Samenvatting

Verwekker: Bacterie Leptospira, verschillende serovars

Incubatieperiode: meestal 5-14 dagen; range 2-30 dagen

Besmettingsweg: Via wondjes, soms via slijmvliezen van mond, neus of ogen

Besmettelijke periode: Mens-op-mens overdracht is zeer zeldzaam. Bij dieren is de periode van uitscheiding in urine afhankelijk van diersoort en serovar

Maatregelen: Meldingsplicht groep C. Brononderzoek, eventueel opsporing en voorlichting aan personen die mogelijk zijn blootgesteld aan dezelfde bron. Zo nodig plaagdierbeheersing

Symptomen: Merendeel van de infecties verloopt asymptomatisch of mild. Variabel ziektebeeld met o.a. plotselinge koorts, acuut ontstane hoofdpijn, stijfheid en spierpijn. Soms treedt verbetering op waarna ernstige ziekte optreedt met symptomen als koorts, icterus en/of nierfalen

blok

Deze richtlijn is ontwikkeld voor zorgprofessionals werkzaam binnen de infectieziektebestrijding. De primaire doelgroepen zijn GGD- en LCI-professionals. Deze richtlijn bevat adviezen, taken en verantwoordelijkheden en vormt een basis voor het nemen van geïnformeerde beslissingen en het maken van beleid in de praktijk. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.

Vastgesteld LOI Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding (Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding ): 23 september 2025

De richtlijn is herzien onder leiding van C. van den Ende (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu )) en J. Hoefnagel (RIVM). De arbeidsrelevante aanvullingen zijn herzien onder leiding van S.H.M.A Wijffels-de Groot (RIVM). De veterinaire informatie is herzien onder leiding van M. Maas (RIVM) met medewerking van V. Baede (RIVM). De onderbouwingsbijlage is ontwikkeld door auteurs werkzaam bij de LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding ) en afgestemd met een klankbordgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de GGD Gemeentelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke gezondheidsdienst )’en en experts werkzaam bij het CIb Centrum Infectieziektebestrijding (Centrum Infectieziektebestrijding )/RIVM. 

Nieuw en anders in deze versie ten opzichte van de oude richtlijn:

  • Update van de achtergrondinformatie, waaronder epidemiologie.
  • Herziening risicogroepen op basis van literatuuronderzoek.
  • Revisie van de hoofdstukken met betrekking tot (preventieve) maatregelen.
  • Beleid na blootstelling is aangepast, postexpositieprofylaxe wordt in principe niet geadviseerd.
  • De arbeidsrelevante informatie is herzien.
  • De veterinaire informatie is herzien.

Achtergronden

Verwekker

Leptospirose is een zoönose die wordt veroorzaakt door leptospiren - bacteriën behorend tot de orde Spirochaetales, familie Leptospiraceae, genus Leptospira. Leptospirose is een verzamelnaam voor meerdere ziektebeelden. Er zijn meer dan 300 serovars Leptospira bekend, gegroepeerd in serogroepen (Picardeau 2017). Pathogene serovars zijn over het algemeen geassocieerd met een bepaald type gastheer (WHO World Health Organization (World Health Organization ) 2003).

In Nederland wordt leptospirose bij mensen voornamelijk veroorzaakt door twee serogroepen. De eerste serogroep, L. icterohaemorrhagiae (waaronder serovars Icterohaemorrhagiae en Copenhageni) heeft voornamelijk ratten als reservoir en is geassocieerd met een ernstige vorm van de ziekte, ook wel bekend als de ziekte van Weil (WHO 2003). De tweede serogroep, L. grippotyphosa (serovar Grippotyphosa) heeft voornamelijk muizen als reservoir en is geassocieerd met een mildere vorm van de ziekte (‘modderkoorts’) (Pijnacker 2016).

In de jaren tachtig en negentig was melkvee een belangrijke bron van serovar Hardjo, die bij mensen een mildere vorm van leptospirose veroorzaakt (‘melkerskoorts’). Hardjo-infecties komen nu vrijwel niet meer voor in Nederland (Pijnacker 2016). Zie ook de Veterinaire informatie.

Epidemiologie

Verspreiding in de wereld

Leptospirose komt wereldwijd voor. De humane ziektelast is geschat op 1 miljoen ernstige gevallen (0,6 gevallen/10.000 inwoners) per jaar. Hiervan overlijden ongeveer 60.000 patiënten (ongeveer 6 procent) (Costa 2015). 

Vochtige (sub)tropische landen in Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika en Sub-Sahara Afrika zijn vaak hoog endemisch en/of epidemisch, met name tijdens regenperiodes. Het aantal leptospirosegevallen loopt dan op tot >10/10.000 inwoners. In gematigde klimaten is de incidentie 0,01-0,6 gevallen/10.000 inwoners per jaar (Costa 2015). Een studie over de periode 2010-2021 vond een incidentie van 0,02 gevallen/10.000 inwoners per jaar in Europa (Beauté 2024).

Doordat de meeste ziektegevallen mild zijn en de symptomen aspecifiek, zijn aantallen van ziektegevallen waarschijnlijk een onderschatting (Costa 2015).

Voorkomen in Nederland

In 2014 werd een bijna vijfvoudige toename gezien van het aantal leptospirosepatiënten dat de infectie opliep in Nederland (n=60; incidentie 0,04/10.000) ten opzichte van 2010-2013. Het totaal aantal patiënten kwam uit op 97. Sindsdien werd een graduele afname gezien tot 20 autochtone patiënten in 2018 (n=48 in totaal). In 2019 werden 124 leptospirosepatiënten gediagnosticeerd, hiervan hadden 57 de infectie opgelopen in Nederland. Dit aantal bleef relatief stabiel tot in 2023 het hoogst aantal autochtone leptospirosepatiënten werd gemeld sinds enkele decennia (74 van de 122 patiënten in totaal).

Eén van de factoren die mogelijk een rol heeft gespeeld bij deze toename - naast de laagdrempelige diagnostiek sinds de invoering van sneltesten - is klimaatverandering. Een stijging van de gemiddelde temperatuur in de zomer en winter is geassocieerd met een hogere incidentie van leptospirose in Nederland (Obels 2025). Het aantal gevallen piekt jaarlijks in de zomer en de herfst.

Het merendeel van de gemelde infecties wordt opgelopen door contact met oppervlaktewater en/of modder. De reisgerelateerde gevallen worden vooral opgelopen in Zuidoost-Azië (met name Thailand), gevolgd door Zuid-Amerika en Centraal Amerika (Obels 2025).

Van de gemelde infecties in 2023 was het merendeel man (twee derde vs. een derde vrouw), wat gebruikelijk is voor leptospirose. De mediane leeftijd was 44 jaar. Net zoals voorgaande jaren was bij het merendeel (91 procent) van de autochtone gevallen ziekenhuisopname nodig, waarvan 36 procent op de intensive care. Van de gemelde reisgerelateerde gevallen werd 70 procent opgenomen in het ziekenhuis, waarvan 16 procent op de intensive care (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ), 2023). 

In Nederland zijn de belangrijkste veroorzakers van ziekte bij de mens de serogroepen Icterohaemorrhagiae en Grippotyphosa. Actuele informatie over het voorkomen van leptospirose in Nederland is te vinden op de onderwerppagina Zoönosen van VZinfo.

