Samenvatting

Verwekker: Denguevirus

Incubatieperiode: 3-14 dagen, meestal 4-7 dagen

Besmettingsweg: Beet van besmette mug, de gelekoortsmug (Aedes aegypti) en de Aziatische tijgermug (Aedes albopictus). Mens-op-mens-transmissie zeer zeldzaam.

Besmettelijke periode: Onbekend aangezien overdracht van mens op mens zeer zeldzaam is.

Maatregelen: Meldingsplicht groep C .  Alleen voor Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Voorlichting over risico’s bij herinfectie met een ander serotype. In Caribisch Nederland muggenbestrijding.

Symptomen: Meestal asymptomatisch of subklinisch. Indien symptomatisch: koorts, gewrichtspijn, huiduitslag. Een klein deel van de symptomatische patiënten ontwikkelt ernstige dengue met kans op overlijden.

blok

Deze richtlijn is ontwikkeld voor zorgprofessionals werkzaam binnen de infectieziektebestrijding. De primaire doelgroepen zijn GGD- en LCI-professionals. Deze richtlijn bevat adviezen, taken en verantwoordelijkheden en vormt een basis voor het nemen van geïnformeerde beslissingen en het maken van beleid in de praktijk. Voor meer informatie zie Ontwikkeling LCI-richtlijnen.

Vastgesteld LOI Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding (Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding ): 20 mei 2025. Publicatie 27 mei 2025.
Diagnostiek staat nog in de versie uit 2015. De door de subcommissie Diagnostiek aangeleverde nieuwe versie volgt.

De richtlijn is herzien onder leiding van dr. Roel Achterbergh, Daisy Ooms en Marre van den Brand, RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ).

Nieuw en anders in deze richtlijn ten opzichte van de oude richtlijn:

  • Samenvatting: besmetting focust meer op mens-op-mens-overdracht.
  • Pathogenese: uitleg over antibody dependent enhancement toegevoegd.
  • Ziekteverschijnselen: opgedeeld in WHO World Health Organization (World Health Organization )-classificatie (dengue, dengue met alarmsymptomen en ernstige dengue).
  • Immuniteit: aangepast van levenslang naar langdurig voor één serotype. Casussen toegevoegd die dit beschrijven.
  • Transmissie: besmettingsweg: onderverdeeld in muggenbeten, incidenteel en zwangerschap. Nosocomiale mucocutane overdracht veranderd naar nosocomiale prik- en spataccidenten. Seksuele overdracht en borstvoeding toegevoegd. Besmettelijke periode: toegevoegd dat dit onbekend is voor mens-op-mens-transmissie.  Aangepast dat asymptomatische personen besmettelijk zijn voor de mug en symptomatische personen 2 dagen voor het ontstaan van symptomen tot 2 dagen na het verdwijnen van koorts besmettelijk zijn voor muggen. 
  • Meldingsplicht: toelichting over de CAS-eilanden (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) toegevoegd. Laboratoriumcriterium: ‘4-voudige titerstijging’ veranderd in ‘significante stijging van denguespecifieke IgM immunoglobuline M (immunoglobuline M )- en/of IgG immunoglobuline G (immunoglobuline G )-antistoffen’. Dit laboratoriumcriterium samengevoegd met het laboratoriumcriterium over seroconversie.
  • Maatregelen: opgesplitst in Caribisch Nederland en Europees Nederland en gelijkgetrokken met zika en chikungunya voor zover mogelijk.

Achtergronden

Verwekker

Denguevirus (DENV) is de veroorzaker van dengue, ook bekend als knokkelkoorts. DENV is een enkelstrengs RNA-virus. Het behoort tot de familie van de Flaviviridae, genus Orthoflavivirus (Postler 2023, Thomas 2020). Er zijn 4 belangrijke serotypen van DENV (DENV 1-4). De serotypen spelen een belangrijke rol bij immuniteit en ernst van ziekteverloop (Wilder-Smith 2019b).

DENV wordt overgedragen door Aedes-muggen, met name de gelekoortsmug (Aedes aegypti) en in mindere mate de Aziatische tijgermug (Aedes albopictus) (Paz-Bailey 2024, Wilder-Smith 2019b).

Andere bekende virussen binnen dit genus zijn het gelekoortsvirus, zikavirus, westnijlvirus en het Tick-borne encephalitis virus.

Epidemiologie

Verspreiding in de wereld

De wereldwijde incidentie van dengue is significant toegenomen: volgens de WHO World Health Organization (World Health Organization ) steeg het aantal gevallen van 500.000 in 2000 tot 5,2 miljoen in 2019. Tijdens de COVID-19-pandemie was het aantal meldingen lager (2020-2022). In 2023 en 2024 was er opnieuw sprake van een significante toename, met wereldwijd 6,5 en 14 miljoen meldingen. Van de 14 miljoen meldingen in 2024 kwamen 11 miljoen uit de PAHO-regio (de landen in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika inclusief het Caribisch gebied), waarvan de meeste uit Brazilië (9,5 miljoen) (ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control ) 2024b, c, WHO 2024b).

Ook in de WHO-regio Afrika waren grote dengue-uitbraken gaande in 2023 en 2024 (onder andere in Burkina Faso en Mauritius), evenals in de WHO-regio’s Zuidoost-Azië (onder andere Bangladesh, Nepal en Thailand) en Westelijke Pacific (onder andere Maleisië en Vietnam) (WHO 2024b). Het werkelijke aantal DENV-infecties in de wereld ligt waarschijnlijk vele malen hoger door het subklinische beloop en mogelijk onderdiagnostiek (Asish 2023, ECDC , Montoya 2013).

