COVID-19-vaccinatie van immuungecompromitteerde patiënten Handleiding

Bijlage bij de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie | Versie 2 september 2024 (versiebeheer zie onderaan pagina)

Samenvatting

Vanwege het belang van bescherming tegen ziekte en overlijden is vaccineren van immuungecompromitteerde patiënten belangrijk, al is er mogelijk sprake van verminderde effectiviteit van vaccinatie ten gevolge van immuundeficiëntie of immuunsuppressie door de onderliggende ziekte of behandeling. Dit geldt ook voor de COVID-19-vaccinatie bij deze patiëntengroepen. Deze handleiding vermeldt wanneer en hoeveel vaccinaties geïndiceerd zijn bij immuungecompromitteerde patiënten en wat hierbij de te volgen handelswijze is.

In 2023 adviseerde de Gezondheidsraad om jaarlijks in het najaar een vaccinatie aan te bieden aan 60-plussers en medische risicogroepen. Daarnaast kan het hele jaar door een (extra) vaccinatie voor sommige patiënten overwogen worden op advies van een behandelend arts (maatwerk). In het najaar van 2024 (van 16 september tot en met 6 december) komen personen met een verhoogd risico op ernstige ziekte door COVID-19 in aanmerking voor één COVID-19-vaccinatie: leeftijd ≥ 60 jaar en personen met een indicatie voor de influenzavaccinatie, zie ook de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie. Daarmee komen ook volwassenen en kinderen uit de medische hoogrisicogroepen (onder meer ernstig immuungecompromitteerde patiënten) in aanmerking. Naast deze hoogrisicogroepen zijn er andere medische risicogroepen, van wie een deel immuungecompromitteerd is door aandoeningen waarbij de afweer is verminderd (o.a. personen die gebruik maken van specifieke immunosuppressiva en personen met hiv), bij wie jaarlijks de influenzavaccinatie wordt aanbevolen. Zij komen ook in aanmerking voor de COVID-19-vaccinatie in het najaar van 2024. Daarnaast kunnen zorgmedewerkers die direct contact hebben met kwetsbare patiënten een COVID-19-vaccinatie krijgen.

Het RIVM nodigt mensen van 60 jaar en ouder per brief uit. Mensen onder de 60 jaar, die in een van bovenstaande doelgroepen vallen, krijgen geen uitnodigingsbrief. Zij kunnen zelf een afspraak maken bij de GGD en worden bereikt middels doelgroepgerichte communicatiemiddelen. 

Indien één jaarlijkse vaccinatie in het najaar onvoldoende geacht wordt door een behandelend arts, kan er op basis van verwijzing door die arts aanvullend gevaccineerd worden. Dit betreft dus maatwerk; het zijn extra vaccinaties voor individuen waarvoor een verwijzing van een behandelend arts naar de GGD nodig is.

Voorbeelden van deze individuele uitzonderingssituaties zijn: 

  1. Personen die in aanmerking komen voor hervaccinatie na een stamceltransplantatie of na het staken van B-cel-depleterende therapie, vanwege verlies van immuniteit of het nooit hebben ontwikkeld van adequate immuniteit;
  2. Kinderen ≤5 jaar in de medische hoogrisicogroep die nog nooit eerder een SARS-CoV-2-infectie hebben doorgemaakt en ook niet eerder gevaccineerd zijn. De kinderarts stelt hierbij de indicatie voor een primaire serie, gevolgd door eventueel een revaccinatie, zie ook de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19 vaccinaties;
  3. Ernstig immuungecompromitteerde patiënten die nooit een goede vaccinatierespons kunnen ontwikkelen of waarbij een adequate vaccinatierespons snel afneemt, kunnen door hun behandelend specialist elke 6 maanden voor een nieuwe (extra) vaccinatie naar de GGD verwezen worden;
  4. Bij personen die een periode van ernstige immuunsuppressie gaan doormaken, bijvoorbeeld vanwege een geplande orgaantransplantatie of behandeling van een maligniteit, is het mogelijk voorafgaand hieraan de patiënt voor een COVID-19-vaccinatie te verwijzen. Dit kan vanaf 3 maanden (12 weken) na een voorafgaande vaccinatie of bevestigde SARS-CoV-2-infectie.

De behandelend arts kan op individueel niveau de patiënt voor deze extra vaccinatie(s) verwijzen naar de GGD met de voorbeeldverwijsbrief die verstrekt is via de ziekenhuiskoepels, NVK en FMS. Dit is de standaardroute. In uitzonderingsgevallen kunnen patiënten gevaccineerd worden in het ziekenhuis.

Hoogrisicopatiënten

Zie onderstaande overzichten van de medische hoogrisicogroepen. De afbakening is afgestemd met de medische beroepsgroepen (zie ook Adviesnota Vaststelling volwassen medische risicogroepen COVID-19-vaccinatiecampagne). Patiënten met deze zorgindicaties, aandoeningen of behandelingen hebben een hoog risico op complicaties door COVID-19. Hieronder vallen ook ernstig immuungecompromitteerde patiënten.

Volwassenen medische hoogrisicogroep vanaf 18 jaar
  • 70-plussers, op volgorde van oud naar jong
  • Alle bewoners van instellingen voor langdurige zorg**
  • Patiënten met hematologische maligniteit gediagnosticeerd in de laatste 5 jaar of chronisch aanwezig
  • Sikkelcelziekte
  • Patiënten met ernstig nierfalen (dialyse of voorbereiding voor dialyse)
  • Patiënten na orgaan- of stamcel- of beenmergtransplantatie en de personen op de wachtlijst daarvoor
  • Patiënten met een ernstige aangeboren afweerstoornis (primaire immuundeficiëntie) die door de NVVI-NIV zijn aangemerkt als risicogroep
  • Patiënten met neurologische aandoeningen waardoor de ademhaling gecompromitteerd is
  • Patiënten met een solide tumor die in de laatste 6 maanden behandeld zijn met chemotherapie en/of radiotherapie
  • Mensen met het syndroom van Down
  • Patiënten die behandeld worden met de volgende immunosuppressiva:
    • B-cel-depleterende medicatie: anti-CD20-therapie, zoals Rituximab, Ocrelizumab
    • Sterk lymfopenie-inducerende medicatie: Fingolimod (of soortgelijke S1P-agonisten), Cyclofosfamide (zowel pulsen als hoog oraal)
    • Mycofenolaat mofetil in combinatie met een of meerdere andere immunosuppressiva
  • Mensen met zeer ernstig overgewicht (Body Mass Index ≥40)

** Dit betreft instellingen waar ouderen, verstandelijk gehandicapten en GGZ-cliënten wonen met zorg of begeleiding.

Kinderen medische hoogrisicogroep vanaf 6 maanden t/m 17 jaar oud

Tabel 2.1 Indicatiecriteria van NVK voor kinderen met een medisch hoog risico die in aanmerking komen voor COVID-19-vaccinatie in de leeftijdscategorie 6 maanden t/m 17 jaar.
Sectie Indicatiecriteria
Erfelijke en aangeboren aandoeningen
  • 22q11: geen indicatie voor extra/eerdere COVID19-vaccinatie, tenzij combinatie van:
    • zeer ernstige T-cel lymfopenie en/of
    • hemodynamisch relevante hartafwijking/rest-hartafwijking en/of
    • gecompromitteerde luchtwegen en/of
    • eerdere PICU-opname of herhaalde ziekenhuisopname i.v.m. onderste luchtweginfectie(s)
  • ZEVMB (zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen), EMB, cerebrale parese of neuromusculaire aandoening o.b.v. sputumklaringproblematiek
  • Kinderen met syndromale aandoening met zuurstof thuis
  • Kinderen met thuisbeademing (via CTB, Centrum voor Thuisbeademing)

 

Cardiologie

Met name kinderen met een zogenoemde fontancirculatie (kinderen met een half hart), kinderen met hartfalen en kinderen met pulmonale hypertensie

 

Endocrinologie N.v.t.
Hematologie
  • Asplenie
  • Sikkelcelziekte
  • Post beenmergtransplantatie
  • Beenmergfalen
  • Ernstige neutropenie die academische zorg behoeft
  • Kinderen die cyclofosfamide, MMF of rituximab gebruiken
  • Vaatmalformaties behandeld met sirolimus, al dan niet gecombineerd met prednison
Longziekten
  • Kinderen met of wachtend op longtransplantatie
  • Kinderen met ernstige beperkingen in ophoesten van luchtwegsecreties op basis van ernstig onderliggend (neuro)musculair lijden; dit zijn onder meer kinderen met ernstige neurologische aandoeningen zoals cerebrale parese, neuromusculaire ziekten, ernstige motorische beperkingen en kinderen met een ernstige metabole ziekte die leidt tot ernstig neurologisch lijden
  • Kinderen die afhankelijk zijn van ademhalingsondersteuning via tracheostomie en non-invasieve CPAP en BiPAP
  • Kinderen met ernstig obstructief en/of restrictief longlijden die thuis continu of ’s nachts zuurstofbehoeftig zijn of afhankelijk van intermitterende niet-invasieve beademing
  • Kinderen met ernstige obstructieve en/of restrictieve en/of interstitiële longaandoeningen met een voorgeschiedenis van frequente ziekenhuisopnames door onderste luchtweginfecties
Kindermaag-darm-leverziekten
  • Levertransplantatie-patiënten
  • Kinderen die cyclofosfamide, MMF en rituximab gebruiken
Nefrologie
  • Chronische nierinsufficiëntie klasse 4/5; hieronder vallen dan automatisch de patiënten op de wachtlijst voor niertransplantatie
  • Patiënten aan hemodialyse of peritoneaaldialyse
  • Patiënten na een niertransplantatie
  • Patiënten die cyclofosfamide, MMF en rituximab gebruiken
Reumatologie