Epidemiologie bij dieren

Pathogenese

Leptospira spp. komen het lichaam doorgaans binnen via wondjes in de huid. Daar verspreiden ze zich onmiddellijk naar het bloed en de organen. Nadat het aantal Leptospira spp. in bloed en weefsels een hoge waarde heeft bereikt, ontstaat een systemische vasculitis met bijbehorende symptomen. Rond de tiende ziektedag verdwijnen de Leptospira spp. uit de bloedbaan en de weefsels, maar in de nieren kunnen ze nog enkele weken aanwezig blijven (Haake 2020).

Incubatieperiode

Gemiddeld 10 dagen; meestal 5 tot 14 dagen (Haake 2020) met een range van 2 tot 30 dagen (CDC 2023, WHO 2003). Een mogelijke verklaring voor de variatie in geschatte incubatietijden is dat het lastig kan zijn om het precieze moment van blootstelling te bepalen.

Incubatieperiode bij dieren

Ziekteverschijnselen

Doordat alle inwendige organen kunnen worden aangetast, is het ziektebeeld zeer variabel. Symptomen kunnen overeenkomen met die van verschillende andere infecties en ziektebeelden, met name ziekten die voorkomen in de tropen, zoals dengue, rickettsiose en malaria (Levett 2001). 

De klinische presentatie is vaak bifasisch. In de acute fase (duur 5-7 dagen) komen symptomen voor als koorts, koude rillingen, hoofdpijn, spierpijn, buikpijn, diarree, braken, hoesten en conjunctivale hyperemie (Haake 2020, Levett 2001). Na de acute fase treedt een verbetering op. Hierna volgt bij een deel van de patiënten de immuunfase, waarin de productie van antilichamen op gang komt. Deze fase kan (naast de symptomen van de acute fase) gepaard gaan met o.a. icterus, nierfalen, hartritmestoornis, longaandoeningen, conjunctivale hyperemie met of zonder bloedingen en meningitis. Veel patiënten presenteren zich pas tijdens de tweede fase van de ziekte. De fases kunnen elkaar overlappen (Haake 2020).

Hoewel het merendeel van de infecties mild of asymptomatisch verloopt - zoals meestal in het geval van modderkoorts, kan er ook sprake zijn van fulminante ziekte. Een bekende ernstige vorm van leptospirose is de ziekte van Weil, een acuut ziektebeeld met koorts hoger dan 40°C en leverfalen/icterus, nierfalen, pneumonitis met longbloedingen of hartproblemen en verhoogde bloedingsneiging (Haake 2020, WHO 2003), veroorzaakt door de serovars Icterohaemorrhagiae en Copenhageni. 

In een Nederlandse surveillancestudie was de algehele case fatality rate (CFR case fatality rate (case fatality rate )) over de periode 1925-2008 6,5 procent (Goris 2013). Sterftecijfers zijn lastig vast te stellen omdat milde gevallen vaak niet als leptospirose worden gediagnosticeerd. In de afgelopen jaren (2020-2023) overleden vijf patiënten als gevolg van de ziekte (RIVM 2023).

Ziekteverschijnselen bij dieren

Natuurlijke immuniteit

De beschermende antistoffen na een infectie met een bepaald serovar zijn serovarspecifiek; deze beschermen niet noodzakelijkerwijs tegen een infectie met andere serovars (Bharti 2003, WHO 2003). Onderzoek toont seroprevalenties van respectievelijk 0,5 procent onder 191 varkensboeren, 0 procent onder 102 veeartsen en 1,2 procent onder 162 muskusrattenvangers (Elbers 1999, Friesema 2018).

Reservoir

Er is geen humaan reservoir. Wilde ratten en muizen vormen het belangrijkste reservoir (WHO 2003).

Dierlijke reservoirs

Transmissie

Besmettingsweg

Leptospira spp. leven in de nieren van hun natuurlijke gastheren en worden uitgescheiden met de urine (WHO 2003). Transmissie naar de mens vindt meestal plaats door indirect contact met de urine van geïnfecteerde dieren, via een gecontamineerde omgeving zoals (zwem)water of modder. Ook direct contact met urine van geïnfecteerde dieren is een voorkomende transmissieroute in Nederland (RIVM 2023). 

Leptospiren dringen doorgaans via de beschadigde huid (bijvoorbeeld door wondjes) of via slijmvliezen of conjunctivae het lichaam binnen (Sullivan Joseph 2017, Thiermann 1985, Zilber 2016). Mogelijk kan transmissie ook plaatsvinden via verweekte huid (Asoh 2023, Zhang 2012) of via inademing van aerosolen van urine van geïnfecteerde dieren (WHO 2003). 

Mens-op-mens transmissie is zeer zeldzaam. Overdracht via de placenta van moeder naar foetus is beschreven (Shaked 1993). Daarnaast zou in zeer zeldzame gevallen overdracht via seksueel contact of via moedermelk mogelijk kunnen zijn (Bolin 1988, Harrison 1988).

Besmettelijke periode

Leptospira spp. kunnen met tussenpozen in de urine worden uitgescheiden na ongeveer de eerste week van het begin van de ziekte. Het aantal uitgescheiden Leptospira spp. per patiënt per dag hangt af van een aantal factoren zoals de patiënt, het serovar en het aantal ziektedagen. Uitscheiding kan weken tot maanden duren (CDC 2018). Het is niet bekend of het aantal bacteriën in de urine voldoende is om infectieus te zijn. Behandeling met antibiotica kan de duur van uitscheiding bekorten en de hoeveelheid uitgescheiden Leptospira spp. reduceren. Betrouwbare kwantitatieve gegevens ontbreken en zijn waarschijnlijk afhankelijk van het individu.

Besmettelijkheid

Leptospira spp. kunnen maanden buiten het lichaam van hun gastheer overleven, met name in een warme en vochtige omgeving zoals aarde, modder of stilstaand water (Wasiński 2013).

Mogelijk bestaat er een relatie tussen de kans op ziekte en de grootte van het inoculum (het aantal bacteriën); bij een klein inoculum manifesteert de infectie zich mogelijk minder herkenbaar (Ratet 2014).

Transmissie bij dieren

Risicogroepen

Verhoogde kans op infectie

Ongeveer de helft van de leptospirosegevallen wordt opgelopen in het buitenland, tijdens avontuurlijke activiteiten en watersporten zoals raften, jungletochten of canyoning (de Vries 2018, Goris 2013).

Van de autochtone leptospirosegevallen is ongeveer 20 procent beroepsmatig (Obels 2025). Het betreft met name agrariërs, maar ook hoveniers worden regelmatig gemeld. Een enkele keer is leptospirose bij een dierenarts of rattenvanger gemeld (RIVM 2016, 2023). Zie Arbeidsrelevante aanvullingen.

Bij de niet-beroepsmatige autochtone gevallen komt ‘recreatieve blootstelling aan water’ het meest voor (70 procent): zwemmen, maar ook vissen en deelname aan mudruns of watersporten zijn risicofactoren (Obels 2025). Zeldzamer is besmetting door hobbymatig tuinieren of door contact met water na een verkeersongeval (Goris 2013). Ook besmettingen via een eigen tamme rat of hond zijn zeldzaam (RIVM 2023).

