COVID-19-vaccinatie van immuungecompromitteerde patiënten Handleiding

Bijlage bij de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie | Versie 22 september 2023 (versiebeheer zie onderaan pagina)

Samenvatting

Vanwege het belang van bescherming tegen ziekte en overlijden is vaccineren van immuungecompromitteerde patiënten belangrijk, al is er mogelijk sprake van verminderde effectiviteit van vaccinatie ten gevolge van immuundeficiëntie of immuunsuppressie door de onderliggende ziekte of behandeling. Dit geldt ook voor de COVID-19-vaccinatie bij deze patiëntengroepen. Deze handleiding vermeldt wanneer en hoeveel vaccinaties geïndiceerd zijn bij immuungecompromitteerde patiënten en wat hierbij de te volgen handelswijze is.

In het najaar van 2023 (oktober tot eind december 2023) komen mensen met een verhoogd risico op ziekenhuisopname of sterfte door COVID-19 in aanmerking voor een COVID-19-vaccinatie: leeftijd 60 jaar en/of volwassenen met een indicatie voor de influenzavaccinatie, zie ook de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19 vaccinaties. Daarmee komen ook volwassenen uit de medische hoogrisicogroepen (onder meer ernstig immuungecompromitteerde patiënten) in aanmerking. Verder zijn er medische risicogroepen die matig immuungecompromitteerd zijn door aandoeningen waarbij de afweer verminderd is (o.a. personen die gebruik maken van specifieke immunosuppressiva en personen met hiv), bij wie jaarlijks de influenzavaccinatie wordt aanbevolen; zij komen ook in aanmerking voor de COVID-19-vaccinatie in het najaar van 2023. Daarnaast kunnen ook kinderen uit de medisch hoogrisicogroepen in het najaar een COVID-19-vaccinatie ontvangen. Het advies van de Gezondheidsraad is om jaarlijks een COVID-19-vaccinatie aan te bieden aan de medisch (hoog)risicogroepen. Verdere uitwerking voor najaar 2023: zie de Kamerbrief.

  • Personen die in 2023 60 jaar en ouder worden, ontvangen vanuit het RIVM een uitnodiging.
  • Personen die jonger zijn dan 60 jaar en tot de medische (hoog)risicogroepen behoren, worden bereikt met een algemene publiekscampagne en via doelgroepgerichte middelen. Ze ontvangen geen persoonlijke uitnodiging.

 
Via online communicatiemiddelen kunnen medisch specialisten immuungecompromitteerde patiënten inlichten over de mogelijkheid voor een COVID-19-vaccinatie in het najaar van 2023.

Vanaf de start van de najaarsronde van 2023 wordt gevaccineerd met een vernieuwd mRNA-vaccin, namelijk het monovalente XBB.1.5 vaccin.

De COVID-19 vaccinatiestrategie die nu wordt voorgesteld door de Gezondheidsraad bestaat in principe uit één (jaarlijkse) dosis van het mRNA-vaccin. Er zijn verschillende individuele uitzonderingen hierop mogelijk, zodat ernstig immuungecompromitteerde patiënten en kinderen ook buiten de periode van de najaarsronde gevaccineerd kunnen worden bij de GGD:

  1. Personen die in aanmerking komen voor hervaccinatie na een stamceltransplantatie of na het staken van B-cel depleterende therapie, vanwege verlies van immuniteit of het nooit hebben ontwikkeld van adequate immuniteit, of;
  2. Kinderen ≤5 jaar in de medische hoogrisicogroep die nog nooit eerder een SARS-CoV-2-infectie hebben doorgemaakt en ook niet eerder gevaccineerd zijn. De kinderarts stelt hierbij de indicatie voor een primaire serie, gevolgd door eventueel een revaccinatie (hervaccinatie), zie ook de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19 vaccinaties.
  3. Verder bestaat de mogelijkheid om buiten de jaarlijkse COVID-19-vaccinatie om (nu in najaar 2023) ernstig immuungecompromitteerde patiënten die nooit een goede vaccinatierespons kunnen ontwikkelen of waarbij een adequate vaccinatierespons snel afneemt, na 6 maanden voor een nieuwe (extra) vaccinatie te verwijzen.
  4. Bij personen die een periode van ernstige immuunsuppressie gaan doormaken, bijvoorbeeld vanwege een geplande orgaantransplantatie of behandeling van een maligniteit, is het mogelijk voorafgaand hieraan de patiënt voor een COVID-19-vaccinatie te verwijzen. Dit kan vanaf 3 maanden (12 weken) na een voorafgaande vaccinatie of bevestigde SARS-CoV-2-infectie.

De behandelend specialist kan de patiënt voor deze extra vaccinaties verwijzen naar de GGD met een verwijsbrief (verstrekt via de ziekenhuiskoepels en FMS). Dit is de standaardroute. In uitzonderingsgevallen kunnen patiënten gevaccineerd worden in het ziekenhuis.

Hoogrisicopatiënten

Zie onderstaande overzichten van de medische hoogrisicogroepen. De afbakening is afgestemd met de medische beroepsgroepen (zie ook Adviesnota Vaststelling volwassen medische risicogroepen COVID-19-vaccinatiecampagne). Patiënten met deze zorgindicaties, aandoeningen of behandelingen hebben een hoog risico op complicaties door COVID-19. Hieronder vallen ook ernstig immuungecompromitteerde patiënten.

Kinderen hoogrisicogroepen vanaf 6 maanden t/m 17 jaar oud*

Nog niet vastgesteld. Zodra de indicatiecriteria bekend zijn, worden ze gepubliceerd in deze uitvoeringsrichtlijn.

* Kinderen van 6 maanden t/m 17 jaar met een verhoogd medisch risico op ernstig beloop van COVID-19 komen in aanmerking voor de COVID-19 vaccinatie. Dit betreft bijvoorbeeld kinderen met ernstige long- of hartaandoeningen, ernstige immuunsuppressie en complexe neurologische aandoeningen. Kinderen die voldoen aan de indicatiecriteria opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) worden door hun kinderarts op vaccinatie gewezen.

Volwassenen medische hoogrisicogroep vanaf 18 jaar

  • Alle bewoners van instellingen voor langdurige zorg**
  • Patiënten met hematologische maligniteit gediagnosticeerd in de laatste 5 jaar of chronisch aanwezig
  • Sikkelcelziekte
  • Patiënten met ernstig nierfalen (dialyse of voorbereiding voor dialyse)
  • Patiënten na orgaan- of stamcel- of beenmergtransplantatie en de personen op de wachtlijst daarvoor
  • Patiënten met een ernstige aangeboren afweerstoornis (primaire immuundeficiëntie) die door de NVVI-NIV zijn aangemerkt als risicogroep
  • Patiënten met neurologische aandoeningen waardoor de ademhaling gecompromitteerd is
  • Patiënten met een solide tumor die in de laatste 6 maanden behandeld zijn met chemotherapie en/of radiotherapie
  • Mensen met het syndroom van Down
  • Patiënten die behandeld worden met de volgende immunosuppressiva:
    • B-cel-depleterende medicatie: anti-CD20-therapie, zoals Rituximab, Ocrelizumab
    • Sterk lymfopenie-inducerende medicatie: Fingolimod (of soortgelijke S1P-agonisten), Cyclofosfamide (zowel pulsen als hoog oraal)
    • Mycofenolaat mofetil in combinatie met een of meerdere andere immunosuppressiva
  • Mensen met zeer ernstig overgewicht (Body Mass Index ≥40

** Dit betreft instellingen waar ouderen, verstandelijk gehandicapten en GGZ-cliënten wonen met zorg of begeleiding.

Medische risicogroepen met de indicatie voor influenzavaccinatie

Onderstaand een overzicht van de medische risicogroepen die jaarlijks via hun huisarts worden opgeroepen voor de influenzavaccinatie (‘griepprikgroep’). Zie ook de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19 vaccinaties. Het risico op complicaties door virale luchtweginfecties bij deze groepen is hoger dan bij personen zonder deze condities. Onder deze indicaties vallen ook veel aandoeningen en behandelingen zoals genoemd bij de medisch hoogrisicogroepen voor COVID-19 (zie boven). Voor influenzavaccinatie wordt geen onderscheid gemaakt in medisch hoogrisicogroepen versus medisch risicogroepen, zoals bij de COVID-19-vaccinatie. Bij de najaarsronde 2023 krijgen alle medische risicogroepen een aanbeveling tot COVID-19-vaccinatie. Medisch hoogrisicogroepen kunnen ook buiten de najaarsronde op medische indicatie tegen COVID-19 worden gevaccineerd.