Kinderen die behandeld worden met:

  • MMF (mycofenolaat mofetil) in combinatie met een ander immuunsuppressief/modulerend medicijn, met uitzondering van hydroxychloroquine (Plaquenil) en low dose prednison
  • Rituximab of belimumab
  • Cyclofosfamide
  • Cyclosporine

Metabole ziekten

 

  • Er is sprake van spierzwakte (op basis van neuromusculaire betrokkenheid) waarbij er een verhoogd risico bestaat op luchtweginfecties door verminderd goed ophoesten van slijm
  • Er is sprake van een afweerstoornis bij de metabole ziekte of bij de behandeling daarvan (bijv. status na stamcel-, lever- of niertransplantatie)
  • Er is sprake van een onderliggend longprobleem of hartafwijkingen (hierin wordt het advies gevolgd van respectievelijk de behandelend kinderlongarts of kindercardioloog)
Pediatrische infectieziekten en immunologie
  • Rondom orgaan/stamcel
  • Met primaire afweerstoornissen (PID) die academische zorg behoeven
  • Patiënten die cyclofosfamide, MMF en rituximab gebruiken
Kinderoncologie
  • Alle oncologische kinderen die behandeld worden met chemotherapie, tot 3 maanden na stop behandeling
  • Alle oncologische kinderen met ernstige pulmonale late effecten tot langer dan 3 maanden na behandeling
  • Patiënten met een SCT tot 1 jaar na behandeling
Allergologie N.v.t.
Neurologie
  • Kinderen met een neurologische aandoening waarvoor relevante immuunsuppressie/modulatie: hierbij moet worden gedacht aan B-cel-therapie zoals rituximab, ocrelizumab, medicatie met evidente lymfopenie: bijv. S1p agonisten (zoals fingolimod), cyclofosmide; daarnaast ook cellcept/azathioprine in combinatie met andere immuun suppressiva/modulerende medicatie
  • Kinderen met koortsgevoelige encefalopathie: meest concrete voorbeelden zijn het ziektebeeld vanishing white matter of een koortsgevoelig epilepsiesyndroom als het Dravetsyndroom
  • Kinderen met neurologische aandoening, inclusief neuromusculaire aandoening die OF bekend zijn bij thuisbeademing OF thuis zuurstof hebben OF een PEG-sonde hebben (als indicatie voor ernst neuromusculaire aandoening)

NB. Naar inzicht van de behandelend kinderarts kunnen ook andere kinderen met vergelijkbare diagnoses in aanmerking komen voor (re)vaccinatie.

Medische risicogroep vanaf 18 jaar

Onderstaand een overzicht van de medische risicogroepen, grotendeels overeenkomstig met de indicatie voor de influenzavaccinatie (‘griepprikgroep’). Zie ook de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19 vaccinaties. Het risico op complicaties door virale luchtweginfecties bij deze groepen is hoger dan bij personen zonder deze condities. Onder deze indicaties vallen ook veel aandoeningen en behandelingen zoals genoemd bij de medisch hoogrisicogroepen voor COVID-19 (zie boven). Voor influenzavaccinatie wordt geen onderscheid gemaakt in medisch hoogrisicogroepen versus medisch risicogroepen, zoals bij de COVID-19-vaccinatie. 

Medische risicogroep*/griepprikgroep vanaf 18 jaar

* De medische hoogrisicogroep (zie vorige paragraaf) is een subcategorie van de medische risicogroep die een indicatie heeft voor de jaarlijkse influenzavaccinatie.

Vaccinatieprogramma COVID-19

In dit hoofdstuk wordt zowel de huidige vaccinatieronde in het najaar besproken als het doorlopende aanbod (maatwerk). De complete vaccinatiestrategie en onderbouwing op basis van het Gezondheidsraadadvies ‘Structureel vaccinatieprogramma tegen COVID-19’ en ‘Advies COVID-19-vaccinatie in 2024’ is terug te vinden in de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie.

Vaccinatieronde najaar

In de najaarsronde van 2024 komen de volgende mensen met een verhoogd risico op ziekenhuisopname of sterfte door COVID-19 in aanmerking voor één enkele dosis van een COVID-19-vaccin:

  • mensen van 60 jaar en ouder;
  • volwassenen (vanaf 18 jaar) uit medische risicogroepen die jaarlijks de griepprik krijgen aangeboden;
  • volwassenen uit medische hoogrisicogroepen;
  • kinderen uit medische hoogrisicogroepen van 6 maanden tot 18 jaar.
     

Ook komen zorgmedewerkers die direct contact hebben met kwetsbare patiënten in aanmerking voor een COVID-19-vaccinatie. 

Doorlopend aanbod buiten najaarsronde

De COVID-19-vaccinatie is, buiten de najaarsronde, beschikbaar voor:

  • volwassenen en kinderen uit medische hoogrisicogroepen indien de behandelend arts op individuele basis (extra) vaccinatie(s) adviseert, bijvoorbeeld als er sprake is van ernstig immuunsuppressie. Dit kan gaan om een extra vaccinatie (revaccinatie buiten de najaarsronde) of een hele nieuwe vaccinatieserie (hervaccinatie); 
  • mensen die op individuele basis door een behandelend arts zijn verwezen voor vaccinatie (maatwerk).
     

In beide situaties betreft dit maatwerk; het zijn extra vaccinaties voor individuen waarvoor een verwijzing van een behandelend arts naar de GGD nodig is. 

Dosering 

Eén dosis kan gegeven worden, ongeacht aantal en soort van eerder gegeven vaccin(s). Echter, indien er niet vanuit kan worden gegaan dat er al bestaande immuniteit door infectie of vaccinatie aanwezig is of indien er sprake is van verlies van immuniteit, volstaat één vaccinatie niet. Dan is herhaling van een primaire vaccinatieserie geïndiceerd (bijvoorbeeld na stamceltransplantatie).

Zie hieronder de informatie over herhaling van de primaire vaccinatieserie (basisserie) en de extra coronaprik. Voor informatie over een primaire vaccinatieserie bij kinderen <5 jaar zonder voorgeschiedenis van voltooiing van een primaire serie COVID-19-vaccinatie of een eerdere infectie met SARS-CoV-2 zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie

Beschikbare vaccins

Voor een overzicht van de COVID-19-vaccins die gebruikt worden binnen het vaccinatieprogramma, zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie. Voor alle vaccins tegen COVID-19 die in Nederland gebruikt worden, geldt dat er geen replicerend virus in aanwezig is. Ze zijn dus veilig om toe te dienen aan immuungecompromitteerde patiënten.

Hervaccinatie na verlies immuniteit

Dit is een herhaling van de primaire vaccinatieserie (basisserie), waarbij het interval per leeftijdsgroep verschilt (zie tabel hieronder), eventueel gevolgd door een COVID-19-revaccinatie. De revaccinatie wordt bij voorkeur 6 maanden na de laatste vaccindosis of bevestigde SARS-CoV-2-infectie gegeven, maar ten minste na 3 maanden (12 weken). Er is een leeftijdsspecifiek aantal vaccinaties in de primaire serie (zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie en onderstaande tabel) en bij specifieke afweerstoornissen of immuundeficiënties worden er 3 vaccinaties als primaire serie toegediend.

De medisch specialist bepaalt wie in aanmerking komt voor een hervaccinatie en voorziet de patiënt van een verwijsbrief. De primaire route van vaccinatie ligt bij de GGD.

Allogene en autologe stamceltherapie

Er zijn personen vanaf 6 maanden oud die eerder zijn gevaccineerd, maar waarbij de pre-existente immuniteit is verdwenen door allogene of autologe stamceltransplantatie. Zij zullen door hun specialist worden verwezen naar de GGD-vaccinatielocatie voor hervaccinatie (primaire serie + revaccinatie) vanaf 4 maanden na de stamceltherapie. Deze vaccinaties zijn aanvullend aan de andere vaccinaties van het Rijksvaccinatieprogramma die men krijgt na stamceltransplantatie vanwege het verlies van pre-existente immuniteit.