Verhoogde kans op ernstig beloop

Het risico op ontwikkeling van ernstige vormen van leptospirose lijkt toe te nemen met toenemende leeftijd (Gancheva 2022, Ko 1999, Lopes 2004, Spichler 2008). Hoewel de meerderheid van de leptospirosegevallen man is, waarschijnlijk doordat zij vaker bepaalde risicovolle activiteiten ondernemen, wordt op basis van de literatuur niet duidelijk of mannen ook meer vatbaar zijn voor ernstige ziekte. Zie ook de Onderbouwing

Verhoogde kans op ernstig beloop bij zwangerschap

De ziekte manifesteert zich bij zwangere vrouwen doorgaans hetzelfde als in de algemene bevolking. Leptospirose tijdens de zwangerschap kan leiden tot een miskraam (Sengupta 2024), intra-uteriene vruchtdood en congenitale infectie. Ongunstige uitkomsten voor de zwangere en/of foetus lijken vaker voor te komen bij vrouwen met een infectie tijdens het tweede trimester ten opzichte van het derde trimester. De hoeveelheid data is echter zeer beperkt en de beschikbare studies zijn van lage kwaliteit (Selvarajah 2021).   

Behandeling

Zie voor informatie over de behandeling van leptospirose, de website van de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) en het Kinderformularium.

Behandeling bij dieren

Diagnostiek

Diagnostiek vastgesteld in 2012. Met tussentijdse wijziging eind 2019 vastgesteld door Subcommissie diagnostiek n.a.v. de wijziging in meldingscriteria per 1/1/2020. Zie ook Diagnostisch Vademecum Leptospiren.

Microbiologische diagnostiek

Directe diagnostiek

Als de patiënt korter dan 10 dagen ziek is, wordt directe diagnostiek verricht op EDTA ethyleendiaminetetra-azijnzuur (ethyleendiaminetetra-azijnzuur )-bloed (5 ml) met een kwantitatieve RT-PCR. Deze PCR is ook toepasbaar op andere materialen zoals serum, urine, liquor en eventueel (post mortem) weefsel.

Ook kunnen leptospiren gekweekt worden, alleen heeft de diagnostiek weinig toegevoegde waarde voor de therapie, omdat de uitslag vaak weken tot maanden duurt. Momenteel is het Expertisecentrum Leptospirose (XCL Expertisecentrum Leptospirose (Expertisecentrum Leptospirose )) bij het Amsterdam UMC Universitair Medisch Centrum Utrecht (Universitair Medisch Centrum Utrecht ) de enige plek in Nederland waarin kweek op leptospiren wordt uitgevoerd, vooral in het kader van onderzoek. Als de ziekteverschijnselen minder dan 10 dagen bestaan, kunnen leptospiren gekweekt worden uit heparinebloed (5 ml) of uit liquor, en vanaf de tiende ziektedag tot een maand uit de urine. Het heeft de voorkeur om de urine zo snel mogelijk in te zetten (liefst binnen 2 uur), omdat leptospiren snel afsterven. Eventueel kan de urine pH-neutraal gemaakt worden, door er een pil natriumbicarbonaat aan toe te voegen.

Indien een patiënt langer dan 10 dagen ziek is, wordt alleen indirecte diagnostiek uitgevoerd.

Indirecte diagnostiek

Onafhankelijk van de ziekteduur wordt naar specifieke antistoffen gekeken in serum (2 ml) of stolbloed (5 ml) (of eventueel liquor). In principe zijn specifieke antistoffen na ongeveer 5 à 7 ziektedagen aantoonbaar met behulp van serologische testen zoals ELISA enzym-linked immuno sorbent assay (enzym-linked immuno sorbent assay ) en de microscopische agglutinatie test (MAT micro-agglutinatietest (micro-agglutinatietest )). Specifieke IgM immunoglobuline M (immunoglobuline M )-antistoffen in ELISA wijzen op een acute of recente leptospirose-infectie. Soms zijn gepaarde serummonsters nodig om ofwel door een seroconversie ofwel door een significante titerstijging de diagnose aan te tonen.

Opsturen materiaal: zie diagnostisch vademecum.

Er wordt door verschillende laboratoria gebruikgemaakt van sneltesten die IgM- of IgM- en IgG immunoglobuline G (immunoglobuline G )-antilichamen tegen leptospiren kunnen aantonen in serum/plasma. Bij een recente analyse bleek vooral de sensitiviteit beperkt (60 tot 70%), zodat een negatief resultaat een infectie niet uitsluit (Goris, PLoS Negl Trop Dis, 2013). De testen hebben vooral waarde voor gevallen waar een snelle onderbouwing van de leptospiroseverdenking wenselijk is voor de behandeling van de patiënt. Een positieve uitslag behoeft echter altijd bevestiging met de referentietesten, zeker in het geval van een in Nederland opgelopen leptospirose (gezien de consequenties voor de OGZ Openbare Gezondheidszorg (Openbare Gezondheidszorg )). Ook bij een negatieve uitslag en blijvende verdenking is bevestiging met referentietesten geïndiceerd.

Typering voor bron- en contactonderzoek

In overleg met het XCL kunnen leptospiren getypeerd worden voor bronopsporing indien de leptospiren zowel in de bron als in de patiënt positief zijn in de kweek. Bij een negatieve kweek van een patiënt kan ook de MAT de vermoedelijk infecterende serogroep aangeven; daarvoor zijn gepaarde sera nodig.

Niet-microbiologische diagnostiek

Niet van toepassing.

Diagnostiek bij dieren

Preventie

Immunisatie

Vaccinatie

Wereldwijd zijn diverse humane leptospirosevaccins in gebruik waaronder in China, Cuba, Japan en Frankrijk (Silveira 2017). In Nederland is sinds 2022 een vaccin beschikbaar. Dit vaccin, Spirolept, kan worden ingezet ter preventie van leptospirose veroorzaakt door serovar Icterohaemorrhagiae en in mindere mate Copenhageni uit de serogroep L. icterohaemorrhagiae, bij volwassenen met verhoogd blootstellingsrisico. Voor de indicaties, eigenschappen, dosering, veiligheid en effectiviteit zie de factsheet Leptospirosevaccinatie en het protocol ‘Leptospirose' van het Landelijk Coördinatiecentrum voor Reizigersadvisering (LCR Landelijke Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (Landelijke Coördinatiecentrum Reizigersadvisering )). Naast het humane vaccin zijn er veterinaire vaccins beschikbaar, zie Veterinaire informatie.

Immunisatie bij dieren

Passieve immunisatie

Er bestaat geen passieve immunisatie voor leptospirose. 

Antibioticaprofylaxe

Voor een kleine groep reizigers die hoog risico loopt op blootstelling, wordt soms pre-expositieprofylaxe met antibiotica geadviseerd. Het LCR voorziet in dit advies. In Nederland wordt aan beroepsgroepen die continu worden blootgesteld (zoals rioolwerkers) geen antibiotische pre-expositieprofylaxe gegeven, omdat langdurig antibioticumgebruik onwenselijk is. Zie ook de Arbeidsrelevante aanvullingen.