Medische risicogroep*/griepprikgroep vanaf 18 jaar

* De medische hoogrisicogroep (zie vorige paragraaf) is een subcategorie van de medische risicogroep die een indicatie heeft voor de jaarlijkse influenzavaccinatie.
** Voor meer informatie over COVID-19-vaccinatie en zwangerschap, zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie, hoofdstuk 3.

De COVID-19 vaccinatiestrategie

De herformulering van de COVID-19 vaccinatiestrategie door de Gezondheidsraad in 2023 gaat uit van één (jaarlijkse) dosis van het mRNA-vaccin. Daarnaast is altijd de mogelijkheid voor maatwerk op indicatie van de medisch specialist. De complete vaccinatiestrategie en onderbouwing op basis van het Gezondheidsraadadvies ‘Structureel vaccinatieprogramma tegen COVID-19’ is terug te vinden in de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie.

Beschikbare vaccins

Voor een overzicht van de COVID-19-vaccins die gebruikt worden bij de vaccinatiecampagne, zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie. Voor alle vaccins tegen COVID-19 die in Nederland gebruikt worden, geldt dat er geen replicerend virus in aanwezig is. Ze zijn dus veilig om toe te dienen aan immuungecompromitteerde patiënten.

Hervaccinatie

Dit is een herhaling van de primaire serie (basisserie), met een interval van 4 weken tussen elke dosis, gevolgd door een COVID-19-revaccinatie. De revaccinatie wordt bij voorkeur 6 maanden na de laatste vaccindosis of bevestigde SARS-CoV-2-infectie gegeven, maar ten minste na 3 maanden (12 weken). Er is een leeftijdsspecifiek aantal vaccinaties in de primaire serie (zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie en onderstaande tabel) en bij specifieke afweerstoornissen of immuundeficiënties worden er 3 vaccinaties als primaire serie toegediend.

De medisch specialist bepaalt wie in aanmerking komt voor een hervaccinatie en voorziet de patiënt van een verwijsbrief. De primaire route van vaccinatie ligt bij de GGD.

Allogene en autologe stamceltherapie

Er zijn personen vanaf 6 maanden oud die eerder zijn gevaccineerd, maar waarbij de pre-existente immuniteit is verdwenen door allogene of autologe stamceltransplantatie. Zij zullen door hun specialist worden uitgenodigd voor hervaccinatie (primaire serie + revaccinatie) vanaf 4 maanden na de stamceltherapie. Deze vaccinaties zijn aanvullend aan de andere vaccinaties van het Rijksvaccinatieprogramma die men krijgt na stamceltransplantatie vanwege het verlies van pre-existente immuniteit.

B-cel-depletie

Er zijn personen gevaccineerd met een of meerdere vaccindoses gedurende B-cel-depletie ten gevolge van gebruik van rituximab, ocrelizumab, ofatumumab, obinutuzumab of CD19xCD3-bispecifieke T-cel-engagers (BiTE’s). Omdat er weinig tot geen mogelijkheid is een humorale vaccinrespons te ontwikkelen bij afwezige B-cellen, zal die component van de immuniteit tegen COVID-19 onvoldoende of afwezig zijn. Daarom wordt hervaccinatie (primaire serie + revaccinatie) geadviseerd als de therapie gestaakt kan worden. Pas na een periode van minimaal 8 maanden na de laatste dosis van B-cel-depleterende therapie kan dan weer een primaire serie gevolgd door revaccinatie worden toegediend. Die periode van minimaal 8 maanden blijkt nodig voor functioneel herstel van de humorale vaccinrespons.

Als de behandeling van B-cel-depleterende therapie niet gestopt kan worden, dan wordt zekerheidshalve aanbevolen de patiënt te verwijzen voor de jaarlijkse COVID-19-vaccinatie en eventueel voor een nieuwe vaccinatie na 6 maanden, onafhankelijk van laboratoriumwaarden. De noodzaak voor een additionele vaccinatie naast de jaarlijkse COVID-19-vaccinatie die in het najaar van 2023 gaat plaatsvinden, moet worden bepaald door de behandelend specialist. Het wordt afgeraden om B-cel-depleterende therapie tijdelijk te staken rond het tijdstip van vaccinatie, omdat het na het staken minimaal 8 maanden duurt voordat er voldoende B-cel-aantallen terug zijn om een goede antistofrespons mogelijk te maken.

Tabel: Primaire serie (basisserie) en revaccinatie voor individuele uitzonderingsgevallen met medische indicatie en in geval van hervaccinatie, ingedeeld op basis van leeftijd.

Leeftijd

Primaire serie

Interval

Revaccinatie (de coronaprik)

Streefinterval

Route vaccinatie

≤5 jaar

3 doses Comirnaty XBB.1.5, 3 µg (0,2 ml)

3 weken na 1e,
8 weken na 2e*

****

6 maanden of meer

  • Indicatie kinderarts
  • Vaccinatie via GGD

5 t/m 11 jaar

2 doses Comirnaty XBB.1.5, 10 µg (0,2 ml)

4-8 weken**

****

6 maanden of meer

  • Indicatie kinderarts
  • Vaccinatie via GGD

Vanaf 12 jaar

2 doses Comirnaty XBB.1.5, 30 µg (0,3 ml)***

3 weken***

****

6 maanden of meer

  • Indicatie kinderarts
  • Vaccinatie via GGD

* De tweede vaccinatie wordt bij voorkeur 4 weken na de eerste vaccinatie gegeven; het minimale interval is 3 weken.
** Er geldt een aanbevolen interval tussen de 2 doses in de basisserie van 4 weken. Indien nodig kan dit interval verlengd worden, waarbij de tweede dosis zo snel mogelijk binnen een periode van 8 weken na de eerste dosis gegeven moet worden.
*** Zie het volgende hoofdstuk voor
meer informatie over de patiëntengroepen van 12 jaar en ouder die in aanmerking kunnen komen voor een derde vaccindosis in de primaire serie, op indicatie van de medisch specialist. De derde vaccindosis in de primaire serie wordt minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis gegeven.
**** Op indicatie van de kinderarts of behandelend specialist kan in geval van ernstige immuunsuppressie gekozen worden voor een extra dosis bij voorkeur 6 maanden na de primaire serie. Revaccinatie kan ook in een jaarlijkse vaccinatiecampagne plaatsvinden. Zie voor meer informatie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie.

Derde vaccindosis in de basisserie

Indien een primaire serie (basisserie) is geïndiceerd, kan een 3e vaccindosis in de basisserie worden overwogen bij personen van 12 jaar en ouder. Een 3e vaccindosis is geadviseerd in najaar 2021 voor een selecte groep ernstig immuungecompromitteerde patiënten vanaf 12 jaar, bij wie mogelijk de standaarddosering van 2 vaccindoses onvoldoende vaccinatierespons geeft:

  • patiënten na orgaantransplantatie;
  • patiënten na beenmerg- of stamceltransplantatie (autoloog of allogeen)*;
  • patiënten die behandeling voor een kwaadaardige hematologische aandoening ondergaan of recent hebben ondergaan, waaronder CAR-T-cel-therapie*;
  • alle patiënten met een hematologische maligniteit waarvan bekend is dat dit geassocieerd is met ernstige immuundeficiëntie (bijvoorbeeld chronische lymfatische leukemie, multiple myeloom, ziekte van Waldenström)*;
  • alle patiënten met een solide tumor die minder dan 3 maanden voor hun primaire serie van COVID-19-vaccinaties chemotherapie en/of immune checkpoint inhibitors toegediend kregen;
  • alle nierpatiënten die door een specialist gecontroleerd worden, met eGFR <30 ml/min^1.73 m² met immunosuppressiva;
  • alle dialysepatiënten;
  • patiënten met een ernstige aangeboren afweerstoornis (primaire immuundeficiëntie) die door de NVVI-NIV zijn aangemerkt als risicogroep;
  • patiënten die behandeld worden met de volgende immunosuppressiva:
    • B-cel-depleterende medicatie: anti-CD20-therapie, zoals rituximab, ocrelizumab;
    • sterk lymfopenie-inducerende medicatie: fingolimod (of soortgelijke S1P agonisten), cyclofosfamide (zowel pulsen als hoog oraal);
    • mycofenolaat mofetil in combinatie met 1 of meerdere andere immunosuppressiva.

