surveill 2008 Apr 17; 13 (16): 18843. PMID: 18768116.
- Kaslow RA, Stanberry LR, LeDuc JW (editors). Viral Infections of humans: epidemiology and control. 5th ed. Springer, 2014
- Krause CH, Eastick K, Ogilvie MM. Real-time PCR for mumps diagnosis on clinical specimens-comparison with results of conventional methods of virus detection and nested PCR. J Clin Virol 2006 Nov; 37 (3): 184-9. doi: 10.1016/j.jcv.2006.07.009.
- Krause CH, Molyneaux PJ, Ho-Yen DO et al. Comparison of mumps-IgM (immunoglobuline M ) ELISAs in acute infection. J Clin Virol 2007 Feb; 38 (2): 153-6. doi: 10.1016/j.jcv.2006.10.010. Epub 2006 Dec 4.
- MacKenzie DG, Graig G, Hallam NF et al. Mumps in a boarding school: description of an outbreak and control measures. Br J Gen Pract 2006 Jul; 56 (528): 526-9. PMID: 16834879.
- Maillet M, Bouvat E, Robert N et al. Mumps outbreak and laboratory diagnosis. J Clin Virol 2015 Jan; 62: 14-9. doi: 10.1016/j.jcv.2014.11.004. Epub 2014 Nov 15.
- Marlow MA, Marin M, Moore K et al. CDC guidance for use of a third dose of MMR vaccine during mumps outbreaks. J Public Health Manag Pract Mar/Apr 2020; 26 (2): 109-115. doi: 10.1097/PHH.0000000000000962.
- McLean HQ, Fiebelkorn AP, Temte JL et al. Prevention of measles, rubella, congenital rubella syndrome, and mumps, 2013: summary recommendations of the Advisory Committee on Immunization Practices (ACIP). MMWR Recomm Rep 2013 Jun 14; 62 (RR-04): 1-34. PMID: 23760231.
- Mossong J, Bonert Ch, Weicherding P et al. Mumps outbreak among the military in Luxembourg in 2008: epidemiology and evaluation of control measures. Euro Surveill 2009 Feb 19; 14 (7): 19121. PMID: 19232227.
- Nelson KR, Marienau KJ, Barskey AE et al. No evidence of mumps transmission during air travel, United States, November 1, 2006-October 31, 2010. Travel Med Infect Dis 2012 Jul; 10 (4): 165-71. doi: 10.1016/j.tmaid.2012.06.003. Epub 2012 Jul 19.
- Okafuji T, Yoshida N, Fujino M, et al. Rapid diagnostic method for detection of mumps virus genome by loop-mediated isothermal amplification. J Clin Microbiol 2005 Apr; 43 (4): 1625-31. doi: 10.1128/JCM.43.4.1625-1631.2005.
- Orlikova H, Maly M, Lexova P et al. Protective effect of vaccination against mumps complications, Czech Republic, 2007-2012. BMC Public Health 2016 Apr 1; 16: 293. doi: 10.1186/s12889-016-2958-4.
- Park SH. Resurgence of mumps in Korea. Infect Chemother 2015 Mar; 47 (1): 1-11. doi: 10.3947/ic.2015.47.1.1. Epub 2015 Mar 30.
- Philip RN, Reinhard KR, Lackman DB. Observations on a mumps epidemic in a virgin population. Am J Hyg 1959 Mar; 69 (2): 91-111. doi: 10.1093/oxfordjournals.aje.a119992.
- Rubin S, Eckhaus M, Rennick LJ , et al. Molecular biology, pathogenesis and pathology of mumps virus. J Pathol 2015 Jan; 235 (2): 242-52. doi: 10.1002/path.4445.
- Rubin SA. Mumps vaccines. In: Plotkin SA, Orenstein WA, Offit PA et al. (editors). Plotkin's Vaccines. 7th ed. Philadelphia: Elsevier; 2018: 663-88.
- Sane J, Gouma S, Koopmans M et al. Epidemic of mumps among vaccinated persons, The Netherlands, 2009-2012. Emerg Infect Dis 2014 Apr; 20 (4): 643-8. doi: 10.3201/eid2004.131681.
- Siegel M. Congenital malformations following chickenpox, measles, mumps, and hepatitis: results of a cohort study. JAMA 1973 Dec 24; 226 (13): 1521-4. PMID: 4800931.
- Siegel M, Fuerst HT, Peress NS. Comparative fetal mortality in maternal virus diseases: a prospective study on rubella, measles, mumps, chicken pox and hepatitis. N Engl J Med 1966 Apr 7; 274 (14): 768-71. doi: 10.1056/NEJM196604072741404.
- Smits G, Mollema L, Hahné S et al. Seroprevalence of mumps in The Netherlands: dynamics over a decade with high vaccination coverage and recent outbreaks. PloS one 2013; 8 (3): e58234. doi: 10.1371/journal.pone.0058234. Epub 2013 Mar 8.
- Veldhuijzen IK, Gouma S, Parkkali S et al. Mumps. In: Schurink-Klooster TM, de Melker HE (editors). The National Immunistaion Programme in the Netherlands: surveillance and developments in 2015-2016. Bilthoven: RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ); 2016.
- Vygen S, Fischer A, Meurice L et al. Waning immunity against mumps in vaccinated young adults, France 2013. Euro Surveill 2016; 21 (10): 30156. doi: 10.2807/1560-7917.ES.2016.21.10.30156.
- Waaijenborg S, Hahné SJ, Mollema L et al. Waning of maternal antibodies against measles, mumps, rubella, and varicella in communities with contrasting vaccination coverage. J Infect Dis 2013 Jul; 208 (1): 10-6. doi: 10.1093/infdis/jit143. Epub 2013 May 8.
- Weibel RE, Stokes J, Buynak EB et al. Live attenuated mumps-virus vaccine, 3: clinical and serologic aspects in a field evaluation. N Engl J Med 1967 Feb 2; 276 (5): 245-51. doi: 10.1056/NEJM196702022760501.
- Wielders CC, van Binnendijk RS, Snijders BE et al. Mumps epidemic in orthodox religious low-vaccination communities in the Netherlands and Canada, 2007 to 2009. Euro Surveill 2011 Oct 13; 16 (41): 19989. PMID: 22008201.
- Zamir CS, Schroeder H, Shoob H et al. Characteristics of a large mumps outbreak: Clinical severity, complications and association with vaccination status of mumps outbreak cases. Hum Vaccin Immunother 2015; 11 (6): 1413-7. doi: 10.1080/21645515.2015.1021522.