Algemene preventieve maatregelen

Preventie van blootstelling bij mensen bestaat enerzijds uit maatregelen op individueel niveau (bijvoorbeeld het voorkomen en afdekken van wonden en het voorkomen van contact met urine van potentieel besmette dieren en potentieel besmet water, aarde, of modder) en anderzijds uit maatregelen op omgevingsniveau (bijvoorbeeld het beheersen van dierplagen). Hieronder worden naast algemene adviezen ook verschillende bronnen met adviezen voor specifieke doelgroepen weergegeven.

Algemene maatregelen:

  • Raak geen dode of zieke dieren aan zonder handschoenen. Of was de handen met water en zeep direct na contact;
  • Beschouw urine van ratten (en muizen) als besmettelijk;
  • Draag tijdens buitenactiviteiten rubberlaarzen of waterdichte schoenen, een stevige broek en handschoenen;
  • Dek wondjes af met een waterdichte pleister (dit is iets anders dan waterbestendig of waterproof) en neem pleisters mee bij zowel recreatieve als beroepsmatige buitenactiviteiten;
  • Desinfecteer wondjes ontstaan tijdens buitenactiviteiten.

Adviezen per doelgroep

Voor burgers zijn adviezen voor het voorkomen en bestrijden van rattenoverlast te vinden op de webpagina Ratten van de GGD Leefomgeving. Bij overstromingen of wateroverlast is informatie voor burgers te vinden op de webpagina Wateroverlast. Voor reizigers zijn adviezen om leptospirose te voorkomen te vinden op de website van het Landelijk Coördinatie Centrum voor Reizigers (LCR).

Voor GGD-professionals geeft het LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-draaiboek Waterrecreatie en infectieziekten informatie over preventie (en afhandeling) van blootstelling aan pathogenen via oppervlaktewater. In de Handreiking leptospirose in relatie tot zwemmen in oppervlaktewater (o.a. voor GGD en waterbeheerders) zijn preventieve maatregelen beschreven die het risico op het oplopen van leptospirose door recreanten verkleinen.

Voor algemene informatie voor professionals en voor professionals in de rattenbestrijding zie de Arbeidsrelevante aanvullingen. Voor organisatoren van evenementen is er de Hygiënerichtlijn voor evenementen.

Preventieve maatregelen bij dieren

Reiniging, desinfectie en sterilisatie

Conform de richtlijn Standaardmethoden reiniging, desinfectie en sterilisatie in de openbare gezondheidszorg. Voor het schoonmaken van dierverblijven zie de Veterinaire informatie

Maatregelen

Meldingsplicht

Leptospirose is een meldingsplichtige ziekte groep C.

Dit houdt in dat artsen en hoofden van laboratoria bij vaststelling van de infectieziekte dit binnen 1 werkdag moeten melden aan de GGD.
De GGD meldt gepseudonimiseerd conform de Wet publieke gezondheid binnen 1 week aan het CIb Centrum Infectieziektebestrijding (Centrum Infectieziektebestrijding ) en levert gegevens voor de landelijke surveillance van meldingsplichtige ziekten.

Meldingscriterium

  • Elk persoon met koorts en tenminste 2 van de volgende 12 symptomen:
    • hoofdpijn;
    • spierpijn;
    • koude rillingen;
    • diarree en/of braken;
    • conjunctivale hyperemie (verwijde bloedvaten van het oogslijmvlies);
    • verhoogde bloedingsneiging (huid- of slijmvliesbloedingen);
    • acuut ontstane huiduitslag;
    • icterus;
    • hartritmestoornis of hartfalen;
    • tekenen van meningeale prikkeling;
    • anurie/oligurie en/of proteïnurie;
    • respiratoire klachten met of zonder hemoptoë,

in combinatie met tenminste 1 van de 4 hieronder genoemde laboratoriumcriteria.

OF

  • Elke persoon met koorts én risicocontact met besmette dieren of met Leptospira spp. gecontamineerde omgeving, in combinatie met tenminste 1 van de 4 hieronder genoemde laboratoriumcriteria.

    Laboratoriumcriteria
  1. Aantonen van Leptospira spp. uit patiëntenmateriaal (bloed, weefsels, liquor en urine) via kweek of PCR.
  2. Aantonen van een viervoudige of grotere antistoftiterstijging in de microscopische agglutinatie test (MAT) uitgevoerd met een adequaat panel van stammen en/of IgM-ELISA in een serumpaar (sera afgenomen in de acute fase en de herstelfase met een tussenpoos van twee of meer weken en in hetzelfde laboratorium onderzocht).
  3. Een éénmalige hoge titer in MAT en/of IgM-ELISA.
  4. Een positieve sneltest.

Voor meer informatie over de werkwijze van de melding zie het stappenplan leptospirose.

Meldingsplicht veterinair

Inschakelen van andere instanties

Leptospirose bij dieren moet gemeld worden bij de NVWA. Zie verder de Veterinaire informatie. Bij humane gevallen van leptospirose is het advies dit te melden bij de locatiehouder, de waterbeheerder (Waterschappen en Rijkswaterstaat) en/of de toezichthouder (provincie, met doorgaans de Omgevingsdienst als uitvoerder), zie Handreiking leptospirose in relatie tot zwemmen in oppervlaktewater.
Advies over bestrijding van ratten kan worden ingewonnen bij het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (Kennis- en Adviescentrum Dierplagen )) en de gemeentelijke dierplaagbestrijding.

Overleg indien nodig met het Expertisecentrum Leptospirose (XCL) over de (interpretatie van) laboratoriumuitslagen en over bronopsporing.

Zie ook het Vademecum zoönosen

Bron- en contactonderzoek

Bronopsporing

De patiënt wordt gevraagd naar blootstelling aan een mogelijke bron of plaats van infectie (contact met dieren, modder of oppervlaktewater, buitenlandse reis) en of er mogelijk ook andere personen zijn blootgesteld.  

Bron in buitengebied

Zo nodig kan een verdachte locatie worden onderzocht op aanwezigheid van ratten. Dit onderzoek kan de gemeente, het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) of een particuliere dierplaagbestrijder uitvoeren. Wanneer de GGD het mogelijk en zinvol acht de exacte besmettingsbron te achterhalen, kan de NVWA worden gevraagd brononderzoek bij gevangen of gedode dieren uit te voeren. De NVWA beslist of er monsters genomen worden voor nader onderzoek. 

Diagnostiek op omgevingsmonsters heeft doorgaans geen zin. In oppervlaktewater en modder komen namelijk ‘saprofyte’ (niet-pathogene) Leptospira spp. in grote aantallen voor (Bierque 2020). Het is bewerkelijk om saprofyten te onderscheiden van pathogene Leptospira spp. Onderzoek naar de aanwezigheid van plaagdieren geeft meer zinvolle en bruikbare informatie. Daarnaast voorkomt het een vals gevoel van veiligheid als geen pathogene Leptospira spp. zijn aangetoond (Aviat 2009).

Een dier als bron

De NVWA kan worden gevraagd om dieren te onderzoeken, indien deze beschikbaar zijn. 

De NVWA kan Wageningen Bioveterinary Research (WBVR Wageningen Bioveterinary research (voorheen Centraal veterinair instituut CVI) (Wageningen Bioveterinary research (voorheen Centraal veterinair instituut CVI) )) en/of XCL inschakelen voor diagnostiek bij mogelijke brondieren.

