Veterinaire informatie bij de LCI-richtlijn Giardiasis
Doel van de veterinaire informatie bij een LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-richtlijn is om de GGD (Gemeentelijke gezondheidsdienst )-professional te voorzien van context die relevant kan zijn voor bestrijding van de infectieziekte bij de mens. Dit kan bijvoorbeeld bijdragen aan bronopsporing en begrip van de epidemiologie. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.
Dierlijke reservoirs
Bij de mens worden vooral assemblage A en B gevonden. Bij dieren komen met name andere assemblages voor (Certad, Viscogliosi et al. 2017). Assemblages C-D (hond); E (herkauwers); F (katten); G (knaagdieren) en H (zeehonden). Assemblages A en B zijn nog te subtyperen tot AI (aviaire influenza (vogelgriep) )-IV en BI-IV. Bij mens en dier kunnen subtype AI voorkomen, terwijl subtype AII voornamelijk bij mensen voorkomt en subtype AIII en AIV alleen bij dieren. Assemblage BIII en BIV komen voornamelijk bij mensen voor en BI en BII alleen bij dieren. Door het gebrek aan discriminerende moleculaire technieken is de zoönotische potentie van Giardia nog steeds een onderwerp van onderzoek, maar gezien de kennis van nu lijkt het zoönotisch potentieel niet groot. Giardia kan gevonden worden bij zowel landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren als wilde dieren.
Epidemiologie
Verspreiding in de wereld bij dieren
Wereldwijd. Bij dieren variëren de percentages sterk per land, situatie en testmethode (ESSCAP, Ballweber, Xiao et al. 2010, Epe, Rehkter et al. 2010).
Voorkomen in Nederland bij dieren
Ook voor Nederland geldt dat de prevalentie in de literatuur wisselt erg per gebruikte diagnostische methode, situatie en verzorging (kennel, opvang tehuis, eigenaar). Bij dieren variëren de percentages sterk per land, situatie en testmethode.
Incubatieperiode bij dieren
De incubatietijd bij dieren is vergelijkbaar met de mens en bedraagt ongeveer zeven dagen (4-16 dagen). De parasiet kan na de besmetting niet direct in feces aangetoond worden, dit kan pas na 7 (4-16) dagen (ESSCAP , van Noort, Uiterwijk et al. 2015).
Ziekteverschijnselen bij dieren
Vooral jonge honden/katten of honden/katten met een verminderde immuniteit kunnen klachten ontwikkelen met als belangrijkste symptomen: (chronische) intermitterende brijige, vaak stinkende, diarree die veel slijm bevat, verminderde eetlust, braken, buikpijn, winderigheid. Het dier kan tijdens de periodes van diarree en buikpijn ook algemeen ziek en slomer zijn (Sprong, Caccio et al. 2009, Epe, Rehkter et al. 2010). Ook kunnen dieren symptoomloze dragers zijn en zo ongemerkt de omgeving langdurig besmetten (Duijvestijn, Mughini-Gras et al. 2016, Westermarck 2016).
Natuurlijke immuniteit bij dieren
Hoe lang een dier beschermd is, is onbekend maar waarschijnlijk niet heel lang want (her)infecties kunnen een langdurig probleem vormen waar een grote infectiedruk heerst zoals kennels of dierenpensions (Payne and Artzer 2009, Fiechter, Deplazes et al. 2012).
Transmissie bij dieren
Besmettingsweg bij dieren
Transmissie via dieren is nog steeds een punt van discussie. In theorie vindt transmissie plaats o.a. direct (feces) en via vegetatie, water en/of voedsel door fecale contaminatie. Weinig uitbraken van transmissie van dier naar mens zijn vermeld en zijn dan vooral voedselgerelateerd (Feng and Xiao 2011, Tsui, Miller et al. 2018). Honden hebben vooral caninespecifieke Giardia, maar ook potentieel zoönotische assemblages als AI en AII kunnen voorkomen, hoewel veel minder frequent. Gezien de vaak intieme band met mensen is zoönotische transmissie mogelijk, maar deze blijft in de praktijk vaak uit (Inpankaew, Schar et al. 2014).
Besmettelijke periode bij dieren
Het infectieuze stadium is de cyste. Jonge en/of ondervoede dieren kunnen langer en meer cysten uitscheiden. Uitscheiding kan intermitterend plaatsvinden en gedurende maximaal vijf weken aanhouden. In kennels kan Giardia een hardnekkig probleem zijn, doordat de cysten zeer resistent zijn.
Risicodieren
Giardia kan gevonden worden bij zowel landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren als wilde dieren.
Voor de routine diagnostiek zijn microscopische of sneltesten beschikbaar. Het meest gevoelig zijn combinaties van tests. De immunofluorescentietest (IFT) en PCR komen wel meer en meer beschikbaar voor diagnostiek, maar zijn veterinair voornamelijk beschikbaar voor onderzoeksvraagstukken.
Immunisatie bij dieren
Vaccins zijn niet meer beschikbaar vanwege onvoldoende bewijs qua effectiviteit (Day, Horzinek et al.).