De aanwezigheid van dengue-vectoren in Europa wordt door de ECDC systematisch in kaart gebracht (zie ECDC - Mosquito maps). Toegenomen internationale handel en reizigersverkeer, klimaatverandering en verstedelijking hebben bijgedragen aan de verspreiding en kolonisatie van de vectoren (Kraemer 2019). Met name Ae. albopictus heeft zich in grote delen van Europa gevestigd. Sinds 2010 vindt er als gevolg hiervan in toenemende mate autochtone transmissie plaats wanneer een viremische reiziger DENV introduceert (van Aart 2015). Binnen de EU Europese unie (Europese unie)/EEA is er autochtone denguecasuïstiek bekend in onder andere Frankrijk, Italië, Spanje en Kroatië (zie overzicht ECDC).

Voorkomen in Nederland

Europees Nederland

Dengue is vooralsnog een importziekte in Europees Nederland. De laatste jaren is de tijgermug op meer locaties in Nederland waargenomen. Deze toename is te wijten aan groeiende populaties in Zuid-Europa en uitbreiding van hun verspreidingsgebied dat dichterbij Nederland komt. De kans wordt daarmee groter om dit mee terug te nemen (Dijkstra 2024). De kans op autochtone besmetting is echter nog heel klein. Tot nu toe is geen autochtone infectie met dengue in Europees Nederland vastgesteld. Surveillance voor DENV-infecties is beperkt tot de Virologische weekstaten (VW’en, zie Virologische Weekstaten). Vanwege de aspecifieke klachten, kruisreactiviteit en rapportage op vrijwillige basis is er waarschijnlijk sprake van onderdiagnostiek en onderrapportage. In de jaren voor de COVID-19-pandemie werden jaarlijks gemiddeld 136 dengue-positieve testuitkomsten geregistreerd (periode 2014-2019). In 2023 en 2024 werden respectievelijk 367 en 544 dengue-positieve testuitkomsten geregistreerd. De toename in de VW’en reflecteert de wereldwijd toegenomen DENV-circulatie en daarmee de toename in het risico op blootstelling van reizigers.

Caribisch deel van het Koninkrijk

Op alle eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk kan dengue voorkomen. Sporadische infecties kunnen jaarrond optreden, maar toenames in casuïstiek zijn vooral het geval in de regenperiode, de periode met optimale leefomstandigheden voor de vector. In de afgelopen decennia, zijn er meerdere uitbraken geweest in de Nederlands Caribische regio. Deze uitbraken verschilden per eiland wat betreft grootte en impact. Tot op heden heeft alleen Saba nog nooit een grote uitbraak van DENV doorgemaakt.

Pathogenese

Na een beet met een met DENV-geïnfecteerde mug, komt DENV in het lichaam terecht. Het virus infecteert vooral monocyten, macrofagen en dendritische cellen (Paz-Bailey 2024). Het virus vermenigvuldigt zich vervolgens in lymfeklieren nabij de locatie van de beet, waarna het zich verspreidt via de bloedbaan naar de rest van het lichaam (Thomas 2020). Deze viremische fase gaat vaak gepaard met griepachtige symptomen.

De pathogenese van ernstige dengue kan onder meer verklaard worden door antilichaam-afhankelijke versterking (antibody dependent enhancement (ADE)). Bij een primaire infectie met 1 van de 4 DENV-serotypen worden er zowel serotype-specifieke antilichamen als met de andere serotypen kruisreagerende antilichamen gemaakt. Bij een tweede infectie met een ander serotype kunnen deze kruisreagerende antilichamen het risico op een ernstig verloop van deze infectie verhogen. Ernstige dengue omvat verhoogde vasculaire permeabiliteit en trombocytopenie, wat kan leiden tot plasmalekkage, shock en ernstige bloedingen (Wilder-Smith 2019b).

Incubatieperiode

3-14 dagen (meestal 4-7 dagen) (Rudolph 2014).

Ziekteverschijnselen

Naar schatting verloopt 60-80 procent van de dengue-infecties asymptomatisch of subklinisch (Asish 2023, ECDC, Montoya 2013). Bij symptomatische patiënten heeft het overgrote deel milde verschijnselen maar de ziekte kan zeer ernstig verlopen. De WHO heeft in 2009 dengue geclassificeerd in 3 groepen: dengue, dengue met alarmsymptomen en ernstige dengue (Paz-Bailey 2024, SPRTT 2009). Dengue shock syndroom (DSS) en Dengue hemorragische koorts (DHF) vallen onder de categorie ernstige dengue (WHO 2024c).

Ongecompliceerde dengue wordt gekenmerkt door algemene symptomen zoals acuut opkomende koorts, hoofdpijn (met name achter de ogen), spier- en gewrichtspijn, huiduitslag, misselijkheid en overgeven (zie tabel 1) (Guo 2017, Kharwadkar 2024, Simmons 2012). De term 'knokkelkoorts' verwijst naar de vaak aanwezige karakteristieke gewrichtspijn. Deze fase duurt meestal 2 tot 7 dagen (Gupta 2024, Paz-Bailey 2024, SPRTT 2009). De symptomen kunnen erg lijken op die van een zika- of chikungunya-infectie. De belangrijkste kenmerken en verschillen staan weergegeven in tabel 1.

Na ongeveer 4-5 dagen kan dengue met alarmsymptomen ontstaan. Deze fase duurt ongeveer 1-2 dagen. Kenmerkend hierbij is plasmalekkage, te herkennen door een verhoogde hematocriet, pleuravocht en ascites. Andere symptomen zijn ernstige buikpijn, aanhoudend braken, vergrote lever, mucosale bloedingen en een veranderd mentaal bewustzijn(Guo 2017, Paz-Bailey 2024, SPRTT 2009).

Bij 2-16 procent van de gediagnosticeerde patiënten ontwikkelt zich een progressief beeld, genaamd ‘ernstige dengue’ (Ahmed 2020, Alexander 2011, Jayarajah 2020). Dit wordt gekenmerkt door bloedingen, ernstige plasmalekkage met shock tot gevolg of ernstige orgaanschade wat zich kan uiten in bijvoorbeeld leverfalen, nierfalen, hartdysfunctie of encefalopathie met insulten.