 
*Indien hiervoor onder behandeling of in de afgelopen 2 jaar hiervoor onder behandeling geweest.

Individueel maatwerk voor extra coronaprik

Bij immuungecompromitteerde patiënten is de immuunrespons op vaccinatie of infectie verminderd. Afhankelijk van de ernst van de immuunsuppressie betekent dat bescherming door vaccinatie geheel, gedeeltelijk of niet aanwezig is. Ook kan bij immuungecompromitteerde patiënten de duur van bescherming korter zijn dan bij personen zonder immuunstoornis. Vooral ernstig immuungecompromitteerde patiënten houden een verhoogde kans op een ernstig beloop door een SARS-CoV-2 infectie ondanks eerdere vaccinaties of infectie. Dat is de reden dat bij sommige ernstig immuungecompromitteerde patiënten een COVID-19-vaccinatie vaker dan één keer per jaar is geïndiceerd, ondanks dat de circulerende omikronvarianten een lager risico op ernstige ziekte geven dan de eerdere virusvarianten.

De medisch specialist maakt tijdens het spreekuur de afweging of een patiënt verwezen dient te worden naar de GGD voor een COVID-19-vaccinatie met een korter interval dan 6 maanden (minimaal 12 weken) of op een ander moment dan in het najaar 2023.

Behalve de afweging gebaseerd op de onderliggende aandoening c.q. immuunstoornis van de patiënt, zijn bij indicatiestelling voor de verwijzing naar de GGD voor vaccinatie de volgende termijnen bepalend:

  • tijdens ernstige immuunsuppressie: vaccinatie vindt plaats vanaf 6 maanden na een eerdere vaccinatie of COVID-19 infectie;
  • voorafgaand aan een nieuw(e) behandeling(traject) gepaard gaand met ernstige immuunsuppressie: minimaal 12 weken na een eerdere vaccinatie of COVID-19-infectie voorafgaand aan een behandeling bestaande uit de volgende immuunsuppressiva:
    • B-cel-depleterende medicatie: anti-CD20-therapie, zoals rituximab, ocrelizumab;
    • sterk lymfopenie-inducerende medicatie: fingolimod (of soortgelijke S1P agonisten), cyclofosfamide (zowel pulsen als hoog oraal);
    • mycofenolaat mofetil in combinatie met 1 of meerdere andere immunosuppressiva;
  • een geplande orgaantransplantatie;
  • een behandeling van een maligniteit, als de specialist de vaccinatie geïndiceerd vindt.

 
Hierbij wordt aanbevolen minimaal 2 weken voor de start van deze immunosuppressieve behandeling te vaccineren om een optimale vaccinatierespons te kunnen bereiken.

Voor genoemd maatwerktraject gebruikt de specialist een standaard verwijsbrief die de patiënt dient mee te nemen naar de vaccinatielocatie. Deze verwijsbrief wordt verstrekt via de Werkgroep COVID-19-vaccinatie voor immuungecompromitteerde patiënten, de FMS en de ziekenhuiskoepels. De verwijsbrief staat toe dat de vaccinerend GGD-arts zo nodig kan overleggen met de verwijzend specialist.

Timing van vaccinatie

Bij een meer geïndividualiseerd beleid op het niveau van de patiënt kan bijvoorbeeld bij de toediening van een vaccinatie mogelijk door de behandelend specialist een tijdstip geadviseerd worden waarbij de meest optimale vaccinatierespons verwacht kan worden. Een handreiking voor specialisten daarbij wordt geboden in onderstaande tekst (zie de tabellen onder Specifieke adviezen). De GGD heeft niet de mogelijkheid te adviseren om vaccinatie zo nodig te vervroegen of uit te stellen, omdat de GGD niet op de hoogte is van de details van het medicatiegebruik (immuunsuppressiva) en niet over medicatiegebruik in specifieke, individuele gevallen kan adviseren.

Interval na eerdere COVID-19 vaccinatie

Na de vorige COVID-19 vaccinatie wordt bij voorkeur een interval van 6 maanden of langer aangehouden, maar ten minste 3 maanden (12 weken). Dit is bijvoorbeeld vanaf 12 weken na de laatste vaccindosis als een nieuw(e) behandeling(traject) gestart moet worden dat gepaard gaat met ernstige immuunsuppressie. De aanbeveling is dan minimaal 2 weken voor de start van deze immuunsuppressieve behandeling/voor transplantatie te vaccineren om een optimale vaccinatierespons te kunnen bereiken.

Interval na doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie

Een infectie stimuleert het immuunsysteem, en leidt tot een verbetering van de immuniteit. Vaccinatie om ernstige ziekte te kunnen voorkomen binnen 6 maanden na een SARS-CoV-2-infectie heeft immunologisch gezien een beperkte toegevoegde waarde. Een recente SARS-CoV-2-infectie is echter geen contra-indicatie voor vaccinatie. Indien bekend is dat iemand recent een infectie heeft doorgemaakt, kan er voor gekozen worden om wel te vaccineren. Hierbij kunnen medische (risico)factoren, het doormaken van een infectie tijdens een periode van ernstige immuunsuppressie en de wens van de cliënt meegewogen worden.

Ringvaccinatie

Er zijn individuele situaties waarin besloten kan worden om COVID-19-vaccinatie aan te bieden aan personen buiten bovenstaande doelgroepen, bijvoorbeeld als er een kwetsbaar gezinslid is.

Zorgpersoneel met direct patiëntencontact wordt aangeraden om in het najaar van 2023 een COVID-19-vaccinatie te halen. Daarmee is er minder risico op infectie van de patiënten die zij behandelen, helpen of bedienen. Onder die patiënten zijn personen met een kwetsbare gezondheid, waaronder immuungecompromitteerde patiënten.

Overige beschermende maatregelen

Na vaccinatie kan er bij individuele patiënten voor worden gekozen de standaard preventieve maatregelen om infectie te handhaven, helemaal als er een aanwijzing is dat de effectiviteit van vaccinaties minder is dan bij leeftijdsgenoten zonder deze aandoeningen. Individuele voorspelling van de mate van bescherming bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten is gecompliceerd: vooraf is niet te voorspellen of de verkregen vaccinatierespons voldoende is voor bescherming tegen (ernstige) COVID-19 of nieuwe virusvarianten en gedurende welke periode adequate bescherming verondersteld wordt.

Zie voor adviezen rondom het voorkomen van luchtweginfecties de Rijksoverheid website en de RIVM website.

Totstandkoming

Deze handleiding is opgesteld om tijdens de COVID-19-vaccinatiecampagne voor ernstig immuungecompromitteerde patiënten en voor overige groepen immuungecompromitteerde patiënten een vaccinatieadvies te formuleren.