Contactonderzoek

Contactonderzoek bij contacten van de index

Aangezien leptospirose slechts zeer zelden van mens-op-mens wordt overgedragen, is contactonderzoek onder personen die contact hebben gehad met de patiënt niet nodig.

Contactonderzoek bij contacten blootgesteld aan dezelfde (vermoedelijke) bron

Personen die zijn blootgesteld aan dezelfde vermoedelijke bron, moeten geïnformeerd worden over het risico en wat te doen bij ziekteverschijnselen - ook indien er sprake is van een bron in het buitenland, bijvoorbeeld bij personen die onderdeel waren van hetzelfde reisgezelschap. Wanneer de infectie mogelijk opgelopen is tijdens een groot evenement (zoals bijvoorbeeld een mud run), kunnen grote groepen personen blootgesteld zijn waardoor (in samenwerking met de organisator van het evenement) een andere communicatiestrategie nodig kan zijn. Bij lokale evenementen kunnen huisartsen geïnformeerd worden, zodat ze laagdrempelig kunnen testen. Uiteraard is dit enkel relevant als op basis van de incubatietijd nog nieuwe ziektegevallen verwacht kunnen worden.

Maatregelen ten aanzien van index, contacten en bron

Maatregelen ten aanzien van index

De algemene (hand)hygiëne dient in acht te worden genomen. Er dient hygiënisch met urine te worden omgegaan.

Maatregelen ten aanzien van contacten

Mens-op-mens-transmissie komt vrijwel niet voor. Daarom zijn maatregelen voor contacten van de index niet nodig. Zie verder Contactonderzoek bij contacten blootgesteld aan dezelfde (vermoedelijke) bron en Postexpositieprofylaxe.

Maatregelen ten aanzien van de bron

Bij meerdere besmettingen op dezelfde locatie zijn mogelijke maatregelen:

  • Rattenbestrijding
  • Voorlichting van publiek
  • Een waarschuwing, een negatief zwemadvies of zwemverbod
  • Sluiting van het gebied

Het LCI-draaiboek Waterrecreatie en infectieziekten geeft een overzicht van de betrokken instanties en hun verantwoordelijkheden bij waterrecreatie. De Handreiking leptospirose in relatie tot zwemmen in oppervlaktewater beschrijft maatregelen in de situatie waarin recreatie in oppervlaktewater heeft geleid tot een of meerdere gevallen van leptospirose.

Maatregelen bij dieren

Postexpositieprofylaxe

In de literatuur is geen bewijs voor effectiviteit van profylactische antibiotica na blootstelling (Win 2024). Zie de Onderbouwing. Het advies is dan ook om geen postexpositieprofylaxe (PEP postexpositieprofylaxe (postexpositieprofylaxe )) te geven na potentiële blootstelling en het beloop af te wachten gedurende 4 weken. Zodra de blootgestelde persoon symptomen krijgt die passen bij leptospirose, moet hij of zij - in afwachting van de uitslag van diagnostisch onderzoek - behandeld worden. Geef daarom goede instructies aan de blootgestelde en aan de huisarts over symptomen en vroegtijdige behandeling.

In uitzonderlijke gevallen kan, binnen de incubatieperiode, worden overgegaan tot antibiotische profylaxe. Dit betreft gevallen waarbij er sprake is van een combinatie van (1) een hoogrisico bron (bijvoorbeeld een bewezen of sterk verdacht dier), (2) een hoogrisico blootstelling (dat wil zeggen blootstelling van beschadigde huid aan urine van het dier) én (3) een verhoogd risico op ernstige ziekte bij de blootgestelde (zoals een leeftijd >60 jaar). De antibiotische profylaxe kan bestaan uit éénmalig 200 mg doxycycline (Gonsalez 1998) of de behandeling volgens de SWAB-richtlijn

Wering

Wering van school, kinderopvang en consultatiebureau is niet van toepassing; directe overdracht van mens op mens is zelden beschreven. Voor wering van werkzaamheden met potentiële blootstelling aan besmette dieren of een besmette omgeving, modder of oppervlaktewater, zie de Arbeidsrelevante aanvullingen.

Arbeidsrelevante aanvullingen

Deze aanvullingen zijn geschreven voor en door bedrijfsartsen en beschrijven de preventieve maatregelen om het oplopen van infectieziekten tijdens het werk te voorkomen (werknemer als risicoloper) en de maatregelen/aanpassingen die genomen kunnen worden bij vaststelling van de infectieziekte bij de werknemer (werknemer als risicovormer). In de werksituatie gelden de Arbowet, het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) en de Europese Richtlijn 2000/54 gericht op preventie. Zie ook biologische agentia in de wet (Arboportaal.nl).

Ziekteverschijnselen in relatie tot arbeid

Zie de paragraaf Ziekteverschijnselen. Leptospirose kent bij mensen een zeer uiteenlopend klinisch beeld. Milde ziekteverschijnselen worden vaak niet als zodanig herkend en de bedrijfsarts zal hier meestal niet bij worden betrokken.

Arbeidsgerelateerde risicogroepen 

Risicolopers

Beroepsgroepen met een verhoogde kans op infectie zijn werkers die contact hebben met water, modder of (in)direct met ratten/muizen, waaronder:, veehouders, agrariërs, hoveniers, boswerkers, ongediertebestrijders, baggeraars, riool- en constructiewerkers en andere werkers in het buitengebied. Ook dierenartsen, jagers, boswachters, hulpverleners die werken in gebieden met overstromingen, afvalverwerkers indien zij direct contact hebben met besmet afval, werknemers die beroepsmatig reizen naar endemische gebieden en militairen lopen risico op besmetting (Acke 2022, Alavi 2014, Alvarado-Esquivel 2015,  Ciceroni 2000, Dreyfus 2015, Galan 2023, Jansen 2005, Jurke 2015, Karpagam 2020, Mohd Ridzuan 2016, Munoz-Zanzi 2020, Mwachui 2015, Richard 2015, Tabibi 2013, WIV-ISP 2015). Ongeveer 20% van de meldingen van leptospirose in Nederland is beroepsmatig (Obels 2025).

Risicovormers

Er zijn geen beroepsgroepen aan te wijzen met een verhoogde kans op transmissie naar (kwetsbare) derden.

Werknemers met een verhoogde kans op ernstig beloop

Voor medische risicogroepen en zwangeren zie Verhoogde kans op ernstig beloop en Verhoogde kans op ernstig beloop bij zwangerschap. In de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) moet rekening worden gehouden met de medische risicogroepen en de demografie van de werknemerspopulatie. 

Preventieve maatregelen op het werk

De werkgever is in het kader van het Arbeidsomstandighedenbesluit verantwoordelijk voor de bescherming van werknemers (Afdeling 9 Arbeidsomstandighedenbesluit). 

Volg de Algemene preventieve maatregelen en, bij preventieve maatregelen op het werk, de bio-arbeidshygiënische strategie (Arboportaal.nl)

Leptospira spp. vallen onder risicoklasse 2 van de biologische agentia (zie Europese Richtlijn 2019/1833). 