B-cel-depletie

Er zijn personen gevaccineerd met een of meerdere vaccindoses gedurende B-cel-depletie ten gevolge van gebruik van rituximab, ocrelizumab, ofatumumab, obinutuzumab of CD19xCD3-bispecifieke T-cel-engagers (BiTE’s). Omdat er weinig tot geen mogelijkheid is een humorale vaccinrespons te ontwikkelen bij afwezige B-cellen, zal die component van de immuniteit tegen COVID-19 onvoldoende of afwezig zijn. Daarom wordt hervaccinatie (primaire serie + revaccinatie) geadviseerd als de therapie gestaakt kan worden. Pas na een periode van minimaal 8 maanden na de laatste dosis van B-cel-depleterende therapie wordt geadviseerd een primaire serie gevolgd door revaccinatie toe te dienen. Die periode van minimaal 8 maanden blijkt nodig voor functioneel herstel van de humorale vaccinrespons.

Als de behandeling van B-cel-depleterende therapie niet gestopt kan worden, dan wordt zekerheidshalve aanbevolen de patiënt te verwijzen voor de COVID-19-vaccinatie in het najaar en eventueel voor een nieuwe vaccinatie na 6 maanden, onafhankelijk van laboratoriumwaarden. De noodzaak voor een additionele vaccinatie naast de COVID-19-vaccinatie die in het najaar wordt aangeboden, moet worden bepaald door de behandelend specialist. Het wordt afgeraden om B-cel-depleterende therapie tijdelijk te staken rond het tijdstip van vaccinatie, omdat het na het staken minimaal 8 maanden duurt voordat er voldoende B-cel-aantallen terug zijn om een goede antistofrespons mogelijk te maken.

Tabel: Primaire serie (basisserie) en revaccinatie (booster) voor individuele uitzonderingsgevallen met medische indicatie en in geval van hervaccinatie, ingedeeld op basis van leeftijd.
Leeftijd Primaire serie Interval Revaccinatie Streefinterval Route vaccinatie
6 mnd t/m 4 jaar 3 doses Comirnaty JN.1, 3 µg (0,3 ml) 3 weken na 1e*,
8 weken na 2e*
**** 6 maanden of meer
  • Indicatie behandelend arts
  • Vaccinatie via GGD
5 t/m 11 jaar 2 doses Comirnaty JN.1, 10 µg (0,3 ml) 4-8 weken** **** 6 maanden of meer
  • Indicatie behandelend arts
  • Vaccinatie via GGD
Vanaf 12 jaar 2 doses Comirnaty JN.1, 30 µg (0,3 ml)*** 3 weken*** **** 6 maanden of meer
  • Indicatie behandelend arts
  • Vaccinatie via GGD

* De tweede vaccinatie wordt bij voorkeur 4 weken na de eerste vaccinatie gegeven; het minimale interval is 3 weken.
**  Bij voorkeur worden de 2 doses in de basisserie gegeven met een interval van 4 weken en anders z.s.m. daarna. Indien interval langer is dan 8 weken hoeft de primaire vaccinatiereeks niet opnieuw te worden gestart.
*** Het aantal doses van een primaire serie in het kader van hervaccinatie bij ernstig immuungecompromitteerde patienten kan meer dan 2 doses zijn. Zie het volgende hoofdstuk voor meer informatie over de patiëntengroepen van 12 jaar en ouder die in aanmerking kunnen komen voor een derde vaccindosis in de primaire serie, op indicatie van de medisch specialist. De derde vaccindosis in de primaire serie wordt minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis gegeven.
**** Revaccinatie (booster) kan ook in een vaccinatiecampagne in het najaar plaatsvinden. Op indicatie kan ook eerder een extra vaccinatie gegeven worden. De behandelend kinderarts of medisch specialist kan dit aangeven op de verwijsbrief. Zie voor meer informatie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie.

Indien iemand voorafgaand of tijdens een hervaccinatie (nieuwe primaire serie) een bevestigde SARS-CoV-2-infectie doormaakt, is het advies 4 weken (28 dagen) na begin van de symptomen of de positieve testuitslag de (volgende) vaccinatiedosis toe te dienen. Het totaal aantal geadviseerde doses in het kader van de hervaccinatie (zie tabel 2.3 hierboven) blijft, ondanks een doorgemaakte infectie, voor deze doelgroep ongewijzigd. 

In geval van hervaccinatie bij immuungecompromitteerde patiënten wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een mRNA-vaccin.

Derde vaccindosis in de basisserie

Indien een primaire serie (basisserie) is geïndiceerd, kan een 3e vaccindosis in de basisserie worden overwogen bij personen van 12 jaar en ouder. Sinds najaar 2021 is een 3e vaccindosis geadviseerd voor een selecte groep ernstig immuungecompromitteerde patiënten vanaf 12 jaar, bij wie mogelijk de standaarddosering van 2 vaccindoses onvoldoende vaccinatierespons geeft:
 

  • patiënten na orgaantransplantatie;
  • patiënten na beenmerg- of stamceltransplantatie (autoloog of allogeen)*;
  • patiënten die behandeling voor een kwaadaardige hematologische aandoening ondergaan of recent hebben ondergaan, waaronder CAR-T-cel-therapie*;
  • alle patiënten met een hematologische maligniteit waarvan bekend is dat dit geassocieerd is met ernstige immuundeficiëntie (bijvoorbeeld chronische lymfatische leukemie, multiple myeloom, ziekte van Waldenström)*;
  • alle patiënten met een solide tumor die minder dan 3 maanden voor hun primaire serie van COVID-19-vaccinaties chemotherapie en/of immune checkpoint inhibitors toegediend kregen;
  • alle nierpatiënten die door een specialist gecontroleerd worden, met eGFR <30 ml/min^1.73 m² met immunosuppressiva;
  • alle dialysepatiënten;
  • patiënten met een ernstige aangeboren afweerstoornis (primaire immuundeficiëntie) die door de NVVI-NIV zijn aangemerkt als risicogroep;
  • patiënten die behandeld worden met de volgende immunosuppressiva:
    • B-cel-depleterende medicatie: anti-CD20-therapie, zoals rituximab, ocrelizumab;
    • sterk lymfopenie-inducerende medicatie: fingolimod (of soortgelijke S1P-agonisten), cyclofosfamide (zowel pulsen als hoog oraal);
    • mycofenolaat mofetil in combinatie met 1 of meerdere andere immunosuppressiva.

 
*Indien hiervoor onder behandeling of in de afgelopen 2 jaar hiervoor onder behandeling geweest.

Handvatten voor vaker dan 1 keer per jaar vaccineren bij immuunstoornis 

Bij immuungecompromitteerde patiënten is de immuunrespons op vaccinatie of infectie verminderd. Afhankelijk van de ernst van de immuunsuppressie betekent dat bescherming door vaccinatie geheel, gedeeltelijk of niet aanwezig is. Ook kan bij immuungecompromitteerde patiënten de duur van bescherming korter zijn dan bij personen zonder immuunstoornis. Vooral ernstig immuungecompromitteerde patiënten houden een verhoogde kans op een ernstig beloop door een SARS-CoV-2 infectie ondanks eerdere vaccinaties of infectie. Dat is de reden dat bij sommige ernstig immuungecompromitteerde patiënten een COVID-19-vaccinatie vaker dan één keer per jaar is geïndiceerd, ondanks dat de nu circulerende omikronvarianten een lager risico op ernstige ziekte geven dan de eerdere virusvarianten.

De behandelend arts maakt tijdens het spreekuur de afweging of een patiënt verwezen dient te worden naar de GGD voor een COVID-19-vaccinatie.

Behalve de afweging gebaseerd op de onderliggende aandoening c.q. immuunstoornis van de patiënt, zijn bij indicatiestelling voor de verwijzing naar de GGD voor vaccinatie de volgende termijnen bepalend:
 

  • tijdens ernstige immuunsuppressie: vaccinatie vindt plaats vanaf 6 maanden na een eerdere vaccinatie of COVID-19 infectie;
  • voorafgaand aan een nieuw(e) behandeling(traject) gepaard gaand met ernstige immuunsuppressie: minimaal 12 weken na een eerdere vaccinatie of COVID-19-infectie voorafgaand aan een behandeling bestaande uit de volgende immuunsuppressiva:
    • B-cel-depleterende medicatie: anti-CD20-therapie, zoals rituximab, ocrelizumab;
    • sterk lymfopenie-inducerende medicatie: fingolimod (of soortgelijke S1P agonisten), cyclofosfamide (zowel pulsen als hoog oraal);
    • mycofenolaat mofetil in combinatie met 1 of meerdere andere immunosuppressiva;
  • een geplande orgaantransplantatie;
  • een behandeling van een maligniteit, als de specialist de vaccinatie geïndiceerd vindt.

 
Hierbij wordt aanbevolen minimaal 2 weken voor de start van deze immunosuppressieve behandeling te vaccineren om een optimale vaccinatierespons te kunnen bereiken.

Voor verwijzing naar de vaccinatielocatie kan de behandelend arts gebruik maken van de voorbeeldverwijsbrief die verstrekt is via de Werkgroep COVID-19-vaccinatie voor immuungecompromitteerde patiënten, de NVK, de FMS en de ziekenhuiskoepels. De verwijsbrief staat toe dat de vaccinerend GGD-arts zo nodig kan overleggen met de verwijzend specialist.