De gerapporteerde sterfte varieert in de literatuur. In wetenschappelijke publicaties wordt bij gediagnosticeerde dengue-patiënten een case fatality rate beschreven van ongeveer 1 procent (Guo 2017, Low 2018). De WHO en ECDC beschrijven case fatality rates van ongeveer 0,05 procent (ECDC 2024b, WHO 2023).

Tabel 1: Overeenkomsten en verschillen tussen de infecties met dengue-, chikungunya- en zikavirus (von Eije 2015).

Kenmerk

dengue

chikungunya

zika

Symptomatische infectie

1 op de 4 patiënten

3 op de 4 patiënten

1 op de 4 à 5 patiënten

Incubatieperiode in dagen

3-14

2-12

3-12

Duur acute symptomen in dagen

2-7

5-7

2-7

Primaire vector

Aedes spp. (Ae. aegypti, Ae. albopictus)

Aedes spp. (Ae. aegypti, Ae. albopictus, Ae. hensili)

Aedes spp. (onder andere Ae. aegypti, Ae. hensili, Ae. albopictus)

Koorts

hoge koorts

hoge koorts

verhoging of lichte koorts

Hepatomegalie

++

++

+

Gewrichtspijn

++

+++, kan maanden tot jaren aanhouden

+++, kort

Spierpijn

+

+

++

Huiduitslag

+++

+++

+++

Jeuk

++

++

++

Conjunctivitis

+

+

+++

Lymfadenopathie

++

++

+

Trombopenie

++

+

-

Leukopenie

++

++

+

Bloedingen

+

-

-

Oedeem van enkels, polsen of handen

-

-

++

Retro-orbitale pijn

++

+

++

Natuurlijke immuniteit

Een infectie met een serotype geeft langdurige – meestal levenslang - immuniteit tegen dat serotype (WHO 2024d). Na infectie kan er tijdelijk kruisbescherming zijn tegen de andere serotypen. Deze bescherming duurt doorgaans 1 tot 2 jaar (Anderson 2014, Montoya 2013, Snow 2014). Na deze periode is er geen kruisbescherming meer tegen andere serotypen. Als een persoon dan geïnfecteerd wordt met een ander serotype, is de kans op ernstige dengue groter (Sangkaew 2021). Zie ook ‘antibody-dependent enhancement’ onder Pathogenese. Bij personen die voor een derde of vierde maal geïnfecteerd worden met een ander serotype verloopt de ziekte vaak milder (Gibbons 2007, Olkowski 2013). Er zijn gevallen beschreven van patiënten die een symptomatische herinfectie met hetzelfde serotype hebben doorgemaakt (Sáez-Llorens 2023, Waggoner 2016).

Natuurlijke immuniteit bij zwangerschap

Maternale antistoffen bieden aanvankelijk bescherming na de geboorte, maar zodra deze dalen tot sub-neutraliserende titers, kan dit leiden tot een ernstigere infectie bij zuigelingen na eerste blootstelling aan DENV (Jain 2010).

Reservoir

De mens is het belangrijkste reservoir (Gwee 2021, Simmons 2012). In Azië en Afrika bestaat een aap-mug-cyclus (Valentine 2019).

De primaire vector Ae. aegypti, komt wereldwijd in tropische gebieden voor. De secundaire vector Ae. albopictus, komt wereldwijd voor in (sub) tropische gebieden, maar ook toenemend in gematigde gebieden, waaronder ook in de EU/EEA (ECDC 2024a, Kraemer 2019). Geïnfecteerde muggen kunnen het denguevirus doorgeven aan hun nakomelingen (Ferreira-de-Lima 2018).

Transmissie

Besmettingsweg

Muggenbeten

Besmetting via muggenbeten is veruit de belangrijkste transmissieroute (Thomas 2020, WHO 2024c). De belangrijkste vector van het denguevirus is de gelekoortsmug, Aedes aegypti, daarnaast is de Aziatische tijgermug, Aedes albopictus, een tweede vector voor DENV (Van Aart 2015). Zowel Ae. aegypti als Ae. Albopictus staan bekend als dagactieve muggen waarbij de hoogste activiteit vaak net na zonsopgang of voor zonsondergang is (Hawley 1988).

Incidentele besmettingsroutes

Er zijn sporadische gevallen beschreven van nosocomiale overdracht via prikaccidenten (de Wazières 1998) en spataccidenten (bloed op slijmvliezen) (Chen 2004), tijdens de zwangerschap van moeder op kind (Basurko 2018, Pouliot 2010), overdracht via bloedproducten (Giménez-Richarte 2022), mogelijk via borstvoeding (Arragain 2017, Barthel 2013), via donororganen/weefsel (Wilder-Smith 2009) en seksuele overdracht (Grobusch 2020, Lee 2019).

Perinatale transmissie

Verticale transmissie van het virus is weinig beschreven, maar kan zowel vroeg als laat in de zwangerschap optreden. Overdracht komt vaker voor wanneer maternale dengue laat in de zwangerschap optreedt, vlak voor de bevalling (Basurko 2018). Mogelijk is ook het geven van borstvoeding een transmissieroute voor DENV-overdracht (Arragain 2017, Barthel 2013).

Besmettelijke periode

Mens-op-mens-transmissie komt slechts zelden voor (zie incidentele besmettingsroutes), een besmettelijke periode kan hiervoor niet gegeven worden.

De besmettelijke periode van een DENV-geïnfecteerd persoon ten aanzien van transmissie naar de mug is niet precies bekend. De WHO houdt aan dat mensen 2 dagen voor het ontstaan van symptomen tot 2 dagen na het verdwijnen van koorts besmettelijk zijn voor muggen (WHO 2024c). Transmissie van asymptomatische mensen met DENV-infectie naar muggen komt ook zeer frequent voor (Ten Bosch 2018).