Bij beroepsmatig contact met mogelijk besmette dieren of een besmette omgeving, zijn persoonlijke beschermingsmiddelen aangewezen. Zie ook de Bio-ArbeidsHygienische (BAH) kaart van het Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid (KIZA). Draag lange, liefst waterdichte handschoenen, een veiligheidsbril die zowel de voor- als zijkant van de ogen afschermt en een mondneusmaker (type FFP2) en bij de werksituatie passende werkkleding zoals bijvoorbeeld lieslaarzen of een waadpak. Dit met juiste aan- en uitkleedprocedures. Het is belangrijk de handen te reinigen na onbeschermd contact met dieren of dierlijke materialen, vóór het eten en drinken (maar denk ook aan roken), vóór en na toiletbezoek, vóór en na gebruik van handschoenen of na aanraking van andere gebruikte beschermingsmiddelen, zie de Aandachtspunten Werken met in het wild levende ratten

Vaccinatie werknemers

Als uit de RI&E blijkt dat er een risico bestaat voor de gezondheid van werknemers terwijl er effectieve inentingen in Nederland beschikbaar zijn, dan moet de werkgever een vaccinatie aanbieden (Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 4.91). Vaccinatie is bedoeld als aanvulling op andere (preventieve) maatregelen. Naast vaccinatie ter directe bescherming van werknemer dient vaccinatie ter bescherming van derden in de afweging te worden meegenomen (zie Gezondheidsraadadvies Vaccinatie werknemers). Voor meer informatie zie Maatregelen bij het werken met biologische agentia (arboportaal.nl, onder ‘Vaccinatie’).

Sinds 2022 is in Nederland het vaccin Spirolept beschikbaar voor volwassenen. Het vaccin biedt bescherming tegen serovar Icterohaemorrhagiae en in mindere mate ook serovar Copenhageni uit de serogroep L. icterohaemorrhagiae, maar niet tegen andere serogroepen (zie factsheet Leptospirose). In juli 2025 heeft de Gezondheidsraad een advies uitgebracht over leptospirosevaccinatie voor werknemers (Vaccinatie voor werknemers). De Gezondheidsraad geeft aan dat er onvoldoende recente wetenschappelijke gegevens zijn om een breed vaccinatieaanbod te onderbouwen. De bedrijfsarts wordt geadviseerd om in sporadische gevallen vaccinatie te overwegen. Het gaat dan om een aanbod op individuele basis aan werknemers bij wie zelfs na het toepassen van beschermende maatregelen het risico op blootstelling verhoogd blijft, zoals bijvoorbeeld bij sommige rioolwerkers en muskusratvangers.

Preventieve maatregelen bij zwangerschap of kinderwens

De werkgever is in het kader van het Arbeidsomstandighedenbesluit voor de bescherming van werknemers in het algemeen en zwangere medewerkers in het bijzonder (Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 4.107).  Zie ook het HSE-artikel Zwangerschap en werk
Werkgevers actief in de risicosectoren dienen, bij voorkeur bij aanstelling, medewerkers te wijzen op het anonieme open spreekuur (arbeidsomstandigheden- of preventief spreekuur) bij de bedrijfsarts, bij zwangerschapswens, zwangerschap of lactatie. Zie ook bij Maatregelen en wering van werk.

Maatregelen en wering van werk

Zie Maatregelen ten aanzien van contacten en bron. Aanpassing van werkzaamheden en wering van werkzaamheden waarbij potentiële blootstelling bestaat aan besmette dieren of een besmette omgeving, modder of oppervlaktewater tijdens zwangerschap is zinvol (KIZA 2024). De bedrijfsarts kan hierover adviseren in een preventief consult. 

Melden als beroepsziekte 

Indien de ziekte (waarschijnlijk) is opgelopen tijdens de beroepsuitoefening, is de bedrijfsarts verplicht (Arbobesluit artikel 9.3) om dit (online) te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.

In de afgelopen tien jaar zijn er bij het NCvB Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (Nederlands Centrum voor Beroepsziekten ) acht meldingen binnengekomen van besmettingen met Leptospira spp. of de ziekte van Weil. Drie meldingen waren afkomstig uit de sector afvalverwerking (met name riolering), twee meldingen vanuit de waterschappen (ongediertebestrijding), een vanuit de bouw en een vanuit de milieudienst van een gemeente. De laatste melding was afkomstig uit de luchtvaart en deze besmetting heeft plaatsgevonden in het buitenland. Dit zegt weinig over het daadwerkelijke aantal beroepsmatig opgelopen gevallen; het NCvB heeft te maken met onderrapportage.