Timing van vaccinatie

Bij een meer geïndividualiseerd beleid op het niveau van de patiënt kan bijvoorbeeld bij de toediening van een vaccinatie mogelijk door de behandelend specialist een tijdstip geadviseerd worden waarbij de meest optimale vaccinatierespons verwacht kan worden. Een handreiking voor specialisten wordt geboden in onderstaande tekst (zie de tabellen onder Specifieke adviezen). De GGD heeft niet de mogelijkheid te adviseren om vaccinatie zo nodig te vervroegen of uit te stellen, omdat de GGD niet op de hoogte is van de details van het medicatiegebruik (immuunsuppressiva) en niet kan adviseren over medicatiegebruik in specifieke, individuele gevallen.

Interval na eerdere COVID-19-vaccinatie

Na de vorige COVID-19-vaccinatie met een mRNA-vaccin wordt bij voorkeur een interval van 6 maanden of langer aangehouden, maar ten minste 3 maanden (12 weken). Dit is bijvoorbeeld vanaf 12 weken na de laatste vaccindosis als een nieuw(e) behandeling(traject) gestart moet worden dat gepaard gaat met ernstige immuunsuppressie. De aanbeveling is dan minimaal 2 weken voor de start van deze immuunsuppressieve behandeling/voor transplantatie te vaccineren om een optimale vaccinatierespons te kunnen bereiken.

Vaccineren na doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie

Een infectie stimuleert het immuunsysteem en leidt tot een verbetering van de immuniteit.  Na een infectie neemt de immuniteit tegen het virus geleidelijk aan weer af. De eerste 6 maanden na een (bekende) SARS-CoV-2-infectie heeft vaccinatie waarschijnlijk immunologisch slechts beperkte toegevoegde waarde. Hoe langer geleden de infectie, hoe groter de toegevoegde waarde van een vaccinatie. Terwijl infecties het hele jaar door kunnen voorkomen, is de vaccinatie in het najaar in een afgebakende periode beschikbaar. Indien ten tijde van de vaccinatieronde sprake is van een recente (afgelopen 6 maanden) SARS-CoV-2-infectie, kan op individuele basis overwogen worden om wel of niet te vaccineren. Een recente SARS-CoV-2-infectie is geen contra-indicatie voor vaccinatie. 

Overige beschermende maatregelen

Na vaccinatie kan bij individuele patiënten worden gekozen voor handhaving van de standaard preventieve maatregelen om infectie te voorkomen, helemaal als er een aanwijzing is dat de effectiviteit van vaccinaties minder is dan bij leeftijdsgenoten zonder deze aandoeningen. Individuele voorspelling van de mate van bescherming bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten is gecompliceerd: vooraf is niet te voorspellen of de verkregen vaccinatierespons voldoende is voor bescherming tegen (ernstige) COVID-19 en nieuwe virusvarianten, en gedurende welke periode adequate bescherming verondersteld wordt.

Zie voor adviezen rondom het voorkomen van luchtweginfecties de Rijksoverheid website en de RIVM-website.

Totstandkoming

Deze handleiding is opgesteld om tijdens de COVID-19-vaccinatiecampagne voor ernstig immuungecompromitteerde patiënten en voor overige groepen immuungecompromitteerde patiënten een vaccinatieadvies te formuleren.

Voor dit doel heeft de LCI-RIVM aan de medische beroepsgroepen gevraagd om gemandateerde professionals af te vaardigen om tot een gezamenlijke handleiding te komen. Aan dit overlegplatform participeerden behandelaars van de volgende verenigingen:
 

  • Nederlandse Internisten Vereniging, deelverenigingen:
    • Nederlandse Vereniging voor Hematologie; M.D. Hazenberg, I. Nijhof
    • Nederlandse Vereniging van Internist-infectiologen; A. Goorhuis, L.G. Visser (waarbij interactie met Nederlandse Vereniging van hiv-behandelaren)
    • Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie; R. Blankenburgh, van Alphen, A. van der Veldt, E.G.E. de Vries, R. Blankenburgh
    • Nederlandse Federatie voor Nefrologie; H. van Hamersvelt, J.S. Sanders, O. Teng, J. Wetzels, R. Duivenvoorden
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde; P. Fraaij, N. Wulffraat
  • Nederlandse Vereniging voor Immunologie; V. Dalm, T.W. Kuijpers
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie; R. Landewé, G.J. Wolbink
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen; A. van Bodegraven, H.H. Fidder
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie: E. Baerveldt en J. van den Reek, en bijdrage van andere artsen bij tabel Dermatologische patiënten;
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie; D. van de Beek, J. Killestein;
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose; R.E. Jonkers, R. Hoek;
  • Namens de FMS: L. van den Toorn (NVALT, expertise groep COVID-19 therapie) en S. Tromp (bestuurslid FMS).
     

Het eerste overleg vond plaats op 21 december 2020. Op 7 januari 2021 werd de eerste draft van de handleiding gepresenteerd, waarna input van de verschillende behandelaren naar aanleiding van de vergaderingen werd verwerkt. Na de uiteindelijke afstemming kon deze eerste handleiding worden gedeeld met de Gezondheidsraad en op 14 januari 2021 worden gepubliceerd op de LCI-website. De samenstelling van de werkgroep is aan verandering onderhevig. 

Periodieke updates en aanpassingen van deze handleiding worden opgenomen op basis van nieuwe data over veiligheid en effectiviteit van COVID-19-vaccins bij deze patiëntencategorie, internationale ontwikkelingen op het terrein van optimale vaccinatiestrategieën bij deze patiënten, het beschikbaar komen van nieuwe vaccins, en toedieningspecifieke afwegingen (zie Versiebeheer).

Redactie: dr. Albert Vollaard (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM), Layla van Nieuwenhuizen (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM), Renate van den Broek (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM).
Met medewerking van: prof. dr. Leo Visser (afdeling infectieziekten LUMC), dr. Bram Goorhuis (afdeling Infectieziekten, Centrum voor Tropische Geneeskunde & Reizigersgeneeskunde, Amsterdam UMC), dr. Marloes Bongers (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM), prof. dr. Lieke Sanders (Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM en Immunologie en infectieziekten UMCU), Helen Siers (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM).

Contact:
LCI-secretariaat
Antonie van Leeuwenhoeklaan 9
3721 MA Bilthoven
Telefoon: 088-689 70 00
E-mail: lci@rivm.nl

Geschiedenis

Tijdsbeloop van de COVID-19-vaccinatie in Nederland

In januari 2021 is begonnen met het vaccineren met mRNA-vaccins (Moderna: Spikevax, BioNTech/Pfizer: Comirnaty), virusvector-vaccins (Astra Zeneca: Vaxzevria en later met Janssen: Jcovden) en subunit-eiwitvaccins (Nuvaxovid). Er wordt sinds september 2023 alleen nog gevaccineerd met mRNA-vaccins van BioNTech/Pfizer.  Indien er een contra-indicatie voor een mRNA-vaccin bestaat of indien men op eigen verzoek opteert voor een niet-mRNA-vaccin, kan naar verwachting in de loop van de najaarsronde 2024 het eiwitvaccin van HIPRA overwogen worden.

