Veterinaire informatie bij de LCI-richtlijn Psittacose

Doel van de veterinaire informatie bij een LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-richtlijn is om de GGD Gemeentelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke gezondheidsdienst )-professional te voorzien van context die relevant kan zijn voor bestrijding van de infectieziekte bij de mens. Dit kan bijvoorbeeld bijdragen aan bronopsporing en begrip van de epidemiologie. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.

Achtergronden

Dierlijke reservoirs

Wilde en tamme vogels zijn het primaire reservoir voor C. psittaci. C. Psittaci kan in principe bij alle vogelsoorten voorkomen. In Nederland zijn belangrijke besmettingsbronnen voor mensen papegaaiachtigen (parkieten, papegaaien) en duiven (Heddema 2006). Kippen blijken elders vaker een besmettingsbron voor mensen te zijn dan eerder werd verondersteld (Lagae 2013). In Nederland is bij kippen vooralsnog geen C. psittaci maar C. gallinaceae aangetoond (Heijne 2018). Het zoönotisch belang hiervan is nog onbekend. Vogels thuis zijn de belangrijkste vermoedelijke bron van infectie bij patiënten gemeld in Nederland (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ) 2018). 

In tabel 1 worden de reservoirs van de overige chlamydiasoorten genoemd. 

Epidemiologie

Voorkomen in Nederland bij dieren

Veterinaire meldingen van mogelijk met C. psittaci besmette vogels variëren van 24 (2017) tot 60 (2011) (RIVM 2018). Andere chlamydia-infecties zijn niet meldingsplichtig, maar komen waarschijnlijk endemisch voor omdat infecties mild of zonder symptomen kunnen verlopen. Uit monitoringsrapportages van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD Gezondheidsdienst voor Dieren (Gezondheidsdienst voor Dieren )) is bekend dat C. abortus bij schapen en geiten één van de belangrijkste oorzaken van abortus is. In recent onderzoek werd C. gallinacea op ongeveer de helft van de leghennenbedrijven aangetoond waarbij geen relatie met klinische verschijnselen werd gevonden (Heijne 2018). 

Incubatieperiode bij dieren

De incubatieperiode voor C. psittaci bij vogels varieert van 3 dagen tot meerdere weken. Voor conjunctivitis door C. felis geldt een incubatieperiode van 3-10 dagen. De incubatietijd voor C. abortus is zeer variabel. Tijdens de dracht kunnen dieren vrij snel aborteren. Niet-drachtige dieren kunnen subklinisch geïnfecteerd zijn en aborteren bij de eerstvolgende dracht (CFSPH 2017). In het algemeen geldt dat Chlamydia spp. bij dieren kan leiden tot latente infecties (wel geïnfecteerd maar geen meetbare uitscheiding en geen klinische symptomen) en asymptomatisch dragerschap (wel geïnfecteerd en meetbare uitscheiding maar geen klinische symptomen). 

Ziekteverschijnselen bij dieren 

Ziekteverschijnselen van besmetting met C. psittaci bij vogels zijn aspecifiek en variabel en afhankelijk van virulentie, vogelsoort en leeftijd. Latente infectie, asymptomatisch dragerschap en intermitterende uitscheiding komen voor. Symptomen kunnen zijn: oog- en neusuitvloeiing, ademhalingsproblemen en diarree. Sterfte komt voor. 

C. abortus komt voor bij kleine herkauwers waarbij het een belangrijke oorzaak is van infectieuze abortus (CFSPH 2017). 

C. caviae kan bij cavia’s asymptomatisch verlopen of leiden tot een zelf-limiterende conjunctivitis. Ernstiger ziektebeelden zijn ook beschreven, zoals bronchitis of abortus 

Over C. avium (voorkomend bij papegaai-achtigen en duiven) is nog relatief weinig bekend. Infecties kunnen zonder symptomen verlopen, maar waarschijnlijk ook een vergelijkbaar beeld geven als een klinische infectie met C. psittaci (Sachse 2015). 