Na een beet bij een geïnfecteerd persoon is de mug zelf infectieus na gemiddeld 15 dagen (spreiding 5-33 dagen, bij 25 graden Celsius) (=extrinsieke incubatieperiode) (Chan 2012). Een geïnfecteerde mug blijft haar leven lang infectieus (SPRTT Special Programme for Research and Training in Tropical Diseases. 2009). De gemiddelde levensduur van de mug is 3 á 4 weken (Muhammad 2020). Geïnfecteerde muggen kunnen het denguevirus doorgeven aan hun nakomelingen (Ferreira-de-Lima 2018).

Besmettelijkheid

De kans op overdracht naar de mug is direct gecorreleerd aan de hoogte van de viremie van een DENV-geïnfecteerd persoon. Het is niet goed bekend wat de minimale infectieuze dosis is en of dit tijdens de gehele periode van een meetbare viremie kan optreden. In onderzoek setting veroorzaken in laboratorium geproduceerde verzwakte virusstammen een lage viremie, die vervolgens niet efficiënt op muggen wordt overgedragen (Bhamarapravati 1987, Schoepp 1991).

Risicogroepen

Verhoogde kans op infectie

Inwoners van en reizigers naar gebieden waar DENV circuleert (ECDC 2024b).

Verhoogde kans op ernstig beloop

Individuele risicofactoren voor een ernstig beloop van dengue zijn:

  • Tweede infectie, met een ander serotype dan de eerste infectie (Sangkaew 2021);
  • Comorbiditeit – onder andere diabetes mellitus, hypertensie en sikkelcelanemie (Sangkaew 2021, Wilder-Smith 2019a);
  • Leeftijd: jonge kinderen en ouderen (Sangkaew 2021);
  • Zwangerschap: verhoogde kans op complicaties bij zowel de zwangere als de foetus (Rathore 2022) zie onder Verhoogde kans op ernstig beloop bij zwangerschap;
  • Zuigelingen (tot circa 12 maanden) van moeders die ooit dengue hebben doorgemaakt (Jain 2010). Zie Natuurlijke immuniteit bij zwangerschap.

Verhoogde kans op ernstig beloop bij zwangerschap

Risico bij zwangerschap

Dengue verhoogt de kans op complicaties bij zowel de zwangere als de foetus. Deze kunnen in elk trimester van de zwangerschap optreden (Chong 2023).

Zwangere

Fysiologische veranderingen tijdens de zwangerschap geven een verhoogde kans op een ernstig beloop van dengue, evenals een verhoogd risico op pre-eclampsie en maternale mortaliteit (Chong 2023, Rathore 2022).

Foetus en neonaat

Bij het (ongeboren) kind kunnen complicaties optreden, zoals intra-uteriene vruchtdood en neonatale sterfte als gevolg van een dengue-infectie bij moeder en/of kind (Jain 2010).

Behandeling

Er is geen specifieke antivirale behandeling voor dengue. De behandeling is symptomatisch en onder andere gericht op intraveneuze vochttoediening, behandeling van bloedingen en eventuele shock (Paz-Bailey 2024, Thomas 2020, WHO 2024d).

Diagnostiek

Zie ook Diagnostisch Vademecum Denguevirus.

Microbiologische diagnostiek

Diagnostiek vindt meestal plaats door middel van serologie waarbij IgG immunoglobuline G (immunoglobuline G )- en IgM immunoglobuline M (immunoglobuline M )-antilichamen worden gemeten met behulp van een ELISAIgM-antistoffen kunnen al 4 dagen na het ontstaan van de koorts worden aangetoond in het serum en zijn ongeveer tot 3 maanden aantoonbaar. 

Van een bevestigde infectie wordt pas gesproken na een IgM-seroconversie in gepaarde sera (14 dagen na het eerste monster) (Hunsperger 2009). Daarnaast worden ook IgG-antistoffen aangemaakt die enkele jaren aantoonbaar zijn in serologische bepalingen. Bij een secundaire homotypische infectie zal een snelle IgG-antistof respons opkomen met een lage IgM-respons of zelfs afwezige IgM-respons.

Naast antistoffen wordt tegenwoordig ook vaak dengue NS1-antigeen in het eerste serummonster meebepaald. Dit virusantigeen is met name tijdens de eerste 7 ziektedagen (windowfase) in het bloed aantoonbaar en vertoont bovendien geen kruisreactiviteit met andere flavivirussen. Hierdoor is de positief voorspellende waarde hoog (> 95%). De sensitiviteit is echter lager en neemt snel af naarmate de infectie langer duurt. (Duong 2011, Kosasih 2013). Een alternatief is virusdetectie middels PCR (Guzman 2010). Omdat de viremie kort duurt (7 dagen, CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention) 2014), vaak voor kliniek begint en de hoeveelheid virus erg laag is, is de bruikbaarheid van deze moleculaire techniek voor virusdetectie beperkter.

Niet-microbiologische diagnostiek

Niet van toepassing.

Preventie

Immunisatie

Vaccinatie

In Nederland is een vaccin beschikbaar: Qdenga. Het is een levend verzwakt vaccin. Het doseringsschema bestaat uit twee doses met een interval van 3 maanden. Het vaccin wekt antistoffen op tegen alle vier de serotypen van het denguevirus. In het eerste jaar na toediening van een volledige serie beschermt het vaccin ongeveer 80% tegen symptomatische infectie en 95% tegen ziekenhuisopname (Biswal 2019). Het vaccin beschermt het beste tegen serotype 2. Gegevens over bescherming tegen serotype 3 en 4 zijn beperkt. De bescherming blijft 4,5 jaar na vaccinatie aanzienlijk tegen ziekenhuisopname (84%), maar neemt af tegen symptomatische infectie (61%) (Tricou 2024). Het is nog onbekend of revaccinatie nodig is.