  • Initieel werd geselecteerd op basis van leeftijd bij de start van de vaccinatiecampagne. Personen werden op leeftijd van oud naar jong uitgenodigd door het RIVM en bij de GGD of huisarts gevaccineerd.
  • Daarnaast werden specifieke risicogroepen (o.a. personen met ernstige immuunsuppressie) geprioriteerd (zie Gezondheidsraadadvies van 4 februari 2021). Zij zijn via de behandelende specialisten geselecteerd en vanaf maart 2021 gevaccineerd in de ziekenhuizen met Spikevax (Moderna) voor personen van 18 jaar en ouder; daarna is voor de groep geboren in 2003, 2004 en 2005 Comirnaty (Pfizer/BioNTech) ingezet.
  • Medische risicogroepen van 12-59 jaar werden met een mRNA-vaccin op grond van hun medische aandoening bij de GGD gevaccineerd vanaf mei 2021. De selectie van personen voor de medische indicatie liep toen nog via de huisarts analoog aan de jaarlijkse selectie voor influenzavaccinatie.
  • Een 3e vaccindosis is geadviseerd in najaar 2021 voor een selecte groep ernstig immuungecompromitteerde patiënten vanaf 12 jaar, bij wie mogelijk de standaarddosering van 2 vaccindoses onvoldoende vaccinatierespons geeft (zie beneden). Vanaf eind september 2021 zijn deze patiënten geselecteerd in de ziekenhuizen door de medisch specialisten en hebben zij een uitnodiging gekregen voor vaccinatie vanaf november bij de GGD met een van beide monovalente mRNA-vaccins (30 microgram Comirnaty, of 100 microgram Spikevax) minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, onafhankelijk van het vaccin waarmee de basisserie was gedaan.
  • Een boosterdosis met het originele monovalente mRNA-vaccin werd eind 2021 aanbevolen voor iedere persoon van 18 jaar en ouder vanaf 3 maanden na de laatste vaccindosis, onafhankelijk van het type vaccin waarmee de basisserie was verricht. Voor adolescenten (12-17 jaar) werd dit ook mogelijk per maart 2022. Ook voor immuungecompromitteerde patiënten – onafhankelijk of zij 2 of 3 vaccindoses in de basisserie hebben gehad – werd een booster met een monovalent mRNA-vaccin geïndiceerd vanaf minimaal 3 maanden na de laatste vaccindosis.
  • In februari 2022 is geadviseerd door de Gezondheidsraad voor een aantal medisch risicogroepen een 2e boostervaccinatie (in de vaccinatiecampagne 'herhaalprik' genoemd) minimaal 3 maanden na de 1e boostervaccinatie toe te dienen. De geselecteerde patiënten kregen vanaf april 2022 een uitnodigingsbrief voor de 2e boostervaccinatie met een monovalent mRNA-vaccin via hun medisch specialist.
  • Vanaf september 2022 kon iedereen van 12 jaar of ouder een boostervaccinatie (‘herhaalprik’) ontvangen bij de GGD. Personen van 12-59 jaar met een aandoening of specifiek medicatiegebruik, die vanwege die reden jaarlijks uitgenodigd worden voor de influenzavaccinatie door hun huisarts, kregen via hun huisarts een uitnodiging in oktober 2022. Met die uitnodiging konden zij een afspraak maken bij de lokale GGD voor vaccinatie met het bivalente Wuhan/BA1-mRNA-vaccin.
  • In voorjaar 2023 is de route geopend voor individueel maatwerk. Met een verwijsbrief kunnen specialisten (immuungecompromitteerde) patiënten verwijzen naar de GGD voor een extra vaccinatie minimaal 6 maanden na een vorige vaccindosis. Vanaf 17 april 2023 is daarbij het bivalente BA.4-5-vaccin van Pfizer-BioNTech gebruikt. Deze verwijsbrief is via de ziekenhuiskoepels met de specialisten gedeeld.
  • In najaar 2023 (oktober-december) is er een vaccinatiecampagne met het monovalente XBB1.5-mRNA-vaccin voor personen van 60 jaar en ouder en voor medische risicogroepen. In tegenstelling tot eerdere vaccinatierondes werden medische risicogroepen niet uitgenodigd door hun huisarts voor deze COVID-19-vaccinatie.
  • Buiten de najaarsronde is in 2024 de COVID-19-vaccinatie doorlopend beschikbaar voor volwassenen en kinderen uit medische hoogrisicogroepen (op advies en dus met verwijzing van een behandelend arts) en voor personen die op individuele basis door een behandelend arts zijn verwezen voor vaccinatie. In het najaar 2024 (september-december) volgt weer een vaccinatieronde met het monovalente JN.1-mRNA-vaccin voor personen van 60 jaar en ouder en voor medische risicogroepen.

Algemene principes

Voor algemene informatie voor professionals over COVID-19-vaccinatie, zie rivm.nl en de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie.

Doelstelling

De doelstelling van deze handleiding is om uitvoerende professionals bij de GGD, de huisartspraktijk, in verpleeghuizen en instellingen, en in het ziekenhuis een handvat te bieden bij de uitvoering van COVID-19-vaccinatie van immuungecompromitteerde patiënten.

Relatief risico op gecompliceerd beloop van verschillende patiëntencategorieën

Niet van alle patiënten die immuungecompromitteerd zijn, is bekend of zij een verhoogd risico hebben op een gecompliceerd beloop bij SARS-CoV-2-infectie door de onderliggende aandoening en/of medicatie, of dat ook nog door andere risicofactoren (bijvoorbeeld leeftijd, obesitas) wordt bepaald. Algemeen mag worden aangenomen dat naarmate iemand meer immuungecompromitteerd is, COVID-19 ernstiger zal verlopen en dat de vaccinatie mogelijk minder zal beschermen. Op basis van grote bevolkingsonderzoeken, met name in het Verenigd Koninkrijk, is inzicht verkregen welke patiëntengroepen het hoogste risico hebben op ziekenhuisopname en overlijden ten gevolge van COVID-19. Voor een actueel overzicht van de medisch hoogrisicogroepen, zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie en de Adviesnota Vaststelling volwassen medische risicogroepen COVID-19-vaccinatiecampagne.

Effectiviteit

Afhankelijk van de mate van immuunsuppressie van patiënten zal de effectiviteit van vaccinatie minder goed kunnen zijn. Vanwege het belang van bescherming tegen ziekte en overlijden wordt ook gedeeltelijke protectie belangrijk geacht. Daarbij komt dat de COVID-19-vaccins veilig zijn bij gebruik volgens de leeftijdsgrenzen die er bij de verschillende vaccins zijn opgesteld. Dit leidt tot een gunstige benefit-risk-afweging.

Het is niet te voorspellen voor elke individuele patiënt of de vaccinatierespons voldoende is na de vaccinaties. Ringvaccinatie kan het infectierisico in het huishouden ook beperken. Verder bestaat er antivirale medicatie die bij risicogroepen gebruikt kan worden ter preventie van complicaties van COVID-19. Voor een overzicht van (profylactische) medicatie, zie de FMS.

Veiligheid

De mRNA-vaccins, virusvectorvaccins en subunit-eiwitvaccins bevatten geen levend (verzwakt) virus. De platformvirussen (adenovirussen) zijn zo aangepast dat deze niet repliceren in menselijke cellen. Dit betekent dat er géén risico is op een vaccinvirus- of platformvirusinfectie bij immuungecompromitteerde patiënten. De reactogeniciteit en bijwerkingen van mRNA-vaccins zijn in het algemeen acceptabel, van korte duur en van voorbijgaande aard. Voor een overzicht van bijwerkingen en eventuele contra-indicaties, zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie.

Veronderstelde bijwerkingen na vaccinatie moeten worden doorgegeven aan bijwerkingencentrum Lareb in Nederland.

Vaccinatie en behandeling

Vaccintiming

Vanwege een programmatische aanpak kan het niet altijd mogelijk zijn zelf keuzes te maken voor een specifiek tijdstip tijdens de najaarsronde. Als een behandelaar het beter acht de geadviseerde najaarsvaccinatie tijdelijk uit te stellen of te vervroegen vanwege start of staken van immuunsuppressieve therapie, kan de patiënt dit overleggen bij de afspraakplanning. Het is voor de vaccinatieartsen bij de GGD echter niet mogelijk met elke verwijzend specialist te overleggen. Met een verwijsbrief van een behandelend arts is een geïndividualiseerd vaccinatiebeleid binnen en buiten de najaarsronde wel altijd mogelijk.

Na recente infectie wordt in het algemeen geadviseerd niet te vaccineren tot minimaal 6 maanden erna. Bij de maatwerkoptie voor COVID-19-vaccinatie van individuele patiënten kan een behandelend specialist iemand verwijzen voor een hervaccinatie ondanks recente infectie.

Interactie vaccinatie en medicatie

Voor een overzicht van immuunsuppressieve medicatie inclusief doseringen bij chronisch inflammatoire aandoeningen en het effect hiervan op vaccinatie, zie de handleiding Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.

Bij stabiele ziekte en gebruik van immuunsuppressiva is er geen noodzaak medicatie te staken of aan te passen op het moment van vaccinatie. Medicatie mag alleen gestaakt worden in overleg met de behandelaar van patiënt.

Indien de mogelijkheid bestaat te wachten met starten van immuunsuppressiva, heeft het de voorkeur minimaal 2 weken vóór de start ervan te vaccineren voor het bereiken van betere effectiviteit. Dan is in elk geval de vaccindosis zonder immuunsuppressiva toegediend.

Kortdurend gebruik van orale corticosteroïden gedurende minder dan 14 dagen (‘stootkuur’) is in het algemeen geen reden om vaccinatie uit te stellen.

Chemotherapie bij maligniteiten

In de meeste internationale richtlijnen (o.a. IDSA-richtlijn) wordt door experts geadviseerd in de 2 weken vóór start van chemotherapie en tot 3 maanden na de laatste kuur niet te vaccineren, om daarmee een zo optimaal mogelijke vaccinatierespons te krijgen. Voor specifieke vaccinatieadviezen voor kankerpatiënten met solide tumoren tijdens chemotherapie en/of immunotherapie is de behandelend oncoloog het aanspreekpunt over adviezen.