Literatuur

  • Acke S, Couvreur S, Bramer WM, Schmickler MN, De Schryver A & Haagsma JA. Global infectious disease risks associated with occupational exposure among non-healthcare workers: a systematic review of the literature. Occupational and environmental medicine, 2022; 79(1), 63–71. https://doi.org/10.1136/oemed-2020-107164
  • Alavi SM, Khoshkho MM. Seroprevalence study of leptospirosis among rice farmers in khuzestan province, South west iran, 2012. Jundishapur J Microbiol. 2014;7(7):e11536. https://doi.org/10.5812/jjm.11536
  • Alvarado-Esquivel C, Hernandez-Tinoco J, Sanchez-Anguiano LF, Ramos-Nevarez A, Cerrillo-Soto SM, Guido-Arreola CA. Leptospira Exposure and Waste Pickers: A Case-Control Seroprevalence Study in Durango, Mexico. J Clin Med Res. 2015;7(8):637-40. https://doi.org/10.14740/jocmr2217w
  • Alvarado-Esquivel C, Hernandez-Tinoco J, Sanchez-Anguiano LF, Ramos-Nevarez A, Cerrillo-Soto SM, Saenz-Soto L, et al. High Seroprevalence of Leptospira Exposure in Meat Workers in Northern Mexico: A Case-Control Study. J Clin Med Res. 2016;8(3):231-6. https://doi.org/10.14740/jocmr2463w
  • Asoh T, Miyahara S, Villanueva SYAM, Kanemaru T, Takigawa T, Mori H, et al. Protective role of stratum corneum in percutaneous Leptospira infection in a hamster model. Microbial Pathogenesis. 2023;182. https://doi.org/10.1016/j.micpath.2023.106243
  • Aviat F, Blanchard B, Michel V, Blanchet B, Branger C, Hars J, et al. Leptospira exposure in the human environment in France: A survey in feral rodents and in fresh water. Comparative Immunology, Microbiology and Infectious Diseases. 2009;32(6):463-76. https://doi.org/https://doi.org/10.1016/j.cimid.2008.05.004
  • Beauté J, Innocenti F, Aristodimou A, Špačková M, Eves C, Kerbo N, et al. Epidemiology of reported cases of leptospirosis in the EU Europese Unie (Europese Unie)/EEA, 2010 to 2021. Eurosurveillance. 2024;29(7). https://doi.org/http://dx.doi.org/10.2807/1560-7917.ES.2024.29.7.2300266
  • Bierque E, Soupé-Gilbert ME, Thibeaux R, Girault D, Guentas L, Goarant C. Leptospira interrogans Retains Direct Virulence After Long Starvation in Water. Current Microbiology. 2020;77(10):3035-43. https://doi.org/10.1007/s00284-020-02128-7  
  • Bolin CA, Koellner P. Human-to-Human Transmission of Leptospira interrogans by Milk. The Journal of Infectious Diseases. 1988;158(1):246-7. https://doi.org/10.1093/infdis/158.1.246 
  • CDC. Leptospirosis fact sheet for clinicians 2018. Geraadpleegd op 18 januari 2024.Beschikbaar via: https://www.cdc.gov/leptospirosis/pdf/fs-leptospirosis-clinicians-eng-508.pdf.
  • CDC. Leptospirosis 2023. Geraadpleegd op 13 december 2023. Beschikbaar via: https://www.cdc.gov/leptospirosis/index.html.
  • Ciceroni L, Stepan E, Pinto A, Pizzocaro P, Dettori G, Franzin L, et al. Epidemiological trend of human leptospirosis in Italy between 1994 and 1996. Eur J Epidemiol. 2000;16(1):79-86. https://doi.org/10.1023/a:1007658607963
  • Costa F, Hagan JE, Calcagno J, Kane M, Torgerson P, Martinez-Silveira MS, et al. Global Morbidity and Mortality of Leptospirosis: A Systematic Review. PLoS Negl Trop Dis. 2015;9(9):e0003898. https://doi.org/10.1371/journal.pntd.0003898
  • de Vries SG, Bekedam MMI, Visser BJ, Stijnis C, van Thiel PPAM, van Vugt M, et al. Travel-related leptospirosis in the Netherlands 2009–2016: An epidemiological report and case series. Travel Medicine and Infectious Disease. 2018;24:44-50. https://doi.org/http://dx.doi.org/10.1016/j.tmaid.2018.05.002
  • Dreyfus A, Heuer C, Wilson P, Collins-Emerson J, Baker MG, Benschop J. Risk of infection and associated influenza-like disease among abattoir workers due to two Leptospira species. Epidemiol Infect. 2015;143(10):2095-105. https://doi.org/10.1017/s0950268814002477
  • Elbers AR, Vecht U, Osterhaus AD, Groen J, Wisselink HJ, Diepersloot RJ, et al. Low prevalence of antibodies against the zoonotic agents Brucella abortus, Leptospira spp., Streptococcus suis serotype II, hantavirus, and lymphocytic choriomeningitis virus among veterinarians and pig farmers in the southern part of The Netherlands. Vet Q. 1999;21(2):50-4. https://doi.org/10.1080/01652176.1999.9694991
  • Friesema IHM, Bakker J, Maas M, Goris MGA, van der Giessen JWB, Rockx BHG. Seroprevalence of hantaviruses and Leptospira in muskrat and coypu trappers in the Netherlands, 2016. Infect Ecol Epidemiol. 2018;8(1):1474707. https://doi.org/10.1080/20008686.2018.1474707
  • Galan DI, Schneider MC Medisch Centrum (Medisch Centrum ), Roess AA. Leptospirosis Risk among Occupational Groups in Brazil, 2010-2015. Am J Trop Med Hyg. 2023;109(2):376-86. https://doi.org/10.4269/ajtmh.21-0181
  • Gancheva G. Prognostic Score for Severity of Leptospirosis. Journal of IMAB - Annual Proceeding (Scientific Papers). 2022;28(2):4423-30. https://doi.org/http://dx.doi.org/10.5272/jimab.2022282.4423
  • Gonsalez CR, Casseb J, Monteiro FG, Paula-Neto J, Fernandez RB, Silva MV, et al. Use of doxycycline for leptospirosis after high-risk
  • Goris MG, Boer KR, Duarte TA, Kliffen SJ, Hartskeerl RA. Human leptospirosis trends, the Netherlands, 1925-2008. Emerg Infect Dis. 2013;19(3):371-8. https://doi.org/10.3201/eid1903.111260
  • Haake DA, Levett PN. Leptospira Species (Leptospirosis). In: Bennett JE, Dolin R, MJ B, editors. Mandell, Douglas, and Bennett's principles and practice of infectious diseases. Philadelphia: Elsevier Saunders; 2020. p. 2898-905.
  • Harrison NA, Fitzgerald WR. Leptospirosis — can it be a sexually transmitted disease? Postgraduate Medical Journal. 1988;64(748):163-4. https://doi.org/10.1136/pgmj.64.748.163
  • Jansen A, Schöneberg I, Frank C, Alpers K, Schneider T, Stark K. Leptospirosis in Germany, 1962-2003. Emerg Infect Dis. 2005;11(7):1048-54. https://doi.org/10.3201/eid1107.041172
  • Jurke A, Bannert N, Brehm K, Fingerle V, Kempf VA, Kömpf D, et al. Serological survey of Bartonella spp., Borrelia burgdorferi, Brucella spp., Coxiella burnetii, Francisella tularensis, Leptospira spp., Echinococcus, Hanta-, TBE- and XMR-virus infection in employees of two forestry enterprises in North Rhine-Westphalia, Germany, 2011-2013. Int J Med Microbiol. 2015;305(7):652-62. https://doi.org/10.1016/j.ijmm.2015.08.015
  • Karpagam KB, Ganesh B. Leptospirosis: a neglected tropical zoonotic infection of public health importance—an updated review. European Journal of Clinical Microbiology & Infectious Diseases. 2020;39(5):835-46. https://doi.org/10.1007/s10096-019-03797-4
  • KIZA Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid (Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid ). Beroepsinfectieziekte Leptospirose. (2024). Beschikbaar via: https://www.kiza.beroepsziekten.nl/bahkaart/beroepsinfectieziekte-leptospirose
  • Ko AI aviaire influenza (vogelgriep) (aviaire influenza (vogelgriep) ), Galvão Reis M, Ribeiro Dourado CM, Johnson Jr WD, Riley LW. Urban epidemic of severe leptospirosis in Brazil. Lancet. 1999;354(9181):820-5. https://doi.org/http://dx.doi.org/10.1016/S0140-6736(99)80012-9