C. gallinacea (voorkomend bij kippen, kalkoenen, hoenderachtigen en eenden) Zover nu bekend verlopen infecties bij pluimvee zonder klinische verschijnselen. Een infectie kan mogelijk wel tot verminderde groei leiden (Guo 2016, Heijne 2018). 

C. felis is een belangrijke oorzaak van conjunctivitis en onderdeel van het niesziektecomplex bij katten (CFSPH 2017). 

C. pecorum en C. suis komen bij dieren veelal asymptomatisch voor, hoewel ze ook tot klinische klachten kunnen leiden. Bij varkens wordt C. suis gerelateerd aan onder andere conjunctivitis en vruchtbaarheidsstoornissen en C. pecorum wordt bij varkens, herkauwers en koala’s gerelateerd aan verschillende klinische verschijnselen, waaronder conjunctivitis en urogenitale stoornissen, met onvruchtbaarheid tot gevolg (CFSPH 2017). 

Natuurlijke immuniteit bij dieren

Ook bij dieren ontstaat na infectie waarschijnlijk geen langdurige immuniteit, hoeveel veel hierover nog niet goed bekend is. Herinfectie is mogelijk, maar is moeilijk te onderscheiden van een onvolledig geklaarde primaire infectie (Van Buuren 1994). Over C. abortus is meer bekend in verband met vaccinonderzoek. Als schapen eenmaal hebben geaborteerd door C. abortus, zullen zij volgende drachten niet meer aborteren (Entrican 2012). 

Transmissie bij dieren

Besmettelijke periode bij dieren

Dit hangt af van de Chlamydia spp. en de diersoort. In het algemeen kunnen vogels en andere dieren wekenlang uitscheiden en kunnen zogenaamde (latente) dragers ontstaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor schapen en geiten die hebben geaborteerd door C. abortus. Twee tot drie jaar na het optreden van de abortus kunnen zij tijdens de oestrus of bij de volgende dracht opnieuw in lage hoeveelheden C. abortus aan uitscheiden (vaginaal). Daarnaast is bekend dat dieren intermitterend kunnen uitscheiden, waarbij stress van invloed kan zijn (Van Buuren 1994). 

Besmettelijkheid bij dieren

Waarschijnlijk kan kortdurend contact met C. psittaci-uitscheidende vogels of hun excreta al genoeg zijn om geïnfecteerd te kunnen worden (Haag-Wackernagel 2004). Tijdens (humane) uitbraken van psittacose worden infectiepercentages van 50-80% genoemd (Huminer 1988, Schlossberg 1993, Heddema 2006). Van de andere zoönotische Chlamydia spp. is dit (nog) niet bekend. Er zijn relatief weinig zoönotische cases beschreven met andere Chlamydia spp., terwijl veel Chlamydia spp. endemisch zijn bij dieren. 

Diagnostiek bij dieren

Diagnostiek bij dieren wordt door een aantal laboratoria in Nederland verricht. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR Wageningen Bioveterinary research (voorheen Centraal veterinair instituut CVI) (Wageningen Bioveterinary research (voorheen Centraal veterinair instituut CVI) )) in Lelystad is het referentielaboratorium en wordt ingeschakeld als de NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ) een verdenking onderzoekt. Diagnostiek wordt uitgevoerd doormiddel van PCR op swabs of orgaanmateriaal. Daarnaast is voor C. abortus bij herkauwers serologie (ELISA) beschikbaar. Voor de andere Chlamydiasoorten is geen specifieke serologie aanwezig. 

Ter ondersteuning van het brononderzoek is ook veterinaire typering beschikbaar. Hiervoor wordt dezelfde methodiek gebruikt als voor de humane typering. 

Preventie

Immunisatie bij dieren

Er zijn op de Nederlandse markt vaccins beschikbaar voor C. abortus bij schapen en C. felis bij katten. 

Reinigen en desinfecteren van dierverblijven

Schoonmaak en desinfectie moeten toegepast worden in ruimten en kooien waar geïnfecteerde vogels en andere dieren worden gehouden. Om de besmettelijke deeltjes niet te laten verstuiven moeten die delen eerst natgemaakt worden met water. Geen stofzuiger of hogedrukspuit gebruiken (Smith 2010). 