Dengue-vaccinatie wordt geadviseerd aan een deel van de reizigers (≥ 4 jaar oud) naar landen waar dengue veel voorkomt. Het vaccinatieadvies is afhankelijk van een eerder doorgemaakte dengue-infectie, de duur van de reis en de tijd tot vertrek (zie voor verdere informatie over indicaties het LCR Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering )-protocol Dengue). Vaccinatie wordt met name aanbevolen aan personen die eerder dengue hebben doorgemaakt, vanwege het verhoogde risico op een ernstig beloop bij een tweede dengue-infectie (WHO 2024d). Seronegatieve reizigers komen in sommige gevallen in aanmerking voor vaccinatie. In 2025 volgt een advies van de gezondheidsraad ten aanzien van denguevaccinatie voor inwoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden (Gezondheidsraad 2024). Voor bijwerkingen en contra-indicaties zie de SmPC-tekst.

Passieve immunisatie

Niet van toepassing.

Algemene preventieve maatregelen

De algemene preventieve maatregelen bestaan uit de bestrijding van de vector en het vermijden van muggenbeten. 

Muggenwerende maatregelen worden aangeraden in endemische en epidemische gebieden. Zowel Ae. aegypti als Ae. Albopictus zijn dag-actieve muggen waarbij de hoogste activiteit vaak net na zonsopgang of voor zonsondergang is (Hawley 1988). Zie de LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding )-richtlijn Muggenwerende maatregelen.

In endemische gebieden hebben veel landen een nationaal plan voor de bestrijding van dengue. Dit bestaat onder andere uit de bestrijding van de vector en voorlichting over preventiemaatregelen (WHO 2012). Een geïntegreerde, multidisciplinaire aanpak vraagt een strakke organisatie met veel aandacht voor betrokkenheid van de lokale community. Ook in de gemeenten van Caribisch Nederland wordt een dergelijke aanpak nagestreefd.

Preventieve maatregelen bij zwangeren

Voor zwangere vrouwen is het van extra belang om preventieve maatregelen te nemen tegen muggenbeten in dengue-endemische gebieden. Het denguevaccin Qdenga is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap.

Reiniging, desinfectie en sterilisatie

Niet van toepassing.

Maatregelen

Meldingsplicht

Dengue is een meldingsplichtige ziekte groep C en alleen meldingsplichtig bij vaststelling in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden, Caribisch Nederland). De meldingsplicht geldt niet voor vaststelling van de ziekte in Europees Nederland.

Voor de BES-eilanden geldt dat artsen en hoofden van laboratoria bij vaststelling van de infectieziekte dit binnen 1 werkdag moeten melden aan de GGD Gemeentelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke gezondheidsdienst ). De GGD meldt anoniem conform de Wet publieke gezondheid binnen 1 week aan het CIb Centrum Infectieziektebestrijding (onderdeel van het RIVM) (Centrum Infectieziektebestrijding (onderdeel van het RIVM)) en levert gegevens voor de landelijke surveillance van meldingsplichtige ziekten.

Toelichting: de CAS-landen (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) zijn autonome landen binnen het het Koninkrijk der Nederlanden. Deze landen vallen daarom niet onder de meldingsplicht zoals hier omschreven. Aruba en Sint Maarten hebben een eigen meldingsplicht voor dengue. In de vigerende wetgeving van Curacao is dengue geen meldingsplichtige ziekte, maar bestaat er, gemotiveerd vanuit de International Health Regulations, wel een systeem om arboviruscasuistiek te registeren.

Meldingscriteria 

Waarschijnlijke dengue 

Een patiënt met ongedifferentieerde koorts en/of 2 of meer van de volgende symptomen: 

  • misselijkheid /braken
  • huiduitslag 
  • myalgie
  • artralgie
  • hoofdpijn, retro-orbitale pijn 
  • petechiae 
  • leukopenie 

EN

  • een enkel serummonster positief voor dengue-specifieke IgM met of zonder IgG

OF

  • in het geval van een vastgestelde uitbraak van denguevirus, volstaan de klinische criteria voor het vaststellen van een waarschijnlijke patiënt.

Bevestigde dengue

Een patiënt die voldoet aan de klinische criteria voor waarschijnlijke dengue en/of waarbij sprake is van ten minste 1 van onderstaande testuitslagen:

  • een klinisch monster dat positief is voor dengue-specifiek NS1-antigeen
  • een klinisch monster waarbij denguevirus wordt aangetoond middels RT-PCR 
  • aantonen van een significante stijging van dengue specifieke IgM- en/of IgG-antistoffen danwel seroconversie in een serum-paar

Inschakelen van andere instanties

In Caribisch Nederland zo nodig vectorbestrijdingsdienst inschakelen om verspreiding van denguevirus te voorkomen (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ) 2023).

Bron- en contactonderzoek

Bronopsporing

In Europees Nederland, waar de vector zich nog niet gevestigd heeft, zijn bronopsporing van vectoren (muggen) en maatregelen voor de bron niet nodig. Risicoplekken worden door de NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ) gemonitord op de aanwezigheid van de Aziatische tijgermug (Brandwagt 2015). Locaties waar muggen zijn gevonden door de NVWA, zijn te vinden via Vondsten invasieve exotische muggen (NVWA).

In het Caribisch deel van het koninkrijk wordt er muggenbestrijding uitgevoerd, waaronder het opsporen en verwijderen van broedplaatsen (RIVM 2023). De muggenbestrijding gebeurt rondom de woning en de directe omgeving van de index, aangezien Aedes muggen tot maximaal 400 meter kunnen vliegen (WHO 2024a). Bewoners kunnen worden voorgelicht over muggenwerende maatregelen, muggenbestrijding en het herkennen van symptomen. Deze benadering is gebaseerd op expert opinion (RIVM 2023).
Bij individuele ziektegevallen is de reisgeschiedenis relevant om te identificeren of het om een geïmporteerde infectie gaat of een nieuwe lokale uitbraak.

Contactonderzoek

Niet nodig.

Maatregelen ten aanzien van index, contacten en bron

Maatregelen ten aanzien van index

In gebieden waar de mug endemisch is, wordt voor de index tot 2 dagen na het verdwijnen van koorts het gebruik van een klamboe en overige muggenwerende maatregelen aanbevolen ter preventie van besmetting van muggen.

