Veterinaire informatie bij de LCI-richtlijn Salmonellose
Doel van de veterinaire informatie bij een LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-richtlijn is om de GGD (Gemeentelijke gezondheidsdienst )-professional te voorzien van context die relevant kan zijn voor bestrijding van de infectieziekte bij de mens. Dit kan bijvoorbeeld bijdragen aan bronopsporing en begrip van de epidemiologie. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.
Dierlijke reservoirs
Salmonella komt relatief veel voor bij pluimvee, zoals vleeskuikens, leghennen en kalkoenen. Ook andere landbouwhuisdieren, zoals varkens en in mindere mate runderen, vormen een reservoir voor Salmonella. Daarnaast komt de bacterie ook regelmatig voor bij andere diersoorten, zoals knaagdieren, reptielen, katten en honden.
Epidemiologie
Voorkomen in Nederland bij dieren
Circa 2 procent van Nederlandse leghennenkoppels en circa 1 procent van Nederlandse vleeskuikenkoppels is besmet met de twee meest voorkomende Salmonella-serotypen die mensen infecteren, S. Enteritidis en S. Typhimurium, en ongeveer 2 van varkenskarkassen is besmet. Ondanks deze relatief lage besmettingspercentages zijn pluimvee en varkens, door de grote hoeveelheden dierlijke producten die worden geconsumeerd, belangrijke bronnen voor humane salmonellose. De afgelopen jaren waren varkens consistent de belangrijkste bron van humane salmonellose (ongeveer 30%). Echter, in 2022 vormden infecties waarvan de bron niet kon worden geschat of die in het buitenland waren opgelopen voor het eerst het belangrijkste aandeel in humane salmonellose (28% t.o.v. 8% in 2021 en gemiddeld 16% in de periode 2012-2020), gevolgd door leghennen/eieren (in 2022 19%, wat overeenkomt met het langjarig gemiddelde). Het wegvallen van varkens als belangrijkste bron is in lijn met een gedaalde incidentie van S. Typhimurium en de monofasische variant. Zie ook de Staat van Zoönosen.
Incubatieperiode bij dieren
In de meeste gevallen zijn dieren alleen asymptomatische dragers van Salmonella en is een incubatieperiode niet van toepassing. Slechts enkele Salmonella-serotypen veroorzaken klinische salmonellose bij gezonde dieren en hebben doorgaans een beperkt aantal gastheersoorten (Bijv. S. Gallinarum bij pluimvee, S. Choleraesuis bij varkens, S. Abortusovis bij kleine herkauwers, S. Dublin bij runderen en S. Typhimurium bij paarden). Kalveren kunnen bijvoorbeeld wel ziek worden met een korte incubatietijd (diarree ontstaat meestal binnen 48 uur na blootstelling) (Costa 2012).
Ziekteverschijnselen bij dieren
In de meeste gevallen zijn dieren asymptomatische dragers (Hoelzer 2011). Dragende dieren zijn chronisch geïnfecteerd en kunnen met tussenpozen Salmonella via de feces uitscheiden en in het milieu verspreiden (Bjelland 2020, Dec 2022, Meletiadis 2022). Dragende dieren kunnen een klinische ziekte ontwikkelen wanneer de immuunfunctie wordt aangetast of als er gelijktijdig een infectie met een andere ziekteverwekker optreedt. Jonge dieren ontwikkelen in geval van klachten voornamelijk enteritis en/of sepsis. Bij volwassen dieren is enteritis het meest voorkomend. Salmonella bij pluimvee is lastig te herkennen. Oudere dieren worden meestal niet ziek (zijn asymptomatisch drager), terwijl de infectie bij jonge kuikens (tot 10 dagen oud) leidt tot sterfte.
Transmissie bij dieren
Relevante transmissieroutes bij dieren
Dieren kunnen Salmonella op elkaar overdragen via direct contact en door contact met mest van besmettelijke dieren. De salmonellabacterie kan buiten het dier lang in leven blijven, waardoor de omgeving ook voor de dieren een bron van besmetting kan vormen. Tussen dierhouderijen wordt Salmonella vaak overgedragen door aankoop van (besmette) dieren, in- en uitscharen, aanvoer van (besmette) mest en via mestresten die door mensen, transportmiddelen, gereedschap, enzovoorts worden meegebracht. Ook met besmette mest bevuild water en voer, inclusief grondstoffen, kunnen een bron van besmetting voor de dieren zijn.