Maatregelen

Meldingsplicht veterinair

De NVWA is op basis van de wet aangewezen als de organisatie die verantwoordelijk is voor de wering en bestrijding van een aantal besmettelijke dierziekten, waaronder psittacose. Voor dierhouders, dierenartsen en diagnostische laboratoria geldt een meldingsplicht voor psittacose voor vogels niet zijnde pluimvee, waarbij alleen de verdenking op psittacose al meldingsplichtig is. De NVWA draagt verantwoordelijkheid voor de opvolging van de melding. Bij dieren zijn andere Chlamydia spp. dan C. psittaci op dit moment niet meldingsplichtig, maar in geval van een humane casus voert de NVWA indien mogelijk wel bronopsporing uit. 

Maatregelen bij dieren

Indien een verdachte bron wordt gevonden moet deze getest en zo nodig worden geïsoleerd en behandeld. Hierbij is nauwe samenwerking met de NVWA noodzakelijk en met eventueel betrokken dierenartsen. https://www.nvwa.nl/onderwerpen/dierziekten/papegaaienziekte 

Behandeling bij dieren

In verband met mogelijke resistentievorming is het advies om dieren niet preventief met antibiotica te behandelen. Geïnfecteerde dieren kunnen met antibiotica worden behandeld, onder begeleiding van een dierenarts. 

Literatuur

  • CFSPH 2017. Zoonotic Chlamydiae Maintained in Mammals. http://www.cfsph.iastate.edu/Factsheets/pdfs/chlamydiosis.pdf
  • Haag-Wackernagel D, Moch H. Health hazards posed by feral pigeons. J.Infect. 2004;48: 307-313.
  • Heddema ER, Sluis S Ter, Buys JA, Vandenbroucke-Grauls CM, Wijnen JH van, Visser CE. Prevalence of Chlamydophila psittaci in fecal droppings from feral pigeons in Amsterdam, The Netherlands. Appl.Environ.Microbiol. 2006;72:4423-4425.
  • Heijne M, van der Goot JA, Fijten H, van der Giessen JW, Kuijt E, Maassen CBM, et al. A cross sectional study on Dutch layer farms to investigate the prevalence and potential risk factors for different Chlamydia species. PloS one. 2018;13(1):e0190774.
  • Huminer D, Samra Z, Weisman Y, Pitlik S. Family outbreaks of psittacosis in Israel. Lancet 1988;2:615-618.
  • Lagae S. Emerging Chlamydia psittaci infections in chickens and examination of transmission to humans. J. of Medical microbiology papers in press. Published December 9, 2013 as doi: 10.1099/jmm.0.064675-0
  • RIVM (2014). Jaarrapportage Surveillance respiratoire infectieziekten 2013. RIVM Rapport 150002006/2014.
  • Sachse, K., Laroucau, K. & Vanrompay, D. Avian Chlamydiosis. Curr Clin Micro Rpt 2, 10–21 (2015) doi:10.1007/s40588-014-0010
  • Schlossberg D, Delgado J, Moore MM, Wishner A, Mohn J. An epidemic of avian and human psittacosis. Arch.Intern.Med. 1993;153:2594-2596.
  • Smith A, Kathleen & T. Campbell, Colin & Murphy, Julia & Stobierski, Mary Grace & Tengelsen, Leslie. (2011). Compendium of Measures to Control Chlamydophila psittaci Infection Among Humans (Psittacosis) and Pet Birds (Avian Chlamydiosis), 2010 National Association of State Public Health Veterinarians (NASPHV). Journal of Exotic Pet Medicine - J EXOT PET MED. 20. 32-45. 10.1053/j.jepm.2010.11.007.
  • van Buuren CE, Dorrestein GM, van Dijk JE. Chlamydia psittaci infections in birds: a review on the pathogenesis and histopathological features. Vet Q. 1994 Mar;16(1):38-41. Review. PubMed PMID: 8009817.