Voor dit doel is door de LCI-RIVM gevraagd aan de medische beroepsgroepen om gemandateerde professionals af te vaardigen om tot een gezamenlijke handleiding te komen. Aan dit overlegplatform participeerden behandelaars van de volgende verenigingen:

  • Nederlandse Internisten Vereniging, deelverenigingen:
    • Nederlandse Vereniging voor Hematologie; M.D. Hazenberg, I. Nijhof
    • Nederlandse Vereniging van Internist-infectiologen; A. Goorhuis, L.G. Visser (waarbij interactie met Nederlandse Vereniging van hiv-behandelaren)
    • Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie; R. Blankenburgh, van Alphen, A. van der Veldt, E.G.E. de Vries, R. Blankenburgh
    • Nederlandse Federatie voor Nefrologie; H. van Hamersvelt, J.S. Sanders, O. Teng, J. Wetzels, R. Duivenvoorden
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde; P. Fraaij, N. Wulffraat
  • Nederlandse Vereniging voor Immunologie; V. Dalm, T.W. Kuijpers
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie; R. Landewé, G.J. Wolbink
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen; A. van Bodegraven, H.H. Fidder
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie: E. Baerveldt en J. van den Reek, en bijdrage van andere artsen bij tabel Dermatologische patiënten;
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie; D. van de Beek, J. Killestein;
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose; R.E. Jonkers, R. Hoek;
  • Namens de FMS: L. van den Toorn (NVALT, expertise groep COVID-19 therapie) en S. Tromp (bestuurslid FMS).

 
Het eerste overleg vond plaats op 21 december 2020. Op 7 januari 2021 werd de eerste draft van deze handleiding gepresenteerd, waarna input van de verschillende behandelaren naar aanleiding van de vergaderingen werd verwerkt. Na de uiteindelijke afstemming kon deze eerste handleiding worden gedeeld met de Gezondheidsraad en gepubliceerd op 14 januari 2021 op de LCI-website.

Periodieke updates en aanpassingen van deze handleiding worden opgenomen op basis van nieuwe data over veiligheid en effectiviteit van COVID-19-vaccins bij deze patiëntencategorie, internationale ontwikkelingen op het terrein van optimale vaccinatiestrategieën bij deze patiënten, het beschikbaar komen van nieuwe vaccins, en toediening-specifieke afwegingen (zie Versiebeheer).

Redactie: dr. Albert Vollaard (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM), Layla van Nieuwenhuizen (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM), Renate van den Broek (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM).
Met medewerking van: prof. dr. Leo Visser (afdeling infectieziekten LUMC), dr. Bram Goorhuis (afdeling Infectieziekten, Centrum voor Tropische Geneeskunde & Reizigersgeneeskunde, Amsterdam UMC), dr. Marloes Bongers (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM), prof. dr. Lieke Sanders (Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM en Immunologie en infectieziekten UMCU), Helen Siers (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, RIVM).

Contact:
LCI-secretariaat
Antonie van Leeuwenhoeklaan 9
3721 MA Bilthoven
Telefoon: 088-689 70 00
E-mail: 
lci@rivm.nl

Geschiedenis

Tijdsbeloop van de COVID-19-vaccinatie in Nederland

In januari 2021 is begonnen met het vaccineren met mRNA-vaccins (Moderna: Spikevax, BioNTech/Pfizer: Comirnaty) en virusvector-vaccins (Astra Zeneca: Vaxzevria en later met Janssen: Jcovden). Er wordt sinds september 2023 alleen nog gevaccineerd met mRNA-vaccins van BioNTech/Pfizer.

  • Initieel werd geselecteerd op basis van leeftijd bij de start van de vaccinatiecampagne. Personen werden op leeftijd van oud naar jong uitgenodigd door het RIVM en bij de GGD of huisarts gevaccineerd.
  • Daarnaast werden specifieke risicogroepen (o.a. personen met ernstige immuunsuppressie) geprioriteerd (zie Gezondheidsraadadvies van 4 februari 2021). Zij zijn via de behandelende specialisten geselecteerd en vanaf maart 2021 gevaccineerd in de ziekenhuizen met Spikevax (Moderna) voor personen van 18 jaar en ouder; daarna is voor de groep geboren in 2003, 2004 en 2005 Comirnaty (Pfizer/BioNTech) ingezet.
  • Medische risicogroepen van 12-59 jaar werden met een mRNA-vaccin op grond van hun medische aandoening bij de GGD gevaccineerd vanaf mei 2021. De selectie van personen voor de medische indicatie liep toen nog via de huisarts analoog aan de jaarlijkse selectie voor influenzavaccinatie.
  • Een 3e vaccindosis is geadviseerd in najaar 2021 voor een selecte groep ernstig immuungecompromitteerde patiënten vanaf 12 jaar, bij wie mogelijk de standaarddosering van 2 vaccindoses onvoldoende vaccinatierespons geeft (zie beneden). Vanaf eind september 2021 zijn deze patiënten geselecteerd in de ziekenhuizen door de medisch specialisten en hebben zij een uitnodiging gekregen voor vaccinatie vanaf november bij de GGD met een van beide monovalente mRNA-vaccins (30 microgram Comirnaty, of 100 microgram Spikevax) minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, onafhankelijk van het vaccin waarmee de basisserie was gedaan.
  • Een boosterdosis met het originele monovalente mRNA-vaccin werd eind 2021 aanbevolen voor iedere persoon van 18 jaar en ouder vanaf 3 maanden na de laatste vaccindosis, onafhankelijk van het type vaccin waarmee de basisserie was verricht. Voor adolescenten (12-17 jaar) werd dit ook mogelijk per maart 2022. Ook voor immuungecompromitteerde patiënten – onafhankelijk of zij 2 of 3 vaccindoses in de basisserie hebben gehad – werd een booster met een monovalent mRNA-vaccin geïndiceerd vanaf minimaal 3 maanden na de laatste vaccindosis.
  • In februari 2022 is geadviseerd door de Gezondheidsraad voor een aantal medisch risicogroepen een 2e boostervaccinatie (in de vaccinatiecampagne 'herhaalprik' genoemd) minimaal 3 maanden na de 1e boostervaccinatie toe te dienen. De geselecteerde patiënten kregen vanaf april 2022 een uitnodigingsbrief voor de 2e boostervaccinatie met een monovalent mRNA-vaccin via hun medisch specialist.
  • Vanaf september 2022 kon iedereen van 12 jaar of ouder een boostervaccinatie (‘herhaalprik’) ontvangen bij de GGD. Personen van 12-59 jaar met een aandoening of specifiek medicatiegebruik, die vanwege die reden jaarlijks uitgenodigd worden voor de influenzavaccinatie door hun huisarts, kregen via hun huisarts een uitnodiging in oktober 2022. Met die uitnodiging konden zij een afspraak maken bij de lokale GGD voor vaccinatie met het bivalente Wuhan/BA1 mRNA-vaccin.
  • In voorjaar 2023 is de route geopend voor individueel maatwerk. Met een verwijsbrief kunnen specialisten (immuungecompromitteerde) patiënten verwijzen naar de GGD voor een extra vaccinatie minimaal 6 maanden na een vorige vaccindosis. Vanaf 17 april 2023 is daarbij het bivalente BA.4-5 vaccin van Pfizer-BioNTech gebruikt. Deze verwijsbrief is via de ziekenhuiskoepels met de specialisten gedeeld.
  • In najaar 2023 (oktober-december) is er een vaccinatiecampagne met het monovalente XBB1.5 mRNA vaccin voor personen van 60 jaar en ouder en voor medische risicogroepen. In tegenstelling tot eerdere vaccinatierondes worden medische risicogroepen niet uitgenodigd door hun huisarts voor COVID19-vaccinatie.

Algemene principes

Voor algemene informatie voor professionals over COVID-19-vaccinatie, zie rivm.nl en de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie.

Doelstelling

De doelstelling van deze handleiding is om uitvoerende professionals bij de GGD, de huisartspraktijk, in verpleeghuizen en instellingen, en in het ziekenhuis een handvat te bieden bij de uitvoering van COVID-19-vaccinatie van immuungecompromitteerde patiënten.