Preventieve maatregelen bij dieren
- Het reinigen en drogen van de omgeving, het gebruik van schone waterbakken, wassen van het dier om aangehechte feces of cysten te verwijderen en de juiste afvoer van feces zijn noodzakelijk om dier-op-diertransmissie zoveel mogelijk te voorkomen.
- Er zijn indicaties dat cysten op oppervlakken gevoelig zijn voor desinfectie door middel van quaternaire ammoniumverbindingen. Stomen is wel effectief. Oppervlakken moeten voldoende tijd krijgen om volledig te drogen. Een goede hand-/toilethygiëne van de dierverzorgers om te voorkomen dat cysten verspreid worden, is noodzakelijk (Liu, Liu et al. 2007, Bakaletz 2010).
Reinigen en desinfecteren van dierverblijven
Zie boven.
Behandeling bij dieren
Het is zinvol om dieren, na diagnostiek en als uit typering volgt dat het om assemblage A en B gaat, te behandelen aangezien zij, ook als asymptomatische drager van Giardia, de omgeving langdurig kunnen besmetten. Dit in overleg met de dierenarts.
- Eerste keuze: Fenbendazol 50 mg/kg l.g. gedurende drie dagen.
- Metronidazol 25 mg/kg lichaamsgewicht gedurende vijf dagen (Liu, Liu et al. 2007, O'Brien 2008, Bakaletz 2010). Bij ‘treatment failure’ geldt hetzelfde als hierboven voor de mens; bij aanhoudende klachten ondanks behandeling dient opnieuw te worden getest en bij een positieve test dient gestart te worden met 1dd. fenbendazol 50 mg/kg lichaamsgewicht gedurende drie dagen of 2dd. metronidazol 25 mg/kg lichaamsgewicht, gedurende vijf dagen (van Noort, Uiterwijk et al. 2015).
- Ballweber, L. R., L. Xiao, D. D. Bowman, G. Kahn and V. A. Cama (2010). "Giardiasis in dogs and cats: update on epidemiology and public health significance." Trends Parasitol 26(4): 180-189.
- Day, M. J., M. C. Horzinek and R. D. Schultz "WSAVA Guidelines for the Vaccination of Dogs and Cats." Journal of Small Animal Practice 2010, 51(6) e1–e32.
- Duijvestijn, M., L. Mughini-Gras, N. Schuurman, W. Schijf, J. A. Wagenaar and H. Egberink (2016). "Enteropathogen infections in canine puppies: (Co-)occurrence, clinical relevance and risk factors." Vet Microbiol 195: 115-122.
- Epe, C., G. Rehkter, T. Schnieder, L. Lorentzen and L. Kreienbrock (2010). "Giardia in symptomatic dogs and cats in Europe--results of a European study." Vet Parasitol 173(1-2): 32-38.
- Feng, Y. and L. Xiao (2011). "Zoonotic potential and molecular epidemiology of Giardia species and giardiasis." Clinical microbiology reviews 24(1): 110-140.
- Fiechter, R., P. Deplazes and M. Schnyder (2012). "Control of Giardia infections with ronidazole and intensive hygiene management in a dog kennel." Vet Parasitol 187(1-2): 93-98.
- Inpankaew, T., F. Schar, P. Odermatt, A. Dalsgaard, W. Chimnoi, V. Khieu, S. Muth and R. J. Traub (2014). "Low risk for transmission of zoonotic Giardia duodenalis from dogs to humans in rural Cambodia." Parasit Vectors 7: 412.
- Payne, P. A. and M. Artzer (2009). "The biology and control of Giardia spp and Tritrichomonas foetus." Vet Clin North Am Small Anim Pract 39(6): 993-1007, v.
- Sprong, H., S. M. Caccio and J. W. van der Giessen (2009). "Identification of zoonotic genotypes of Giardia duodenalis." PLoS Negl Trop Dis 3(12): e558.
- Tsui, C. K., R. Miller, M. Uyaguari-Diaz, P. Tang, C. Chauve, W. Hsiao, J. Isaac-Renton and N. Prystajecky (2018). "Beaver Fever: Whole-Genome Characterization of Waterborne Outbreak and Sporadic Isolates To Study the Zoonotic Transmission of Giardiasis." mSphere 3(2).
- van Noort, R., M. Uiterwijk, J. van der Giessen, R. Nijsse, L. Horspool, T. Bosje, G. van Straten and P. Overgaauw (2015). "Giardia infecties deel 2 - Concensus over diagnostiek en therapie bij hond en kat." Ned Tijdschr Diergeneeskd 2015; (8):28-31.
- van Noort, R., M. Uiterwijk, J. van der Giessen, R. Nijsse, L. Slingerland, L. Horspool, T. Bosje, G. van Straten and P. Overgaauw (2015). "Giardia infecties deel 1 - Epidemiologie bij mens en dier." Ned Tijdschr Diergeneeskd 2015; 7:26-9.
- Westermarck, E. (2016). "Chronic Diarrhea in Dogs: What Do We Actually Know About It?" Top Companion Anim Med 31(2): 78-84.