Kippen en eenden kunnen Salmonella Enteritidis transovarieel overdragen op 1-7% van hun eieren. Tijdens de slacht kunnen karkassen in contact komen met feces, waardoor het vlees van oorspronkelijk niet-besmette dieren door kruisbesmetting besmet kan raken met Salmonella. De kruisbesmetting kan ook plaatsvinden verder in de voedselketen of thuis in de keuken.
Besmettelijke periode bij dieren
Dieren kunnen herstellen van salmonellose zonder drager te worden, maar een deel daarvan wordt wel chronisch drager. Er niet eenduidig vastgesteld hoelang dieren Salmonella blijven uitscheiden. Daarnaast wordt Salmonella intermitterend uitgescheiden. Bij pluimvee komt veel Salmonella voor zonder dat volwassen dieren symptomen hebben.
Risicodieren
Vatbaarheid van dieren voor Salmonella-infectie hangt af van verschillende factoren zoals de leeftijd van het dier, hoe het dier wordt gehouden, de gezondheidstatus van het dier, het seizoen, enzovoorts.
Salmonellose bij dieren kan worden bevestigd met behulp van mest- of bloedonderzoek dat vergelijkbaar is met de humane microbiologische directe diagnostiek. Raadpleeg hierover het veterinaire dossier Salmonellose van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD (Gezondheidsdienst voor Dieren )).
Monsters die genomen worden voor de verplichte monitoring van pluimvee op Salmonella, dienen getest te worden in een daarvoor erkend laboratorium.
Immunisatie bij dieren
Er zijn meerdere levende verzwakte Salmonella-vaccins voor pluimvee in gebruik, merendeels voor S. Enteritidis en S. Typhimurium. Alle vaccins moeten een test beschikbaar hebben die onderscheid kan maken tussen de Salmonella-stam van het vaccin en de veldstammen.
Het merendeel van het legpluimvee wordt gevaccineerd tegen Salmonella Enteritidis en S. Typhimurium. Slachtpluimvee wordt vaak niet oud genoeg om een effectieve enting te kunnen krijgen.
Preventieve maatregelen bij dieren
Er zijn wettelijke verplichtingen voor bedrijven met productiedieren en de verwerkende industrie van levensmiddelen om de veiligheid met betrekking tot Salmonella-overdracht te waarborgen.
- Specifiek voor bedrijven van productiedieren, gelden onder andere de volgende maatregelen:
- het schoon-vuil-weg-principe, waarbij altijd de routing van schoon naar vuil wordt gehanteerd;
- het dragen van bedrijfskleding of beschermende kleding door erfbetreders (dierenarts, inseminator);
- het weren van bezoekers en huisdieren uit de stal;
- uitvoeren van ongediertebestrijding.
Meldingsplicht veterinair
Salmonella onder dieren is meldingsplichtig en dient, ook bij een verdenking, gemeld te worden bij de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ). Zie ook het Vademecum Zoönosen.
Maatregelen bij dieren
In bepaalde gevallen mag de NVWA maatregelen opleggen. Bijvoorbeeld in geval dat S. Enteritidis of S. Typhimurium bij leghennen aangetoond wordt in de verplichte monitoring. In alle andere gevallen kunnen maatregelen genomen worden op basis van advies en meewerking.
- Bjelland AM, Sandvik LM, Skarstein, MM et al. Prevalence of Salmonella serovars isolated from reptiles in Norwegian zoos. Acta Vet Scand 62, 3 (2020). https://doi.org/10.1186/s13028-020-0502-0 (externe link)
- Costa LF, Paixão TA, Tsolis RM, Bäumler AJ, Santos RL. Salmonellosis in cattle: advantages of being an experimental model. Res Vet Sci. 2012;93(1):1-6. https://doi.org/10.1016/j.rvsc.2012.03.002  (externe link);
- Hoelzer K, Moreno Switt AI (aviaire influenza (vogelgriep) ), Wiedmann M. Animal contact as a source of human non-typhoidal salmonellosis. Vet Res. 2011;42(1):34. https://doi.org/10.1186/1297-9716-42-34  (externe link);
- Meletiadis A, Biolatti C, Mugetti D, Zaccaria T, Cipriani R, Pitti M, et al. Surveys on Exposure to Reptile-Associated Salmonellosis (RAS) in the Piedmont Region-Italy. Animals (Basel). 2022;12(7). https://doi.org/10.3390/ani12070906  (externe link);