Relatief risico op gecompliceerd beloop van verschillende patiëntencategorieën

Niet van alle patiënten die immuungecompromitteerd zijn, is bekend of zij een verhoogd risico hebben op een gecompliceerd beloop bij SARS-CoV-2-infectie door de onderliggende aandoening en/of medicatie, of dat ook nog door andere risicofactoren (bijvoorbeeld leeftijd, obesitas) bepaald wordt. Algemeen mag worden aangenomen dat naarmate iemand meer immuungecompromitteerd is, COVID-19 ernstiger zal verlopen en dat de vaccinatie mogelijk minder zal beschermen. Op basis van grote bevolkingsonderzoeken, met name in het Verenigd Koninkrijk, is inzicht verkregen welke patiëntengroepen het hoogste risico hebben op ziekenhuisopname en overlijden ten gevolge van COVID19. Voor een actueel overzicht van de hoogrisicogroepen, zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie en de Adviesnota Vaststelling volwassen medische risicogroepen COVID-19-vaccinatiecampagne.

Effectiviteit

Afhankelijk van de mate van immuunsuppressie van patiënten zal de effectiviteit van vaccinatie minder goed kunnen zijn. Vanwege het belang van bescherming tegen ziekte en overlijden wordt ook gedeeltelijke protectie nog belangrijk geacht. Daarbij komt dat de COVID-19-vaccins veilig zijn bij gebruik volgens de leeftijdsgrenzen die er bij de verschillende vaccins zijn opgesteld. Dit leidt tot een gunstige benefit-risk-afweging.

Het is niet van tevoren te voorspellen voor elke individuele patiënt of de vaccinatierespons voldoende is na de vaccinaties. Daarom wordt geadviseerd voor ernstig immuungecompromitteerde patiënten de basismaatregelen tegen virusbesmetting te blijven hanteren, omdat SARS-CoV-2 nog circuleert. Ringvaccinatie kan het infectierisico in het huishouden ook beperken. Verder bestaat er antivirale medicatie die bij risicogroepen gebruikt kan worden ter preventie van complicaties van COVID-19. Voor een overzicht van (profylactische) medicatie, zie de FMS.

Veiligheid

De mRNA-vaccins, virusvectorvaccins en subunitvaccins bevatten geen levend (verzwakt) virus. De platformvirussen (adenovirussen) zijn zo aangepast dat deze niet repliceren in menselijke cellen. Dit betekent dat er géén risico is op een vaccinvirus- of platformvirusinfectie bij immuungecompromitteerde patiënten. De reactogeniciteit en bijwerkingen van mRNA-vaccins zijn in het algemeen acceptabel, van korte duur en van voorbijgaande aard. Voor een overzicht van bijwerkingen en eventuele contra-indicaties, zie de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie.

Veronderstelde bijwerkingen na vaccinatie moeten worden doorgegeven aan bijwerkingencentrum Lareb in Nederland.

Vaccinatie en behandeling

1. Vaccintiming

Vanwege een programmatische aanpak kan het niet altijd mogelijk zijn zelf keuzes te maken voor een specifiek tijdstip tijdens de najaarsronde 2023. Als een behandelaar het beter acht de geadviseerde najaarsvaccinatie tijdelijk uit te stellen of te vervroegen vanwege start of staken van immuunsuppressieve therapie, kan de patiënt dit overleggen bij de afspraakplanning. Het is voor de vaccinatieartsen bij de GGD echter niet mogelijk met elke verwijzend specialist te overleggen. Met een verwijsbrief van een behandelend specialist is er wel altijd de mogelijkheid van een geïndividualiseerd vaccinatiebeleid binnen en buiten de najaarscampagne van 2023.

Na recente infectie wordt in het algemeen geadviseerd niet te vaccineren tot minimaal 6 maanden erna. Bij de maatwerk optie voor COVID-19 vaccinatie van individuele patiënten kan een behandelend specialist iemand verwijzen voor een hervaccinatie ondanks recente infectie.

2. Interactie vaccinatie en medicatie

Voor een overzicht van immuunsuppressieve medicatie inclusief doseringen bij chronisch inflammatoire aandoeningen en het effect hiervan op vaccinatie, zie de Handleiding Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.

Bij stabiele ziekte en gebruik van immuunsuppressiva is er geen noodzaak medicatie te staken of aan te passen op het moment van vaccinatie. Medicatie mag alleen gestaakt worden in overleg met de behandelaar van patiënt.

Indien de mogelijkheid bestaat te wachten met starten van immuunsuppressiva, heeft het de voorkeur minimaal 2 weken vóór de start ervan te vaccineren voor het bereiken van betere effectiviteit. Dan is in elk geval de vaccindosis zonder immuunsuppressiva toegediend.

Kortdurend gebruik van orale corticosteroïden gedurende minder dan 14 dagen (‘stootkuur’) is in het algemeen geen reden om vaccinatie uit te stellen.

Chemotherapie bij maligniteiten

In de meeste internationale richtlijnen (o.a. IDSA-richtlijn) wordt door experts geadviseerd in de 2 weken vóór start van chemotherapie en tot 3 maanden na de laatste kuur niet te vaccineren, om daarmee een zo optimaal mogelijke vaccinatierespons te krijgen. Voor specifieke vaccinatieadviezen voor kankerpatiënten met solide tumoren tijdens chemotherapie en/of immunotherapie, is de behandelend oncoloog het aanspreekpunt over adviezen.

3. Bepaling van immuunmarkers en/of serologie

Populatie-brede vaccinatie, zoals bij endemische viruscirculatie, is wezenlijk anders dan individuele patiëntenzorg op maat. Onderzoek bij individuele patiënten naar de immunologische respons na vaccinatie kan als onderdeel van patiëntenzorg door een behandelend arts gedaan worden, maar het is geen onderdeel van de vaccinatiezorg vanuit de GGD. Beperkende factoren bij serologisch onderzoek zijn het ontbreken van gestandaardiseerde testen met daarbij een gedefinieerde correlate of protection. Bovendien kan ondanks een gemeten antistofrespons later alsnog een infectie optreden ten gevolge van waning immuniteit. Ook kan een nieuwe virusvariant aan de opgebouwde immuniteit ontsnappen. Dus op basis van antistoftiters kan bescherming of juist gebrek aan immuniteit na een infectie of na vaccinatie niet altijd voldoende betrouwbaar worden verondersteld. Vanuit het belang van mortaliteitsreductie en bestrijding van ernstige COVID-19 geldt het advies aan de patiënten met het hoogste risico op ernstige ziekte het naar verwachting meest effectieve vaccin toe te dienen, conform het advies van de Gezondheidsraad, en niet eerst laboratorium bepalingen te verrichten.

Bij veranderende inzichten op basis van onderzoeken naar bepalende (immunologische) factoren voor de vaccinatierespons, en criteria voor de correlate of protection (de cellulaire respons kan ook een rol spelen) zal dit worden aangepast.

Specifieke adviezen

Dermatologische patiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Psoriasis en
hidradenitis
suppurativa

Biologicals: anti-TNF-alpha, anti-IL12/23, anti-IL17, anti-IL23

Ja

Ja

Voor of tijdens

Ref 1,2,3,4

 

Anti-PDE4

Ja

Ja

Voor of tijdens

Ref 1,2,3,4

 

Conventionele systemische behandelingen: methotrexaat, cyclosporine, fumaarzuur, acitretine

Ja

Ja

Voor of tijdens

Ref 1,2,3,4

Eczeem en
urticaria

Biologicals: anti-IL4/13, anti-IgE

Ja

Ja

Voor of tijdens

Ref 5,6
Gezien atopische constitutie mogelijk verhoogd risico op allergische / anafylactische reacties: standaard observatieduur van minimaal 15 minuten. Bij een geschiedenis van anafylaxie: 30 minuten. Setting voor vaccinatie dient te zijn waarin anafylaxie behandeld kan worden. Mogelijk is dit ook van belang voor patiënten met mastocytose.