Bepaling van immuunmarkers en/of serologie

Populatiebrede vaccinatie, zoals bij endemische viruscirculatie, is wezenlijk anders dan individuele patiëntenzorg op maat. Onderzoek bij individuele patiënten naar de immunologische respons na vaccinatie kan als onderdeel van patiëntenzorg door een behandelend arts gedaan worden, maar het is geen onderdeel van de vaccinatiezorg vanuit de GGD. Beperkende factoren bij serologisch onderzoek zijn het ontbreken van gestandaardiseerde testen met daarbij een gedefinieerde correlate of protection. Bovendien kan ondanks een gemeten antistofrespons later alsnog een infectie optreden ten gevolge van waning immuniteit. Ook kan een nieuwe virusvariant aan de opgebouwde immuniteit ontsnappen. Dus op basis van antistoftiters kan bescherming of juist gebrek aan immuniteit na een infectie of na vaccinatie niet altijd voldoende betrouwbaar worden verondersteld. Vanuit het belang van mortaliteitsreductie en bestrijding van ernstige COVID-19 geldt het advies aan de patiënten met het hoogste risico op ernstige ziekte het naar verwachting meest effectieve vaccin toe te dienen, conform het advies van de Gezondheidsraad, en niet eerst laboratorium bepalingen te verrichten.

Bij veranderende inzichten op basis van onderzoeken naar bepalende (immunologische) factoren voor de vaccinatierespons, en criteria voor de correlate of protection (de cellulaire respons kan ook een rol spelen) zal dit worden aangepast.

Specifieke adviezen

Dermatologische patiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Psoriasis en
hidradenitis
suppurativa
Biologicals: anti-TNF-alpha, anti-IL12/23, anti-IL17, anti-IL23 Ja Ja Voor of tijdens Ref 1,2,3,4
  Anti-PDE4 Ja Ja Voor of tijdens Ref 1,2,3,4
  Conventionele systemische behandelingen: methotrexaat, cyclosporine, fumaarzuur, acitretine Ja Ja Voor of tijdens Ref 1,2,3,4
Eczeem en
urticaria
Biologicals: anti-IL4/13, anti-IgE Ja Ja Voor of tijdens Ref 5,6
Gezien atopische constitutie mogelijk verhoogd risico op allergische / anafylactische reacties: standaard observatieduur van minimaal 15 minuten. Bij een geschiedenis van anafylaxie: 30 minuten. Setting voor vaccinatie dient te zijn waarin anafylaxie behandeld kan worden. Mogelijk is dit ook van belang voor patiënten met mastocytose.
  JAK-remmers Ja Ja Voor of tijdens Ref 5,6
  Conventionele systemische behandelingen: cyclosporine, methotrexaat, azathioprine, mycofenolzuur Ja Ja Voor of tijdens Ref 5,6
Auto-
immuunziekten
(SLE, dermato-
myositis,
vasculitis,
sclerodermie)
Prednison, cyclosporine, azathioprine, methotrexaat, mycofenolaat-mofetil, HIVIG, plaquenil, dapson Ja Ja Voor of tijdens Ref 6
Auto-immuun-
blaarziekten
B-cel-depleterende therapie (rituximab, obinutumumab, ATG, alemtuzumab)* Ja Ja Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Huid-
maligniteiten
         
Cutane B-cel lymfomen B-cel-depleterende therapie* Ja Ja Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Melanomen Immune checkpoint inhibitoren (anti-CTLA4 en/of anti-PD-1) Ja Ja   In overleg met oncoloog
Gevorderde
basaalcel-
carcinomen
Hedgehog inhibitoren Ja Ja Voor, tijdens of na  
Superficiële
basaalcel-
carcinomen
en actinische
keratosen
Imiquimod Ja Ja Voor of na Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Het gelijktijdig behandelen met imiquimod bij vaccinatie wordt bij voorkeur vermeden. Het is geen absolute contra-indicatie.
Cutane
lymfomen
Chemotherapie Ja Ja   Advies (hemato)oncoloog voor chemotherapie bij lymfomen volgen

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Documenten waarop dit advies gebaseerd is:

  1. National Psoriasis Foundation (NPF) task force: COVID-19 Task Force Guidance Statements. National Psoriasis Foundation. December 12, 2020. https://www.psoriasis.org/covid-19-task-force-guidance-statements.
  2. Statement British Association of Dermatologists (BADBIR): https://www.bad.org.uk/shared/get-file.ashx?itemtype=document&id=6962
  3. Statement International Psoriasis Council (IPC): https://www.psoriasiscouncil.org/blog/IPC-Statement-on-SARS-CoV-2-Vaccines-and-Psoriasis.htm
  4. Statement Skin Inflammation and psoriasis international network (SPIN):advice follows IPC
  5. ACAAI Guidance on Risk of Allergic Reactions to the Pfizer-BioNTech COVID-19 Vaccine. December 14, 2020. https://acaai.org/news/american-college-allergy-asthma-and-immunology-releases-guidance-risk-allergic-reactions-pfizer
  6. Information from the American College of Rheumatology Regarding Vaccination Against SARS-CoV-2. American College of Rheumatology. https://www.rheumatology.org/Portals/0/Files/ACR-Information-Vaccination-Against-SARS-CoV-2.pdf.
  7. Baker D et al. COVID-19 vaccine-readiness for anti-CD20-depleting therapy in autoimmune diseases Clinical and Experimental Immunology, 202: 149–161

Bijdragen:
Inzake therapie Psoriasis en hidradenitis suppurativa: Prof. Dr. E.P. Prens; Prof. Dr. E.M.G.J. De Jong; Prof. Dr. P.I. Spuls; Dr. M. Seyger; Dr. E.M. Baerveldt. Inzake therapie eczeem en urticaria: Dr. M.S. de Bruin-Weller, Dr. M.L.A. Schuttelaar. Inzake therapie: HIVIG, Plaquenil en Dapson, rituximab: Dr. B. Horvath. Inzake therapie huidmaligniteiten: Dr. J.M. Muche, Dr. K. Mosterd, Dr. N.A. Kukutsch, Dr. M. Wakkee, Dr. M.B. Crijns, Drs. M. Tebbe.

Hematologische patiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Hematologie Chemotherapie inclusief tyrosine kinase remmers, IMiDs** Ja Ja Zie algemene principes Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten
  B-cel-depleterende therapie (rituximab, obinutumumab, ATG, alemtuzumab)* Ja Ja Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten
  Autologe en allogene stamcel-transplantatie Ja Ja Als vaccinatie ingehaald kan worden: overweeg uitstel met 3 mnd na laatste kuur Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten
  Graft versus host disease Ja Ja Geen voorkeur  
  CAR T celtherapie Ja Ja   Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.** Behalve B-cel-depleterende therapie.

Kankerpatiënten (solide tumoren)

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Solide tumoren Alle Ja Ja Onbekend, daarom geen specifiek advies Het advies van de verschillende internationale oncologische organisaties is om patiënten met solide tumoren te laten vaccineren tegen COVID-19. Het is nog niet duidelijk of alle patiënten wel een goede immuunrespons kunnen ontwikkelen. Hier zal nog onderzoek naar gebeuren. Totdat meer bekend is, is men dus niet zeker van goede bescherming. Daarom zal het advies voor beschermde voorzorgsmaatregelen na vaccinatie nog steeds van toepassing zijn.
  Hoge dosis chemotherapie met autologe en/of celtherapie: TIL / TCR / CAR Ja   Als vaccinatie ingehaald kan worden: overweeg uitstel met 3 mnd na laatste kuur Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
  Chemotherapie Ja Ja Onbekend, daarom geen advies  
  Immuun therapie Ja Ja Geen specifiek tijdstip  
  Tyrosine kinase remmers Ja Ja Geen specifiek tijdstip  
  Radiotherapie Ja Ja Geen specifiek tijdstip  

Longpatiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Pulmonale
oncologie
Systemische chemotherapie Ja Ja n.v.t. Advies NVMO/sectie oncologie: Wij stellen voor om aan kankerpatiënten met chemotherapie te adviseren zich tegen het coronavirus te laten vaccineren analoog aan het griepvaccin en dit niet uit te stellen tot na de chemotherapie (zoals bv bij de pneumokokken vaccinatie)
  Tyrosine kinase remmers Ja Ja Geen specifiek tijdstip  
  Immunotherapie Ja Ja n.v.t.  
  CPI Ja Ja    
ILD /
systeemziekte
Steroïden maintenance Ja Ja Voor en na Geen restricties t.a.v. timing, bij voorkeur vóór start therapie
  Methyl-prednisolone pulse Ja Ja Indien mogelijk voor of >1 maand na behandeling Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
  MTX / AZA / MMF / anti-TNF-alpha Ja Ja Bij voorkeur geven voor start therapie Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk
  B-cel depleterende therapie (anti-CD20, rituximab)* Ja Ja Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
  JAK-STAT-inhibitor Ja Ja Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Infectieziekten CF Ja Ja n.v.t.  
  Non-CF bronchiëctasieën Ja Ja n.v.t.  
  PID/CVID Ja Ja n.v.t. Overlap met NVVI
Long-/hart­transplantatie Na LOTx / HTx / HLTx Ja Ja Bij voorkeur na eerste 3 maanden Advies LOTTO (NTV)
Ook voor kinderen 16-18 jaar
  Voor LOTx / HTx / HLTx Ja Ja Bij voorkeur vóór transplantatie geven Ook voor kinderen 16-18 jaar
  Na ACR/AMR behandeling met methyl-prednisolone pulse (MPS) Ja Ja Als vaccinatie ingehaald kan worden: vóór of 1 maand na behandeling Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening,
  Na ACR/AMR behandeling (ATG, rituximab) Ja Ja Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk.
  Na ACR/AMR behandeling (alemtuzumab) Ja Ja Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk.

