Veterinaire informatie bij de LCI-richtlijn Pest
Doel van de veterinaire informatie bij een LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-richtlijn is om de GGD (Gemeentelijke gezondheidsdienst )-professional te voorzien van context die relevant kan zijn voor bestrijding van de infectieziekte bij de mens. Dit kan bijvoorbeeld bijdragen aan bronopsporing en begrip van de epidemiologie. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.
Dierlijke reservoirs
De veroorzaker van de ziekte, Yersinia pestis, circuleert voornamelijk in reservoirs van (in het wild levende) knaagdieren. De transmissie bij dieren verloopt via besmette vlooien. De pest kan zowel in een sylvatische (wildlife) als een domestische cyclus voorkomen. In het eerste geval fungeren wilde knaagdieren, vooral ratten, als een belangrijk reservoir. De domestische cyclus speelt zich af dichtbij de mens, in steden en dorpen met geïnfecteerde knaagdieren. Ook hier vormen ratten het voornaamste dierlijke reservoir. De transmissie verloopt via beten van besmette vlooien, die de bacterie van bacteriaemische gastheren hebben gekregen. Van meer dan 80 soorten vlooien is beschreven dat ze vatbaar zijn voor de ziekte. De belangrijkste vector is de Oosterse rattenvlo (Xenopsylla cheopis) (Perry 1997, Butler 2009). Transmissie tussen vlooien onderling vindt niet plaats; handhaving van Y. pestis in de natuur is daardoor afhankelijk van cyclische transmissie tussen vlooien en zoogdieren, met als belangrijkste gastheer de zwarte rat (Rattus rattus) en in mindere mate de bruine rat (Rattus norvegicus). In andere delen van de wereld zijn prairiehonden, gerbils (woestijnratjes) en grondeekhoorns de belangrijkste gastheren.
Bij uitzondering kunnen huisdieren, zoals katten, cavia’s, tamme ratten en konijnen als gastheer fungeren, net als herkauwers, zoals schapen, kamelen en geiten. Roofdieren kunnen tevens besmet raken door het eten van kleinere (knaag)dieren (Perry 1997).
Incubatieperiode bij dieren
De incubatietijd bij dieren is gelijk aan de incubatietijd bij mensen. Bij katten kan longpest incidenteel al één dag na besmetting optreden.
Ziekteverschijnselen bij dieren
De mate waarin ziekteverschijnselen optreden is per diersoort verschillend. Prairiehonden zijn erg gevoelig en kunnen massaal sterven, terwijl bij de minder gevoelige gerbil een deel van de populatie doorgaans overleeft (Zhang 2012). Katten zijn gevoelig en vertonen dezelfde klinische verschijnselen als mensen (Gould 2008). De submandibulaire lymfadenitis kan makkelijk worden verward met een bijtwondabces. In de USA werd bij de helft van de geïnfecteerde katten builenpest gezien, bij 10 procent van de ziektegevallen ging het om longpest (Eidson 1991). Honden tonen zelden ziekteverschijnselen, vergrote lymfeknopen en koorts kunnen optreden (Gould 2008).
Natuurlijke immuniteit bij dieren
Het is niet bekend of en hoe lang dieren beschermd zijn tegen herinfectie.
Transmissie bij dieren
Relevante transmissieroutes bij dieren
De besmettelijke periode van longpest breekt aan als de patiënt (productief) gaat hoesten en persisteert zolang hij besmette druppeltjes blijft ophoesten (zie ook Besmettelijkheid) (Kool 2005). Het besmettingsgevaar verdwijnt wanneer de persoon opknapt en niet meer hoest. Bij behandeling met antibiotica zou dit al het geval kunnen zijn na 48 tot 72 uur (CDC (Centers for Disease Control and Prevention) MMWR 2000). Voor contactonderzoek houden wij in Nederland een periode van 72 uur na starten van antibiotica aan (zie Contactonderzoek in de hoofdrichtlijn).
Besmettelijke periode bij dieren
Katten met longpest zijn besmettelijk tot ten minste 3 dagen na aanvang van behandeling met antibiotica (ziekteverschijnselen zijn dan verdwenen). Besmette vlooien kunnen meerdere maanden tot een jaar overleven.
Besmettelijkheid bij dieren
Er zijn enkele gevallen bekend waarbij dierenartsen en dierenartsassistenten zijn geïnfecteerd tijdens het verzorgen van katten met longpest (Perry 1997).
Bij vragen over dieren en diagnostiek graag contact opnemen met Wageningen Bioveterinary Research (WBVR (Wageningen Bioveterinary research (voorheen Centraal veterinair instituut CVI) )) in Lelystad.
Immunisatie bij dieren
In Nederland is er geen vaccin tegen Y. pestis voor dieren.
Preventieve maatregelen bij dieren
In endemische gebieden is het belangrijk om honden en katten te behandelen tegen vlooien. Daarnaast wordt geadviseerd honden en katten niet op bed te laten slapen, dit is een risicofactor (Gould 2008).
Meldingsplicht veterinair
Voor yersiniose bestaat een meldingsplicht voor dierenartsen, dit geldt voor Y. pestis, Y. pseudotuberculosis en Y. enterocolitica.
Behandeling bij dieren
Katten kunnen behandeld worden met antibiotica, waarbij aanvullende beschermende maatregelen genomen moeten worden om mensen tegen besmetting te beschermen. Deze antibiotica worden parenteraal toegediend om transmissie bij het toedienen van tabletten te voorkomen.
- Butler T. Plague into the 21st century. Clin Infect Dis 2009; 49: 736-42.
- Butler T. Plague gives surprises in the first decade of the 21st century. Am J Trop Med Hyg 2013; 89: 788-793.
- Eidson M, Thilsted JP, Rollag OJ. Clinical, clinicopathologic and pathologic features of plague in cats. J Am Vet Med Assoc 1991; 199(9): 1191-1197.
- Gould LH, Pape J, Ettestad P, Griffith KS, Mead PS. Dog-associated risk factors for human plague. Zoonoses Public Health. 2008 Oct;55(8-10):448-54.
- Kool JL. Risk of person-to-person transmission of pneumonic plague. Clin Infect Dis 2005; 40: 1166-72.
- Perry RD, Fetherston JD. Yersinia pestis – etiologic agent of plague. Clin Microbiol Rev 1997; 10: 35-66.
- Zhang Y, Dai X, Wang X, Maituohuti A, Cui Y, Rehemu A, Wang Q, Meng W, Luo T, Guo R, Li B, Abudurexiti A, Song Y, Yang R, Cao H. Dynamics of Yersinia pestis and its antibody response in great gerbils (Rhombomys opimus) by subcutaneous infection. PLoS One. 2012;7(10):e46820.