 

JAK-remmers

Ja

Ja

Voor of tijdens

Ref 5,6

 

Conventionele systemische behandelingen: cyclosporine, methotrexaat, azathioprine, mycofenolzuur

Ja

Ja

Voor of tijdens

Ref 5,6

Auto-
immuunziekten
(SLE, dermato-
myositis,
vasculitis,
sclerodermie)

Prednison, cyclosporine, azathioprine, methotrexaat, mycofenolaat-mofetil, HIVIG, plaquenil, dapson

Ja

Ja

Voor of tijdens

Ref 6

Auto-immuun-
blaarziekten

B-cel-depleterende therapie (rituximab, obinutumumab, ATG, alemtuzumab)*

Ja

Ja

Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

Huid-
maligniteiten

 

 

 

 

 

Cutane B-cel lymfomen

B-cel-depleterende therapie*

Ja

Ja

Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

Melanomen

Immune checkpoint inhibitoren (anti-CTLA4 en/of anti-PD-1)

Ja

Ja

 

In overleg met oncoloog

Gevorderde
basaalcel-
carcinomen

Hedgehog inhibitoren

Ja

Ja

Voor, tijdens of na

 

Superficiële
basaalcel-
carcinomen
en actinische
keratosen

Imiquimod

Ja

Ja

Voor of na

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Het gelijktijdig behandelen met imiquimod bij vaccinatie wordt bij voorkeur vermeden. Het is geen absolute contra-indicatie.

Cutane
lymfomen

Chemotherapie

Ja

Ja

 

Advies (hemato)oncoloog voor chemotherapie bij lymfomen volgen

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Documenten waarop dit advies gebaseerd is:

  1. National Psoriasis Foundation (NPF) task force: COVID-19 Task Force Guidance Statements. National Psoriasis Foundation. December 12, 2020. https://www.psoriasis.org/covid-19-task-force-guidance-statements.
  2. Statement British Association of Dermatologists (BADBIR): https://www.bad.org.uk/shared/get-file.ashx?itemtype=document&id=6962
  3. Statement International Psoriasis Council (IPC): https://www.psoriasiscouncil.org/blog/IPC-Statement-on-SARS-CoV-2-Vaccines-and-Psoriasis.htm
  4. Statement Skin Inflammation and psoriasis international network (SPIN):advice follows IPC
  5. ACAAI Guidance on Risk of Allergic Reactions to the Pfizer-BioNTech COVID-19 Vaccine. December 14, 2020. https://acaai.org/news/american-college-allergy-asthma-and-immunology-releases-guidance-risk-allergic-reactions-pfizer
  6. Information from the American College of Rheumatology Regarding Vaccination Against SARS-CoV-2. American College of Rheumatology. https://www.rheumatology.org/Portals/0/Files/ACR-Information-Vaccination-Against-SARS-CoV-2.pdf.
  7. Baker D et al. COVID-19 vaccine-readiness for anti-CD20-depleting therapy in autoimmune diseases Clinical and Experimental Immunology, 202: 149–161

Bijdragen:
Inzake therapie Psoriasis en hidradenitis suppurativa: Prof. Dr. E.P. Prens; Prof. Dr. E.M.G.J. De Jong; Prof. Dr. P.I. Spuls; Dr. M. Seyger; Dr. E.M. Baerveldt. Inzake therapie eczeem en urticaria: Dr. M.S. de Bruin-Weller, Dr. M.L.A. Schuttelaar. Inzake therapie: HIVIG, Plaquenil en Dapson, rituximab: Dr. B. Horvath. Inzake therapie huidmaligniteiten: Dr. J.M. Muche, Dr. K. Mosterd, Dr. N.A. Kukutsch, Dr. M. Wakkee, Dr. M.B. Crijns, Drs. M. Tebbe.
 

Hematologische patiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Hematologie

Chemotherapie inclusief tyrosine kinase remmers, IMiDs**

Ja

Ja

Zie algemene principes

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten

 

B-cel-depleterende therapie (rituximab, obinutumumab, ATG, alemtuzumab)*

Ja

Ja

Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten

 

Autologe en allogene stamcel-transplantatie

Ja

Ja

Als vaccinatie ingehaald kan worden: overweeg uitstel met 3 mnd na laatste kuur

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten

 

Graft versus host disease

Ja

Ja

Geen voorkeur

 

 

CAR T celtherapie

Ja

Ja

 

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.** Behalve B-cel-depleterende therapie.

Kankerpatiënten (solide tumoren)

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Solide tumoren

Alle

Ja

Ja

Onbekend, daarom geen specifiek advies

Het advies van de verschillende internationale oncologische organisaties is om patiënten met solide tumoren te laten vaccineren tegen COVID-19. Het is nog niet duidelijk of alle patiënten wel een goede immuunrespons kunnen ontwikkelen. Hier zal nog onderzoek naar gebeuren. Totdat meer bekend is, is men dus niet zeker van goede bescherming. Daarom zal het advies voor beschermde voorzorgsmaatregelen na vaccinatie nog steeds van toepassing zijn.

 

Hoge dosis chemotherapie met autologe en/of celtherapie: TIL / TCR / CAR

Ja

 

Als vaccinatie ingehaald kan worden: overweeg uitstel met 3 mnd na laatste kuur

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

 

Chemotherapie

Ja

Ja

Onbekend, daarom geen advies

 

 

Immuun therapie

Ja

Ja

Geen specifiek tijdstip

 

 

Tyrosine kinase remmers

Ja

Ja

Geen specifiek tijdstip

 

 

Radiotherapie

Ja

Ja

Geen specifiek tijdstip

 

 

Longpatiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Pulmonale
oncologie

Systemische chemotherapie

Ja

Ja

n.v.t.

Advies NVMO/sectie oncologie: Wij stellen voor om aan kankerpatiënten met chemotherapie te adviseren zich tegen het coronavirus te laten vaccineren analoog aan het griepvaccin en dit niet uit te stellen tot na de chemotherapie (zoals bv bij de pneumokokken vaccinatie)

 

Tyrosine kinase remmers

Ja

Ja

Geen specifiek tijdstip

 

 

Immunotherapie

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

CPI

Ja

Ja

 

 

ILD /
systeemziekte

Steroïden maintenance

Ja

Ja

Voor en na

Geen restricties t.a.v. timing, bij voorkeur vóór start therapie

 

Methyl-prednisolone pulse

Ja

Ja

Indien mogelijk voor of >1 maand na behandeling

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

 

MTX / AZA / MMF / anti-TNF-alpha

Ja

Ja

Bij voorkeur geven voor start therapie

Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk

 

B-cel depleterende therapie (anti-CD20, rituximab)*

Ja

Ja

Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

 

JAK-STAT-inhibitor

Ja

Ja

Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

Infectieziekten

CF

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Non-CF bronchiëctasieën

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

PID/CVID

Ja

Ja

n.v.t.

Overlap met NVVI

Long-/hart­
transplantatie

Na LOTx / HTx / HLTx

Ja

Ja

Bij voorkeur na eerste 3 maanden

Advies LOTTO (NTV)
Ook voor kinderen 16-18 jaar

 

Voor LOTx / HTx / HLTx

Ja

Ja

Bij voorkeur vóór transplantatie geven

Ook voor kinderen 16-18 jaar

 

Na ACR/AMR behandeling met methyl-prednisolone pulse (MPS)

Ja

Ja

Als vaccinatie ingehaald kan worden: vóór of 1 maand na behandeling

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening,

 

Na ACR/AMR behandeling (ATG, rituximab)

Ja

Ja

Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk.

 

Na ACR/AMR behandeling (alemtuzumab)

Ja

Ja

Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk.

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Neurologische patiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Multiple
sclerosis

B-cel-depleterende therapie (anti-CD20, rituximab, ocrelizumab)*

Ja

Ja

Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.

 

Injectables (interferon-beta, glatirameer)

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Sfingosine-1-fosfaat receptor modulatoren
(Fingolimod, Siponimod,
Ozanimod)

Ja

Ja

Niet onderbreken voor vaccinatie i.v.m. risico rebound

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

 

Immuun-
reconstitutie-
therapie (B- en T-celdepletie)
(alemtuzumab, cladribine, aHSCT)

Ja

Ja

Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

 

Dimethylfumaraat

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Teriflunomide

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Natalizumab

Ja

Ja

n.v.t.