De index kan erop gewezen worden dat bij een tweede infectie, met een ander serotype, de kans op ernstige dengue verhoogd is en dat in endemische gebieden muggenwerende maatregelen en vaccinatie dat risico kunnen verlagen.

Maatregelen ten aanzien van contacten

Er zijn geen maatregelen nodig ten aanzien van contacten.

Maatregelen  ten aanzien van de bron

Zie Bronopsporing.

Postexpositieprofylaxe

Geen.

Wering

Dengue is niet direct van mens-op-mens overdraagbaar. Wering van school, kinderopvang of werk is niet nodig.

Literatuur

  • Ahmed AM, Mohammed AT, Vu TT, Khattab M, Doheim MF, Ashraf Mohamed A, et al. Prevalence and burden of dengue infection in Europe: A systematic review and meta-analysis. Rev Med Virol. 2020;30(2):e2093. https://doi.org/10.1002/rmv.2093
  • Alexander N, Balmaseda A, Coelho IC Intensive care (Intensive care), Dimaano E, Hien TT, Hung NT, et al. Multicentre prospective study on dengue classification in four South-east Asian and three Latin American countries. Trop Med Int Health. 2011;16(8):936-48. https://doi.org/10.1111/j.1365-3156.2011.02793.x
  • Anderson KB, Gibbons RV, Cummings DA, Nisalak A, Green S, Libraty DH, et al. A shorter time interval between first and second dengue infections is associated with protection from clinical illness in a school-based cohort in Thailand. J Infect Dis. 2014;209(3):360-8. https://doi.org/10.1093/infdis/jit436
  • Arragain L, Dupont-Rouzeyrol M, O'Connor O, Sigur N, Grangeon JP, Huguon E, et al. Vertical Transmission of Dengue Virus in the Peripartum Period and Viral Kinetics in Newborns and Breast Milk: New Data. J Pediatric Infect Dis Soc. 2017;6(4):324-31. https://doi.org/10.1093/jpids/piw058
  • Asish PR, Dasgupta S, Rachel G, Bagepally BS, Girish Kumar CP. Global prevalence of asymptomatic dengue infections - a systematic review and meta-analysis. Int J Infect Dis. 2023;134:292-8. https://doi.org/10.1016/j.ijid.2023.07.010
  • Barthel A, Gourinat AC, Cazorla C, Joubert C, Dupont-Rouzeyrol M, Descloux E. Breast milk as a possible route of vertical transmission of dengue virus? Clin Infect Dis. 2013;57(3):415-7. https://doi.org/10.1093/cid/cit227
  • Basurko C, Matheus S, Hildéral H, Everhard S, Restrepo M, Cuadro-Alvarez E, et al. Estimating the Risk of Vertical Transmission of Dengue: A Prospective Study. Am J Trop Med Hyg. 2018;98(6):1826-32. https://doi.org/10.4269/ajtmh.16-0794
  • Bhamarapravati N, Yoksan S, Chayaniyayothin T, Angsubphakorn S, Bunyaratvej A. Immunization with a live attenuated dengue-2-virus candidate vaccine (16681-PDK 53): clinical, immunological and biological responses in adult volunteers. Bull World Health Organ. 1987;65(2):189-95.
  • Biswal S, Reynales H, Saez-Llorens X, Lopez P, Borja-Tabora C, Kosalaraksa P, et al. Efficacy of a Tetravalent Dengue Vaccine in Healthy Children and Adolescents. N Engl J Med. 2019;381(21):2009-19. https://doi.org/10.1056/NEJMoa1903869
  • Brandwagt DA, Stroo CJ, Braks MA, Fanoy EB. [Fighting mosquitoes in the Netherlands: risks and control of exotic mosquitoes]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8025. (Muggenbestrijding in Nederland: risico's en bestrijding van exotische muggen.)
  • Chan M, Johansson MA. The incubation periods of Dengue viruses. PLoS One. 2012;7(11):e50972. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0050972
  • Chen LH, Wilson ME. Transmission of dengue virus without a mosquito vector: nosocomial mucocutaneous transmission and other routes of transmission. Clin Infect Dis. 2004;39(6):e56-60. https://doi.org/10.1086/423807
  • Chong V, Tan JZL, Arasoo VJT. Dengue in Pregnancy: A Southeast Asian Perspective. Trop Med Infect Dis. 2023;8(2). https://doi.org/10.3390/tropicalmed8020086
  • de Wazières B, Gil H, Vuitton DA, Dupond JL. Nosocomial transmission of dengue from a needlestick injury. Lancet. 1998;351(9101):498. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(05)78686-4
  • Dijkstra P. Stand van zaken introducties tijgermug (Aedes albopictus) in Nederland (kamerbrief, Kenmerk: 3802933-1064057-PG). Den Haag2024.
  • ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control ). Factsheet about Dengue  updated 7 Aug 2023. Beschikbaar via: https://www.ecdc.europa.eu/en/dengue-fever/facts. Geraadpleegd op 21/08.
  • ECDC. Aedes albopictus - current known distribution: July 2024a. Beschikbaar via: https://www.ecdc.europa.eu/en/publications-data/aedes-albopictus-current-known-distribution-july-2024. Geraadpleegd op 02/April/2025.
  • ECDC. Dengue worldwide overview 2024b. updated September 2024. Beschikbaar via: https://www.ecdc.europa.eu/en/dengue-monthly. Geraadpleegd op 20/10/2024.
  • ECDC. Twelve-month dengue virus disease case notification rate per 100 000 population, January–December 2024. 2024c.
  • Ferreira-de-Lima VH, Lima-Camara TN. Natural vertical transmission of dengue virus in Aedes aegypti and Aedes albopictus: a systematic review. Parasit Vectors. 2018;11(1):77. https://doi.org/10.1186/s13071-018-2643-9