  • Levett PN. Leptospirosis. Clin Microbiol Rev. 2001;14(2):296-326. https://doi.org/10.1128/cmr.14.2.296-326.2001
  • Lopes AA, Costa E, Costa YA, Sacramento E, de Oliveira Junior AR, Lopes MB, et al. Comparative study of the in-hospital case-fatality rate of leptospirosis between pediatric and adult patients of different age groups. Rev Inst Med Trop Sao Paulo. 2004;46(1):19-24. https://doi.org/10.1590/s0036-46652004000100004
  • Mevada Y, Vinod KK, Balamurgan V, Chavhan S, Kumar J, Palkhade R. Seroprevalence and Risk Factors Associated with Leptospirosis in High-Risk Occupational Groups in the State of Gujarat as Determined by IgM immunoglobuline M (immunoglobuline M ) ELISA enzym-linked immuno sorbent assay (enzym-linked immuno sorbent assay ) and MAT micro-agglutinatietest (micro-agglutinatietest ) Test: A Cross-Sectional Study. Indian J Occup Environ Med. 2024;28(2):106-14. https://doi.org/10.4103/ijoem.ijoem_83_23
  • Mohd Ridzuan J, Aziah BD, Zahiruddin WM. Work Environment-Related Risk Factors for Leptospirosis among Plantation Workers in Tropical Countries: Evidence from Malaysia. Int J Occup Environ Med. 2016;7(3):156-63. https://doi.org/10.15171/ijoem.2016.699
  • Munoz-Zanzi C, Groene E, Morawski BM, Bonner K, Costa F, Bertherat E, et al. A systematic literature review of leptospirosis outbreaks worldwide, 1970-2012. Rev Panam Salud Publica. 2020;44:e78. https://doi.org/10.26633/rpsp.2020.78
  • Mwachui MA, Crump L, Hartskeerl R, Zinsstag J, Hattendorf J. Environmental and Behavioural Determinants of Leptospirosis Transmission: A Systematic Review. PLoS Negl Trop Dis. 2015;9(9):e0003843. https://doi.org/10.1371/journal.pntd.0003843
  • Obels I, Mughini-Gras L, Maas M, Brandwagt D, van den Berge N, Notermans DW, et al. Increased incidence of human leptospirosis and the effect of temperature and precipitation, the Netherlands, 2005 to 2023. Eurosurveillance. 2025;30(15):2400611. https://doi.org/doi:https://doi.org/10.2807/1560-7917.ES.2025.30.15.2400611
  • Pijnacker R, Goris MGA, te Wierik MJM, Broens EM, van der Giessen JWB, de Rosa M, et al. Marked increase in leptospirosis infections in humans and dogs in the Netherlands, 2014. Eurosurveillance. 2016;21(17):30211. https://doi.org/doi:https://doi.org/10.2807/1560-7917.ES.2016.21.17.30211
  • Picardeau M. Virulence of the zoonotic agent of leptospirosis: still terra incognita? Nature Reviews Microbiology. 2017;15(5):297-307. https://doi.org/10.1038/nrmicro.2017.5
  • Ratet G, Veyrier FJ, Fanton d'Andon M, Kammerscheit X, Nicola M-A, Picardeau M, et al. Live Imaging of Bioluminescent Leptospira interrogans in Mice Reveals Renal Colonization as a Stealth Escape from the Blood Defenses and Antibiotics. PLoS Negl Trop Dis. 2014;8(12):e3359. https://doi.org/10.1371/journal.pntd.0003359
  • Richard S, Oppliger A. Zoonotic occupational diseases in forestry workers - Lyme borreliosis, tularemia and leptospirosis in Europe. Ann Agric Environ Med. 2015;22(1):43-50. https://doi.org/10.5604/12321966.1141368
  • RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ). Staat van Zoönosen 2023. Bilthoven; 2016. Beschikbaar via: https://www.rivm.nl/publicaties/staat-van-zoonosen-2016
  • RIVM. Staat van Zoönosen 2023. Bilthoven; 2023. Beschikbaar via: https://www.onehealth.nl/staat-van-zoonosen-2023/trends#2023lepto
  • Selvarajah S, Ran S, Roberts NW, Nair M. Leptospirosis in pregnancy: A systematic review. PLoS Negl Trop Dis. 2021;15(9):e0009747. https://doi.org/10.1371/journal.pntd.0009747.
  • Sengupta M, T L, Mandal S, Mukhopadhyay K. Foetal outcome of Leptospira and Rickettsial infections during pregnancy: a systematic review. Trans R Soc Trop Med Hyg. 2024;118(12):814–28. https://doi.org/10.1093/trstmh/trae053
  • Shaked Y, Shpilberg O, Samra D, Samra Y. Leptospirosis in Pregnancy and Its Effect on the Fetus: Case Report and Review. Clinical Infectious Diseases. 1993;17(2):241-3. https://doi.org/10.1093/clinids/17.2.241
  • Silveira MM, Oliveira TL, Schuch RA, McBride AJA, Dellagostin OA, Hartwig DD. DNA vaccines against leptospirosis: A literature review. Vaccine. 2017;35(42):5559-67. https://doi.org/https://doi.org/10.1016/j.vaccine.2017.08.067
  • Spichler AS, Vilaça PJ, Athanazio DA, Albuquerque JOM, Buzzar M, Castro B, et al. Predictors of lethality in severe leptospirosis in urban Brazil. American Journal of Tropical Medicine and Hygiene. 2008;79(6):911-4. https://doi.org/http://dx.doi.org/10.4269/ajtmh.2008.79.911
  • Sullivan Joseph P, Nair N, Potula H-H, Gomes-Solecki M. Eyedrop Inoculation Causes Sublethal Leptospirosis in Mice. Infection and Immunity. 2017;85(4):10.1128/iai.01050-16 . https://doi.org/10.1128/iai.01050-16
  • Sykes JE, Francey T, Schuller S, Stoddard RA, Cowgill LD, Moore GE. Updated ACVIM consensus statement on leptospirosis in dogs. J Vet Intern Med. 2023;37(6):1966-82. https://doi.org/10.1111/jvim.16903
  • Tabibi R, Baccalini R, Barassi A, Bonizzi L, Brambilla G, Consonni D, et al. Occupational exposure to zoonotic agents among agricultural workers in Lombardy Region, northern Italy. Ann Agric Environ Med. 2013;20(4):676-81. 
  • Thiermann AB, Handsaker AL. Experimental infection of calves with Leptospira interrogans serovar hardjo: conjunctival versus intravenous route of exposure. Am J Vet Res. 1985;46(2):329-31. 
  • Wasiński B, Dutkiewicz J. Leptospirosis – current risk factors connected with human activity and the environment. Annals of Agricultural and Environmental Medicine. 2013;20(2):239-44. 
  • WIV-ISP. Zoönosen en vectoroverdraagbare ziekten. Epidemiologische surveillance in België, 2013 en 2014. Brussel; 2015. Beschikbaar via: zoonosen_en_vectoroverdraagbare_ziekten._jaarrapport_2013_en_2014.pdf
  • WHO World Health Organization (World Health Organization ). Human leptospirosis: guidance for diagnosis, surveillance and control. Malta; 2003. Beschikbaar via: https://www.who.int/publications/i/item/human-leptospirosis-guidance-for-diagnosis-surveillance-and-control.
  • Win TZ, Perinpanathan T, Mukadi P, Smith C, Edwards T, Han SM, et al. Antibiotic prophylaxis for leptospirosis. Cochrane Database Syst Rev. 2024;3(3):Cd014959. https://doi.org/10.1002/14651858.CD014959.pub2
  • Wójcik-Fatla A, Zając V, Cisak E, Sroka J, Sawczyn A, Dutkiewicz J. Leptospirosis as a tick-borne disease? Detection of Leptospira spp. in Ixodes ricinus ticks in eastern Poland. Ann Agric Environ Med. 2012;19(4):656-9. 
  • Zhang Y, Lou XL, Yang HL, Zhang XY, Guo XK, He P, et al. Establishment of a leptospirosis model in guinea pigs using an epicutaneous inoculations route. BMC Infectious Diseases. 2012:20. https://doi.org/10.1186/1471-2334-12-20
  • Zilber AL, Belli P, Grezel D, Artois M, Kodjo A, Djelouadji Z. Comparison of Mucosal, Subcutaneous and Intraperitoneal Routes of Rat Leptospira Infection. PLoS Negl Trop Dis. 2016;10(3):e0004569. https://doi.org/10.1371/journal.pntd.0004569