 

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Nierpatiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Nier-
transplantatie-
patiënten

Pre-transplantatie

Ja

Ja

Bij voorkeur pre-transplantatie

Bij voorkeur 1e vaccinatie 2 weken vóór transplantatie

 

Standaard immuun-
suppressie inclusief CNI, proliferatie-
remmer en corticosteroïden

Ja

Ja

Bij voorkeur vanaf 6 weken na niertransplantatie

Conform influenza

 

Rejectie-
behandeling met methylprednisolon

Ja

Ja

Vanaf 2 weken na behandeling

 

 

Inductie- of rejectie-
behandeling ATG dan wel alemtuzumab

Ja

Ja

Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden na behandeling met alemtuzumab of ATG

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.

 

B-cel-depleterende therapie (o.a. rituximab)*

Ja

Ja

Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

Auto-immuun-
systeemziekte
(zoals SLE en
ANCA vasculitis)
met renale
betrokkenheid

Inductie-
behandeling met cyclofosfamide

Ja

Ja

- Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start behandeling
- Bij reeds gestarte behandeling timing in overleg met behandelend nefroloog en eventueel uitstellen tot stabiele ziekte

Bij ANA-positieve auto-immuunziekte monitoring op ziekteactiviteit na vaccinatie

 

Inductie- of onderhouds-
behandeling met MMF, azathioprine en/of prednison

Ja

Ja

- Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start inductiebehandeling
- Bij reeds gestarte behandeling zonder uitstel vaccineren

Bij ANA-positieve auto-immuunziekte monitoring op ziekteactiviteit na vaccinatie

 

Behandeling met anti-CD20 zoals rituximab*

Ja

Ja

Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

 

Behandeling met andere biologicals

Ja

Ja

- Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start behandeling
- Bij reeds gestarte behandeling timing in overleg met behandelend nefroloog

 

Glomerulaire
ziektes

Inductie-
behandeling met cyclofosfamide

Ja

Ja

- Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start behandeling
- Bij reeds gestarte behandeling timing in overleg met behandelend nefroloog en eventueel uitstellen tot remissie

 

 

Inductie- of onderhouds-
behandeling met MMF, azathioprine en/of prednison

Ja

Ja

- Zo mogelijk laatste vaccinatie 2 weken vóór start inductiebehandeling
- Bij reeds gestarte behandeling in overleg met behandelend nefroloog

Nog onvoldoende bekend over kans op relapse van de meeste zeldzame nierziektes

 

Onderhouds-
behandeling met plasmaferese

Ja

Ja

Bij voorkeur zo kort mogelijk na plasmaferese

 

aHUS

Inductie-
behandeling met plasmaferese

Ja

In overleg met behandelend nefroloog

Bij voorkeur na afronding van inductiebehandeling

 

 

Onderhouds-
behandeling met plasmaferese

Ja

In overleg met behandelend nefroloog

Bij voorkeur zo kort mogelijk na plasmaferese

 

 

Behandeling met eculizumab

Ja

In overleg met behandelend nefroloog

In overleg met behandelend nefroloog

Gezien onzekerheid over invloed vaccin op activiteit aHUS alleen onder strikte controle

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Patiënten met maag-darm-lever-aandoeningen

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Idiopathische
chronische
inflammatoire
darmontsteking
(IBD)

Expectatief (niet medicamenteus)

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Corticosteroïden

Ja

Ja

n.v.t.

Bij onderhoudstherapie vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie tijdens toediening

 

Mesalazine-derivaten

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Thiopurine-derivaten

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Methotrexaat

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Biologicals

(anti-inflammatoir met blokkering van pro-inflammatoire signalering,

zoals anti-TNF-alpha)

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Biologicals

(anti-inflammatoir met blokkering cell trafficking, zoals a4b7-blokkade)

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Small molecules

(JAK remmers: tofacitinib)

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Overig

Ja

In overleg met behandelend arts

 

Bij voorkeur vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie tijdens toediening

Transplantatie-
patiënten (lever
/ darm)

Remming afstotingsreactie

Ja

Ja

Als vaccinatie ingehaald kan worden: vanaf 6 weken na transplantatie

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

Chronische
hepatitiden

Antivirale therapie

Ja

Ja

n.v.t.

 

Levercirrose

Supportief en antiportaal-hypertensief

Ja

Ja

n.v.t.

 

Ondervoeding

Voeding (oraal / enteraal / parenteraal)

Ja

Ja

Bij voorkeur na effectieve voedingstherapie (cf. priming voor operatieve ingreep)

 

Gastro-
intestinale
tumoren

Variërend

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Patiënten met primaire of secundaire immuundeficiëntie

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

KaKan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Primaire
antistof-
deficiënties
(circa 60-70%
van de primaire
immuun-
deficiënties
betreft antistof-
deficiënties

Immuunglobuline-
suppletietherapie

Ja

Ja

n.v.t.

Er is geen minimum interval nodig tussen toediening van bloedproducten (o.a. IVIG) en toediening van COVID-19-vaccins

Primaire
immuun-
deficiënties

Diverse, van
immuunglobuline-
suppletietherapie
tot immuun-
suppressieve
/ immuun-
modulerende
medicatie

Ja

Ja

n.v.t.

 

Secundaire
antistof-
deficiënties

Immuunglobuline-
suppletietherapie

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Personen met hiv

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Personen
met hiv

onbehandeld

Ja

Ja

n.v.t.

Spoedige vaccinatie is belangrijker dan te wachten op immuunreconstitutie met cART

 

Behandeld CD4<200

Ja

Ja

n.v.t.

Spoedige vaccinatie is belangrijker dan te wachten op immuunreconstitutie met cART

 

Behandeld CD4>200

Ja

Ja

n.v.t.

 

 

Reumatologische patiënten

Aandoening /
groep
aandoeningen

Type
behandeling

Kan deze
patiënten-
groep met
COVID-19-vaccin
gevaccineerd
worden?

Kan
tijdens de
behandeling
gevaccineerd
worden?

Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)

Opmerkingen

Alle inflammatoire reumatische ziekten

Methotrexaat / conventional synthetic Disease-Modifying-AntiRheumatic-Drugs

Ja

Ja

 

 

Alle inflammatoire reumatische ziekten

Biologicals / targeted synthetic Disease-Modifying-AntiRheumatic-Drugs

Ja

Ja

 

 

Alle inflammatoire reumatische ziekten

B-cel-depleterende therapie (anti-CD20, rituximab)*

Ja

Ja

Als vaccinaties herhaald kunnen worden: indien mogelijk >8 mnd na laatste dosis

Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening

Vasculitis / connective tissue disease

Cyclofosfamide / mycofenolaat mofetil

Ja

Ja

n.v.t.

 

* Zie schema in Samenvatting: als staken van B-cel-depleterende therapie mogelijk is en indien vaccinatie van de volledige basisserie heeft plaatsgevonden tijdens B-cel-depleterende therapie, is het advies om minimaal 8 maanden na het staken ervan een geheel nieuwe basisserie toe te dienen gevolgd door een booster. Bij onderhoudsbehandeling van B-cel-depleterende therapie: na de initiële basisserie van 2 vaccindoses een 3e vaccindosis minimaal 4 weken na de laatste vaccindosis, gevolgd door een herhaalprik.