  • Gezondheidsraad. Werkprogramma 2025 Gezondheidsraad. 2024.
  • Gibbons RV, Kalanarooj S, Jarman RG, Nisalak A, Vaughn DW, Endy TP, et al. Analysis of repeat hospital admissions for dengue to estimate the frequency of third or fourth dengue infections resulting in admissions and dengue hemorrhagic fever, and serotype sequences. Am J Trop Med Hyg. 2007;77(5):910-3.
  • Giménez-Richarte Á, de Salazar MO, Arbona C, Giménez-Richarte MP, Collado M, Fernández PL, et al. Prevalence of Chikungunya, Dengue and Zika viruses in blood donors: a systematic literature review and meta-analysis. Blood Transfus. 2022;20(4):267-80. https://doi.org/10.2450/2021.0106-21
  • Grobusch MP, van der Fluit KS, Stijnis C, De Pijper CA, Hanscheid T, Gautret P, et al. Can dengue virus be sexually transmitted? Travel Med Infect Dis. 2020;38:101753. https://doi.org/10.1016/j.tmaid.2020.101753
  • Guo C, Zhou Z, Wen Z, Liu Y, Zeng C, Xiao D, et al. Global Epidemiology of Dengue Outbreaks in 1990-2015: A Systematic Review and Meta-Analysis. Front Cell Infect Microbiol. 2017;7:317. https://doi.org/10.3389/fcimb.2017.00317
  • Gupta N, Boodman C, Jouego CG, Van Den Broucke S. Duration of Fever in Patients with Dengue: A Systematic Review and Meta-Analysis. Am J Trop Med Hyg. 2024;111(1):5-10. https://doi.org/10.4269/ajtmh.23-0542
  • Gwee SXW, St John AL, Gray GC, Pang J. Animals as potential reservoirs for dengue transmission: A systematic review. One Health. 2021;12:100216. https://doi.org/10.1016/j.onehlt.2021.100216
  • Hawley WA. The biology of Aedes albopictus. J Am Mosq Control Assoc Suppl. 1988;1:1-39.
  • Jain A, Chaturvedi UC. Dengue in infants: an overview. FEMS Immunol Med Microbiol. 2010;59(2):119-30. https://doi.org/10.1111/j.1574-695X.2010.00670.x
  • Jayarajah U, Dissanayake U, Abeysuriya V, De Silva PK, Jayawardena P, Kulatunga A, et al. Comparing the 2009 and 1997 World Health Organization dengue case classifications in a large cohort of South Asian patients. J Infect Dev Ctries. 2020;14(7):781-7. https://doi.org/10.3855/jidc.12468
  • Kharwadkar S, Herath N. Clinical manifestations of dengue, Zika and chikungunya in the Pacific Islands: A systematic review and meta-analysis. Rev Med Virol. 2024;34(2):e2521. https://doi.org/10.1002/rmv.2521
  • Kraemer MUG, Reiner RC, Jr., Brady OJ, Messina JP, Gilbert M, Pigott DM, et al. Past and future spread of the arbovirus vectors Aedes aegypti and Aedes albopictus. Nat Microbiol. 2019;4(5):854-63. https://doi.org/10.1038/s41564-019-0376-y
  • Lee C, Lee H. Probable female to male sexual transmission of dengue virus infection. Infect Dis (Lond). 2019;51(2):150-2. https://doi.org/10.1080/23744235.2018.1521004
  • Low GK, Ogston SA, Yong MH, Gan SC, Chee HY. Global dengue death before and after the new World Health Organization 2009 case classification: A systematic review and meta-regression analysis. Acta Trop. 2018;182:237-45. https://doi.org/10.1016/j.actatropica.2018.03.014
  • Montoya M, Gresh L, Mercado JC, Williams KL, Vargas MJ, Gutierrez G, et al. Symptomatic versus inapparent outcome in repeat dengue virus infections is influenced by the time interval between infections and study year. PLoS Negl Trop Dis. 2013;7(8):e2357. https://doi.org/10.1371/journal.pntd.0002357
  • Muhammad NAF, Abu Kassim NF, Ab Majid AH, Abd Rahman A, Dieng H, Avicor SW. Biting rhythm and demographic attributes of Aedes albopictus (Skuse) females from different urbanized settings in Penang Island, Malaysia under uncontrolled laboratory conditions. PLoS One. 2020;15(11):e0241688. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0241688
  • Olkowski S, Forshey BM, Morrison AC, Rocha C, Vilcarromero S, Halsey ES, et al. Reduced risk of disease during postsecondary dengue virus infections. J Infect Dis. 2013;208(6):1026-33. https://doi.org/10.1093/infdis/jit273
  • Paz-Bailey G, Adams LE, Deen J, Anderson KB, Katzelnick LC. Dengue. Lancet. 2024;403(10427):667-82. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(23)02576-x
  • Postler TS, Beer M, Blitvich BJ, Bukh J, de Lamballerie X, Drexler JF, et al. Renaming of the genus Flavivirus to Orthoflavivirus and extension of binomial species names within the family Flaviviridae. Archives of Virology. 2023;168(9):224. https://doi.org/10.1007/s00705-023-05835-1
  • Pouliot SH, Xiong X, Harville E, Paz-Soldan V, Tomashek KM, Breart G, et al. Maternal dengue and pregnancy outcomes: a systematic review. Obstet Gynecol Surv. 2010;65(2):107-18. https://doi.org/10.1097/OGX.0b013e3181cb8fbc
  • Rathore SS, Oberoi S, Hilliard J, Raja R, Ahmed NK, Vishwakarma Y, et al. Maternal and foetal-neonatal outcomes of dengue virus infection during pregnancy. Trop Med Int Health. 2022;27(7):619-29. https://doi.org/10.1111/tmi.13783
  • RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ). Guidance document on Dengue preparedness & response measures in the Dutch Caribbean region. RIVM; 2023.12 October 2023