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Neurologische patiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Multiple
sclerosis
B-cel-depleterende therapie (anti-CD20, rituximab, ocrelizumab)* Ja Ja Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
  Injectables (interferon-beta, glatirameer) Ja Ja n.v.t.  
  Sfingosine-1-fosfaat receptor modulatoren
(Fingolimod, Siponimod,
Ozanimod)
Ja Ja Niet onderbreken voor vaccinatie i.v.m. risico rebound Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
  Immuun-
reconstitutie-
therapie (B- en T-celdepletie)
(alemtuzumab, cladribine, aHSCT)
Ja Ja Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
  Dimethylfumaraat Ja Ja n.v.t.  
  Teriflunomide Ja Ja n.v.t.  
  Natalizumab Ja Ja n.v.t.  

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Nierpatiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Nier-
transplantatie-
patiënten
Pre-transplantatie Ja Ja Bij voorkeur pre-transplantatie Bij voorkeur 1e vaccinatie 2 weken vóór transplantatie
  Standaard immuun-
suppressie inclusief CNI, proliferatie-
remmer en corticosteroïden
Ja Ja Bij voorkeur vanaf 6 weken na niertransplantatie Conform influenza
  Rejectie-
behandeling met methylprednisolon
Ja Ja Vanaf 2 weken na behandeling  
  Inductie- of rejectie-
behandeling ATG dan wel alemtuzumab
Ja Ja Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden na behandeling met alemtuzumab of ATG Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
  B-cel-depleterende therapie (o.a. rituximab)* Ja Ja Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Auto-immuun-
systeemziekte
(zoals SLE en
ANCA vasculitis)
met renale
betrokkenheid
Inductie-
behandeling met cyclofosfamide
Ja Ja - Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start behandeling
- Bij reeds gestarte behandeling timing in overleg met behandelend nefroloog en eventueel uitstellen tot stabiele ziekte
Bij ANA-positieve auto-immuunziekte monitoring op ziekteactiviteit na vaccinatie
  Inductie- of onderhouds-
behandeling met MMF, azathioprine en/of prednison
Ja Ja - Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start inductiebehandeling
- Bij reeds gestarte behandeling zonder uitstel vaccineren
Bij ANA-positieve auto-immuunziekte monitoring op ziekteactiviteit na vaccinatie
  Behandeling met anti-CD20 zoals rituximab* Ja Ja Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
  Behandeling met andere biologicals Ja Ja - Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start behandeling
- Bij reeds gestarte behandeling timing in overleg met behandelend nefroloog
 
Glomerulaire
ziektes
Inductie-
behandeling met cyclofosfamide
Ja Ja - Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start behandeling
- Bij reeds gestarte behandeling timing in overleg met behandelend nefroloog en eventueel uitstellen tot remissie
 
  Inductie- of onderhouds-
behandeling met MMF, azathioprine en/of prednison
Ja Ja - Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start inductiebehandeling
- Bij reeds gestarte behandeling in overleg met behandelend nefroloog
Nog onvoldoende bekend over kans op relapse van de meeste zeldzame nierziektes
  Onderhouds-
behandeling met plasmaferese
Ja Ja Bij voorkeur zo kort mogelijk na plasmaferese  
aHUS Inductie-
behandeling met plasmaferese
Ja In overleg met behandelend nefroloog Bij voorkeur na afronding van inductiebehandeling  
  Onderhouds-
behandeling met plasmaferese
Ja In overleg met behandelend nefroloog Bij voorkeur zo kort mogelijk na plasmaferese  
  Behandeling met eculizumab Ja In overleg met behandelend nefroloog In overleg met behandelend nefroloog Gezien onzekerheid over invloed vaccin op activiteit aHUS alleen onder strikte controle

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Patiënten met maag-darm-lever-aandoeningen

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Idiopathische
chronische
inflammatoire
darmontsteking
(IBD)
Expectatief (niet medicamenteus) Ja Ja n.v.t.  
  Corticosteroïden Ja Ja n.v.t. Bij onderhoudstherapie vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie tijdens toediening
  Mesalazine-derivaten Ja Ja n.v.t.  
  Thiopurine-derivaten Ja Ja n.v.t.  
  Methotrexaat Ja Ja n.v.t.  
 

Biologicals

(anti-inflammatoir met blokkering van pro-inflammatoire signalering,

zoals anti-TNF-alpha)

Ja Ja n.v.t.  
 

Biologicals

(anti-inflammatoir met blokkering cell trafficking, zoals a4b7-blokkade)

Ja Ja n.v.t.  
 

Small molecules

(JAK remmers: tofacitinib)

Ja Ja n.v.t.  
  Overig Ja In overleg met behandelend arts   Bij voorkeur vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie tijdens toediening
Transplantatie-
patiënten (lever
/ darm)
Remming afstotingsreactie Ja Ja Als vaccinatie ingehaald kan worden: vanaf 6 weken na transplantatie Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Chronische
hepatitiden
Antivirale therapie Ja Ja n.v.t.  
Levercirrose Supportief en antiportaal-hypertensief Ja Ja n.v.t.  
Ondervoeding Voeding (oraal / enteraal / parenteraal) Ja Ja Bij voorkeur na effectieve voedingstherapie (cf. priming voor operatieve ingreep)  
Gastro-
intestinale
tumoren
Variërend Ja Ja n.v.t.  

Patiënten met primaire of secundaire immuundeficiëntie

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Primaire
antistof-
deficiënties
(circa 60-70%
van de primaire
immuun-
deficiënties
betreft antistof-
deficiënties
Immuunglobuline-
suppletietherapie
Ja Ja n.v.t. Er is geen minimum interval nodig tussen toediening van bloedproducten (o.a. IVIG) en toediening van COVID-19-vaccins
Primaire
immuun-
deficiënties
Diverse, van
immuunglobuline-
suppletietherapie
tot immuun-
suppressieve
/ immuun-
modulerende
medicatie
Ja Ja n.v.t.  
Secundaire
antistof-
deficiënties
Immuunglobuline-
suppletietherapie
Ja Ja n.v.t.  

 Personen met hiv

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Personen
met hiv
onbehandeld Ja Ja n.v.t. Spoedige vaccinatie is belangrijker dan te wachten op immuunreconstitutie met cART
  Behandeld CD4<200 Ja Ja n.v.t. Spoedige vaccinatie is belangrijker dan te wachten op immuunreconstitutie met cART
  Behandeld CD4>200 Ja Ja n.v.t.  

 Reumatologische patiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen
Type
behandeling
Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?
Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie) Opmerkingen
Alle inflammatoire reumatische ziekten Methotrexaat / conventional synthetic Disease-Modifying-AntiRheumatic-Drugs Ja Ja    
  Biologicals / targeted synthetic Disease-Modifying-AntiRheumatic-Drugs Ja Ja    
  B-cel-depleterende therapie (anti-CD20, rituximab)* Ja Ja Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Vasculitis / connective tissue disease Cyclofosfamide / mycofenolaat mofetil Ja Ja n.v.t.  