Versiebeheer

  • 22-09-2023: Per 2 oktober wordt de vaccinatiestrategie aangepast op basis van het advies van de Gezondheidsraad (juni 2023) en het besluit van de (demissionair) minister van VWS. De handleiding is reeds hierop aangepast.
  • 12-07-2023: Wijziging bij hervaccinatie (voetnoot 5 bij 5e tabel Samenvatting): vanaf 1 juli 2023 met bivalent vaccin.
  • 17-04-2023: Vanaf 17 april 2023 worden de vaccins Spikevax Original/Omicron (Moderna) en Comirnaty Original/Omicron BA.1 (Pfizer/BioNTech) niet meer gebruikt. Voor de extra herhaalvaccinatie wordt gebruik gemaakt van het BA.4-5 vaccin van BioNTech/Pfizer.
  • 05-04-2023: Aanpassen van handleiding naar aanleiding van introductie van mogelijkheid tot maatwerk voor individuele immuungecompromitteerde patienten in voorjaar 2023: een extra herhaalprik kan verkregen worden met een verwijsbrief van de behandelend specialist.
  • 27-02-2023: Aanpassing handleiding naar aanleiding van de Gezondheidsraadadviezen voor kinderen met een medisch hoog risico tussen de 6 maanden t/m 4 jaar oud en 5 t/m 11 jaar oud. Voor beide groepen is een aangepaste dosering van het monovalente BioNTech/Pfizer vaccin beschikbaar.
  • 26-09-2022: Update handleiding naar aanleiding van de herhaalprik in het najaar van 2022. Gespecificeerd dat ook bij hervaccinatie de basisserie gegeven wordt met monovalente vaccins gevolgd door een herhaalprik met het bivalente vaccin.
  • 20-04-2022: Aanpassing advies 2e booster (herhaalprik) voor personen met hiv op verzoek van medische beroepsgroep. Personen met hiv worden niet als volledige groep uitgenodigd, maar op basis van individueel maatwerk (wanneer de medisch specialist dit geïndiceerd vindt). De einddatum voor het derde prik traject van 31 maart 2022 is verwijderd. Het is nog steeds mogelijk om met een uitnodigingsbrief van de medisch specialist een derde prik te halen bij de GGD. Het interval tussen de prikken van de basisserie in geval van hervaccinatie is aangepast van 1 maand naar 4 weken.
  • 05-04-2022: Indicatiestelling en route voor de 2e boostervaccinatie (“herhaalprik”) voor (ernstig) immuungecompromitteerden op basis van advies RIVM-werkgroep COVID-19-vaccinatie immuungecompromitteerde patiënten. Opname van de route voor hervaccinatie (het opnieuw ontvangen van de vaccinaties uit de basisserie gevolgd door een booster) na allogene stamceltransplantatie of na stoppen van B-cel-depleterende therapie. Beschikbaarheid Novavax voor de basisserie per 14 maart 2022. Openstelling VWS van 1e boostervaccinatie voor adolescenten van 12 t/m 17 jaar. Basisserie voor kinderen van 5 t/m 11 jaar geüpdatet: na infectie enkel nog indicatie voor volledige basisserie bij kinderen met hoog medisch risico.
  • 02-02-2022: Ingangsdatum (eind januari 2022) van mogelijkheid tot additionele vaccinatie(s) na de basisserie en booster verwijderd, want de route daarvoor is nog niet geregeld.
  • 31-01-2022: In de eerste drie tabellen is achter '3e vaccinatie van de basisserie: via GGD m.b.v. brief specialist' de datum vervangen door: tot 31 maart 2022.
  • 28-12-2021: Opnemen van overzicht van de vaccinatietrajecten bij de verschillende categorieën van immuungecompromitteerde patiënten in de samenvatting. Veranderingen bij vaccinatieadvies rond toediening van B-cel-depleterende therapie. Aanpassingen vanwege noodzaak tot toedienen van een boostervaccinatie aan alle personen van 18 jaar en ouder 3 maanden na de laatste vaccindosis, ongeacht of er eerder 2 of 3 vaccinaties zijn toegediend. Veranderingen in het programma: AstraZeneca-vaccin niet meer beschikbaar en Novavax-vaccin per voorjaar 2022 beschikbaar. Ringvaccinatie van huishoudcontacten van 5-11 jaar wordt mogelijk per eind januari 2022 door vaccinatie met kinderdosering van het Pfizer/BioNTech-vaccin. Toediening van een geheel nieuwe basisserie alleen bij selecte groepen geïndiceerd. 
  • 15-09-2021: Aanpassingen vanwege advisering tot een 3e dosis bij selecte groepen van ernstig-immuungecompromitteerde patiënten; bij iedereen vanaf 12 jaar die immuungecompromitteerd is en COVID-19 heeft doorgemaakt worden 2 vaccindoses geadviseerd. Aanpassingen van het vaccinatieprogramma om nu ook personen van 12 jaar of ouder te vaccineren zijn opgenomen. Hierdoor is zowel vaccinatie mogelijk van immuungecompromitteerde kinderen van 12 jaar en ouder als immuuncompetente huishoudcontacten van 12 jaar en ouder in het kader van ringvaccinatie.
  • 17-06-2021: Op diverse plekken in de richtlijn stond nog vaccinadvies na een doorgemaakte COVID-19 bij personen zonder afweerstoornissen indien de infectie minder dan 6 maanden geleden heeft plaatsgevonden. Dit is inmiddels losgelaten en het gecursiveerde deel is daarom vervallen voor die groep personen. Voor immuungecompromitteerde patiënten verandert er niks. 
  • 07-05-2021: AstraZeneca-vaccin (Vaxzevria) wordt nu ingezet bij personen ouder dan 60 jaar op basis van het Gezondheidsraadadvies. Het Jcovden-vaccin wordt nu ook genoemd, omdat dit nu geregistreerd is. Een enkele dosis mRNA-vaccin bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten die in de laatste 6 maanden COVID-19 hebben doorgemaakt, wordt niet geadviseerd, in tegenstelling tot het advies bij niet-immuungecompromitteerde patiënten. Het prioriteringstraject bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten is eind maart van start gegaan; voor overige immuungecompromitteerde patiënten begin mei.
  • 26-03-2021: Hyperlink naar de RIVM-webpagina met informatie over vaccinatie van medische (hoog)risicogroepen toegevoegd.
  • 22-02-2021: In de tabellen per patiëntgroep is de vraag in kolom 3 aangepast of patiënten met COVID-19-vaccin gevaccineerd kunnen worden (in de oude versie stond ‘met mRNA-vaccin’). Slechts een deel van de immuungecompromitteerde patiënten zal worden opgeroepen voor vaccinatie met mRNA; alle patiënten kunnen in principe met AstraZeneca worden gevaccineerd indien zij hiervoor worden opgeroepen.
  • 17-02-2021: Gezien het Gezondheidsraadadvies over prioritering binnen medische risicogroepen en het toegelaten van het AstraZeneca-vaccin is het document aangepast. Het interval tussen 2 doses mRNA-vaccins bij deze groepen wordt maximaal 6 weken, conform alle andere personen die op leeftijd worden gevaccineerd. Verder is opgenomen dat bij de overige groepen immuungecompromitteerde patiënten 18-60 jaar, die nu zullen worden gevaccineerd gelijktijdig met personen van 50-59 jaar zonder deze aandoeningen of medicatie, vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin door de Gezondheidsraad wordt geadviseerd. De groep 60-64 krijgt in het programma momenteel het AstraZeneca-vaccin aangeboden. Hoewel er bij de groepen met een ernstige immuunsuppressie de voorkeur is voor mRNA-vaccins via de medische specialisten, is snelheid van vaccinatie te verkiezen boven vaccinkeuze. Indien mogelijk in tijd, krijgen de patiënten met een ernstige immuunstoornis via de medische specialist toegang tot een mRNA-vaccin, voordat zij zijn uitgenodigd via de huisarts voor een AstraZeneca-vaccin.
  • 21-01-2021: In de tabel met het specifieke advies voor neurologische patiënten is natalizumab toegevoegd. Door de MS Vereniging Nederland werd gewezen op het ontbreken van deze medicatie. Na afstemming met de gemandateerde professionals vanuit de Nederlandse Vereniging voor Neurologie is geconcludeerd dat deze medicatie per abuis niet in het oorspronkelijke advies was opgenomen.
  • 15-01-2021: In de tabel met het specifieke advies voor dermatologische patiënten is bij behandeling met met imiquimod de volgende opmerking toegevoegd: Het gelijktijdig behandelen met imiquimod bij vaccinatie wordt bij voorkeur vermeden. Het is geen absolute contra-indicatie.
  • 13-01-2021: Eerste versie.