  • Rudolph KE, Lessler J, Moloney RM, Kmush B, Cummings DA. Incubation periods of mosquito-borne viral infections: a systematic review. Am J Trop Med Hyg. 2014;90(5):882-91. https://doi.org/10.4269/ajtmh.13-0403
  • Sáez-Llorens X, Biswal S, Borja-Tabora C, Fernando L, Liu M, Wallace D, et al. Effect of the Tetravalent Dengue Vaccine TAK-003 on Sequential Episodes of Symptomatic Dengue. Am J Trop Med Hyg. 2023;108(4):722-6. https://doi.org/10.4269/ajtmh.22-0673
  • Sangkaew S, Ming D, Boonyasiri A, Honeyford K, Kalayanarooj S, Yacoub S, et al. Risk predictors of progression to severe disease during the febrile phase of dengue: a systematic review and meta-analysis. Lancet Infect Dis. 2021;21(7):1014-26. https://doi.org/10.1016/s1473-3099(20)30601-0
  • Schoepp RJ, Beaty BJ, Eckels KH. Infection of Aedes albopictus and Aedes aegypti mosquitoes with dengue parent and progeny candidate vaccine viruses: a possible marker of human attenuation. Am J Trop Med Hyg. 1991;45(2):202-10. https://doi.org/10.4269/ajtmh.1991.45.202
  • Simmons CP, Farrar JJ, Nguyen v V, Wills B. Dengue. N Engl J Med. 2012;366(15):1423-32. https://doi.org/10.1056/NEJMra1110265
  • Snow GE, Haaland B, Ooi EE, Gubler DJ. Review article: Research on dengue during World War II revisited. Am J Trop Med Hyg. 2014;91(6):1203-17. https://doi.org/10.4269/ajtmh.14-0132
  • SPRTT Special Programme for Research and Training in Tropical Diseases., World Health Organization. Dengue : guidelines for diagnosis, treatment, prevention, and control. New ed. Geneva: TDR : World Health Organization; 2009. 147 p. p.
  • Ten Bosch QA, Clapham HE, Lambrechts L, Duong V, Buchy P, Althouse BM, et al. Contributions from the silent majority dominate dengue virus transmission. PLoS Pathog. 2018;14(5):e1006965. https://doi.org/10.1371/journal.ppat.1006965
  • Thomas S, Endy TE, Rothman AL, Barrett AD. Chapter 153 - Flaviviruses (Dengue, Yellow Fever, Japanese Encephalitis, West Nile Encephalitis, St. Louis Encephalitis, Tick-Borne Encephalitis, Kyasanur Forest Disease, Alkhurma Hemorrhagic Fever, Zika). In: bennet; JE, Dolin; R, Blaser; MJ, editors. Mandell, Doublas, and Bennett's principles and practice of infectious diseases, ninth edition. 9th ed. Philadelphia: Elsevier; 2020. p. 2013-39.
  • Tricou V, Yu D, Reynales H, Biswal S, Saez-Llorens X, Sirivichayakul C, et al. Long-term efficacy and safety of a tetravalent dengue vaccine (TAK-003): 4·5-year results from a phase 3, randomised, double-blind, placebo-controlled trial. Lancet Glob Health. 2024;12(2):e257-e70. https://doi.org/10.1016/s2214-109x(23)00522-3
  • Valentine MJ, Murdock CC, Kelly PJ. Sylvatic cycles of arboviruses in non-human primates. Parasit Vectors. 2019;12(1):463. https://doi.org/10.1186/s13071-019-3732-0
  • van Aart CJ, Braks MA, Hautvast JL, de Mast Q, Tostmann A. [Dengue and chikungunya acquired during travel in the tropics]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8032. (Dengue en chikungunya bij reizen naar de tropen.)
  • von Eije KJ, Schinkel J, van den Kerkhof JH, Schreuder I, de Jong MD, Grobusch MP, et al. [Imported Zika virus infection in the Netherlands]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;160:D153. (Import van zikavirus-infectie in Nederland.)
  • Waggoner JJ, Balmaseda A, Gresh L, Sahoo MK, Montoya M, Wang C, et al. Homotypic Dengue Virus Reinfections in Nicaraguan Children. J Infect Dis. 2016;214(7):986-93. https://doi.org/10.1093/infdis/jiw099
  • WHO World Health Organization (World Health Organization ). Dengue – Global situation 2023. updated 21 December 2023. Beschikbaar via: https://www.who.int/emergencies/disease-outbreak-news/item/2023-DON498 Geraadpleegd op 20/10/2024.
  • WHO. Dengue and severe dengue Q&A 2024a. updated 2 October 2024. Beschikbaar via: https://www.who.int/news-room/questions-and-answers/item/dengue-and-severe-dengue. Geraadpleegd op 31/12/2024.
  • WHO. WHO - Global situation 2024b. Beschikbaar via: https://www.who.int/emergencies/disease-outbreak-news/item/2024-DON518. Geraadpleegd op 03/april/2025.
  • WHO. WHO Factsheet Dengue 2024c. updated 23 April 2024. Beschikbaar via: https://www.who.int/news-room/fact-sheets/detail/dengue-and-severe-dengue. Geraadpleegd op 26/08.
  • WHO. WHO position paper on dengue vaccines – May 2024. Weekly epidemiological record. 2024d:203-24.
  • WHO, Berg Hvd, Mutero CM, Ichimori K. GUIDANCE on policy-making for integrated vector management: WHO; 2012.
  • Wilder-Smith A, Chen LH, Massad E, Wilson ME. Threat of dengue to blood safety in dengue-endemic countries. Emerg Infect Dis. 2009;15(1):8-11. https://doi.org/10.3201/eid1501.071097
  • Wilder-Smith A, Leong WY. Risk of severe dengue is higher in patients with sickle cell disease: a scoping review. J Travel Med. 2019a;26(1). https://doi.org/10.1093/jtm/tay136
  • Wilder-Smith A, Ooi EE, Horstick O, Wills B. Dengue. Lancet. 2019b;393(10169):350-63. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(18)32560-1