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Versiebeheer

  • 18 oktober 2024: Er is een verduidelijking opgenomen voor het beleid bij een hervaccinatie (een nieuwe primaire serie na een stamceltransplantatie of een B-cel-depleterende therapie) en een bevestigde SARS-CoV-2-infectie. 
  • 8 oktober 2024: Tekstuele toevoeging ter verduidelijking van het vaccineren na een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie (NB dit betreft geen beleidswijziging). 
  • 2 september 2024: De handleiding is aangepast n.a.v. het advies van de Gezondheidsraad (27 maart 2024) en de Kamerbrief van de minister voor Medische Zorg over de invulling van het aanbod COVID-19-vaccinatie naar aanleiding van het geactualiseerde advies van de Gezondheidsraad (4 april 2024). In het najaar van 2024 (16 september tot en met 6 december) is de COVID-19-vaccinatie (de coronaprik) beschikbaar voor 60-plussers, medisch-(hoog)risicogroepen en zorgmedewerkers met direct contact met kwetsbare patiënten.
  • 4 april 2024: De handleiding is aangepast n.a.v. het advies van de Gezondheidsraad (27 maart 2024). In 2024 is COVID-19-vaccinatie (de coronaprik), buiten een najaarsronde, alleen geïndiceerd voor volwassenen en kinderen uit medische hoogrisicogroepen (als dat geadviseerd wordt door een behandelend arts) en voor personen die op individuele basis door een behandelend arts zijn verwezen voor vaccinatie. De COVID-19-vaccinatie wordt niet meer standaard aan alle zwangeren geadviseerd. 
  • 2 januari 2024: De handleiding is aangepast op het gewijzigde vaccinatiebeleid in 2024. Vanaf 1 januari 2024 is COVID-19-vaccinatie (coronaprik) beschikbaar voor zwangeren, voor volwassenen en kinderen uit medische hoogrisicogroepen (op advies van een behandelend arts) en voor personen die op individuele basis door een behandelend arts zijn verwezen voor vaccinatie.
  • 22 september 2023: Per 2 oktober wordt de vaccinatiestrategie aangepast op basis van het advies van de Gezondheidsraad (juni 2023) en het besluit van de (demissionair) minister van VWS. De handleiding is reeds hierop aangepast.
  • 12-07-2023: Wijziging bij hervaccinatie (voetnoot 5 bij 5e tabel Samenvatting): vanaf 1 juli 2023 met bivalent vaccin.
  • 17 april 2023: Vanaf 17 april 2023 worden de vaccins Spikevax Original/Omicron (Moderna) en Comirnaty Original/Omicron BA.1 (Pfizer/BioNTech) niet meer gebruikt. Voor de extra herhaalvaccinatie wordt gebruik gemaakt van het BA.4-5 vaccin van BioNTech/Pfizer.
  • 5 april 2023: Aanpassen van handleiding naar aanleiding van introductie van mogelijkheid tot maatwerk voor individuele immuungecompromitteerde patienten in voorjaar 2023: een extra herhaalprik kan verkregen worden met een verwijsbrief van de behandelend specialist.
  • 27 februari 2023: Aanpassing handleiding naar aanleiding van de Gezondheidsraadadviezen voor kinderen met een medisch hoog risico tussen de 6 maanden t/m 4 jaar oud en 5 t/m 11 jaar oud. Voor beide groepen is een aangepaste dosering van het monovalente BioNTech/Pfizer vaccin beschikbaar.
  • 26 september 2022: Update handleiding naar aanleiding van de herhaalprik in het najaar van 2022. Gespecificeerd dat ook bij hervaccinatie de basisserie gegeven wordt met monovalente vaccins gevolgd door een herhaalprik met het bivalente vaccin.
  • 20 april 2022: Aanpassing advies 2e booster (herhaalprik) voor personen met hiv op verzoek van medische beroepsgroep. Personen met hiv worden niet als volledige groep uitgenodigd, maar op basis van individueel maatwerk (wanneer de medisch specialist dit geïndiceerd vindt). De einddatum voor het derde prik traject van 31 maart 2022 is verwijderd. Het is nog steeds mogelijk om met een uitnodigingsbrief van de medisch specialist een derde prik te halen bij de GGD. Het interval tussen de prikken van de basisserie in geval van hervaccinatie is aangepast van 1 maand naar 4 weken.
  • 5 april 2022: Indicatiestelling en route voor de 2e boostervaccinatie (“herhaalprik”) voor (ernstig) immuungecompromitteerden op basis van advies RIVM-werkgroep COVID-19-vaccinatie immuungecompromitteerde patiënten. Opname van de route voor hervaccinatie (het opnieuw ontvangen van de vaccinaties uit de basisserie gevolgd door een booster) na allogene stamceltransplantatie of na stoppen van B-cel-depleterende therapie. Beschikbaarheid Novavax voor de basisserie per 14 maart 2022. Openstelling VWS van 1e boostervaccinatie voor adolescenten van 12 t/m 17 jaar. Basisserie voor kinderen van 5 t/m 11 jaar geüpdatet: na infectie enkel nog indicatie voor volledige basisserie bij kinderen met hoog medisch risico.
  • 2 februari 2022: Ingangsdatum (eind januari 2022) van mogelijkheid tot additionele vaccinatie(s) na de basisserie en booster verwijderd, want de route daarvoor is nog niet geregeld.
  • 31 januari 2022: In de eerste drie tabellen is achter '3e vaccinatie van de basisserie: via GGD m.b.v. brief specialist' de datum vervangen door: tot 31 maart 2022.
  • 28 december 2021: Opnemen van overzicht van de vaccinatietrajecten bij de verschillende categorieën van immuungecompromitteerde patiënten in de samenvatting. Veranderingen bij vaccinatieadvies rond toediening van B-cel-depleterende therapie. Aanpassingen vanwege noodzaak tot toedienen van een boostervaccinatie aan alle personen van 18 jaar en ouder 3 maanden na de laatste vaccindosis, ongeacht of er eerder 2 of 3 vaccinaties zijn toegediend. Veranderingen in het programma: AstraZeneca-vaccin niet meer beschikbaar en Novavax-vaccin per voorjaar 2022 beschikbaar. Ringvaccinatie van huishoudcontacten van 5-11 jaar wordt mogelijk per eind januari 2022 door vaccinatie met kinderdosering van het Pfizer/BioNTech-vaccin. Toediening van een geheel nieuwe basisserie alleen bij selecte groepen geïndiceerd. 
  • 15 september 2021: Aanpassingen vanwege advisering tot een 3e dosis bij selecte groepen van ernstig-immuungecompromitteerde patiënten; bij iedereen vanaf 12 jaar die immuungecompromitteerd is en COVID-19 heeft doorgemaakt worden 2 vaccindoses geadviseerd. Aanpassingen van het vaccinatieprogramma om nu ook personen van 12 jaar of ouder te vaccineren zijn opgenomen. Hierdoor is zowel vaccinatie mogelijk van immuungecompromitteerde kinderen van 12 jaar en ouder als immuuncompetente huishoudcontacten van 12 jaar en ouder in het kader van ringvaccinatie.
  • 17 juni 2021: Op diverse plekken in de richtlijn stond nog vaccinadvies na een doorgemaakte COVID-19 bij personen zonder afweerstoornissen indien de infectie minder dan 6 maanden geleden heeft plaatsgevonden. Dit is inmiddels losgelaten en het gecursiveerde deel is daarom vervallen voor die groep personen. Voor immuungecompromitteerde patiënten verandert er niks. 
  • 7 mei 2021: AstraZeneca-vaccin (Vaxzevria) wordt nu ingezet bij personen ouder dan 60 jaar op basis van het Gezondheidsraadadvies. Het Jcovden-vaccin wordt nu ook genoemd, omdat dit nu geregistreerd is. Een enkele dosis mRNA-vaccin bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten die in de laatste 6 maanden COVID-19 hebben doorgemaakt, wordt niet geadviseerd, in tegenstelling tot het advies bij niet-immuungecompromitteerde patiënten. Het prioriteringstraject bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten is eind maart van start gegaan; voor overige immuungecompromitteerde patiënten begin mei.
  • 26 maart 2021: Hyperlink naar de RIVM-webpagina met informatie over vaccinatie van medische (hoog)risicogroepen toegevoegd.
  • 22 februari 2021: In de tabellen per patiëntgroep is de vraag in kolom 3 aangepast of patiënten met COVID-19-vaccin gevaccineerd kunnen worden (in de oude versie stond ‘met mRNA-vaccin’). Slechts een deel van de immuungecompromitteerde patiënten zal worden opgeroepen voor vaccinatie met mRNA; alle patiënten kunnen in principe met AstraZeneca worden gevaccineerd indien zij hiervoor worden opgeroepen.
  • 17 februari 2021: Gezien het Gezondheidsraadadvies over prioritering binnen medische risicogroepen en het toegelaten van het AstraZeneca-vaccin is het document aangepast. Het interval tussen 2 doses mRNA-vaccins bij deze groepen wordt maximaal 6 weken, conform alle andere personen die op leeftijd worden gevaccineerd. Verder is opgenomen dat bij de overige groepen immuungecompromitteerde patiënten 18-60 jaar, die nu zullen worden gevaccineerd gelijktijdig met personen van 50-59 jaar zonder deze aandoeningen of medicatie, vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin door de Gezondheidsraad wordt geadviseerd. De groep 60-64 krijgt in het programma momenteel het AstraZeneca-vaccin aangeboden. Hoewel er bij de groepen met een ernstige immuunsuppressie de voorkeur is voor mRNA-vaccins via de medische specialisten, is snelheid van vaccinatie te verkiezen boven vaccinkeuze. Indien mogelijk in tijd, krijgen de patiënten met een ernstige immuunstoornis via de medische specialist toegang tot een mRNA-vaccin, voordat zij zijn uitgenodigd via de huisarts voor een AstraZeneca-vaccin.
  • 21 januari 2021: In de tabel met het specifieke advies voor neurologische patiënten is natalizumab toegevoegd. Door de MS Vereniging Nederland werd gewezen op het ontbreken van deze medicatie. Na afstemming met de gemandateerde professionals vanuit de Nederlandse Vereniging voor Neurologie is geconcludeerd dat deze medicatie per abuis niet in het oorspronkelijke advies was opgenomen.
  • 15 januari 2021: In de tabel met het specifieke advies voor dermatologische patiënten is bij behandeling met met imiquimod de volgende opmerking toegevoegd: Het gelijktijdig behandelen met imiquimod bij vaccinatie wordt bij voorkeur vermeden. Het is geen absolute contra-indicatie.
  • 13 januari 2021: Eerste versie.