Veterinaire informatie cysteuze echinokokkose
Bijlage bij de LCI-richtlijn Cysteuze echinokokkose | 14 januari 2025 | Versiebeheer onderaan pagina
Achtergronden
Dierlijke reservoirs
Hondachtigen zijn eindgastheer van E. granulosus, waarbij de hond de belangrijkste is. Als tussengastheer treden vooral hoefdieren op, zoals runderen, schapen en varkens. De lintworm E. granulosus lijkt morfologisch slechts één variant te kennen bij de eindgastheer. In de tussengastheer blijken er echter meerder varianten te bestaan die op DNA-niveau te onderscheiden zijn. Deze varianten prefereren een levenscyclus met één tussengastheer : hond-schaap, hond-paard, hond-rund, hond-hert en hond-varken maar kunnen ook een andere tussengastheer hebben. Een beperkt aantal van deze varianten komt bij de mens voor.
- E. granulosus sensu stricto (hond-schaapcyclus) kwam in het verleden in Nederland voor en is pathogeen voor de mens. De cyclus loopt via het schaap als de belangrijkste tussengastheer, maar ook andere tussengastheren zoals runderen of geiten kunnen met deze stam worden besmet. Deze stam komt met name voor in het Middellandse Zeegebied. Deze soort is het meest relevant voor de Europese volksgezondheid gezien het tot 76,8% van de Europese infecties met E. granulosus veroorzaakt (Casulli, 2022)
- E. equinus (hond-paardcyclus) is weinig infectieus voor de mens. Recent zijn echter twee humane infecties gedocumenteerd in Turkije en Uzbekistan. Deze komt in Europa voor in Groot-Brittannië, Ierland, België, Zwitserland en Italië (Casulli, 2022).
- E. ortleppi ( hond-rundcyclus) komt voor in Nederland, Zwitserland, Duitsland, België en Luxemburg. Deze stam wordt als minder pathogeen beschouwd en komt door goede hygiëne bij veeteelt en slacht steeds minder voor bij dieren. Er is documentatie over twee patiënten uit Nederland die een echinococcuscyste met E. ortleppi bleken te hebben (Bowles 1992).
- E. canadensis bestaat uit 2 clades en is verantwoordelijk voor 22% van de humane casussen in Europa (Casulli, 2022):
- hond-hertcyclus: speelt vooral in Noord-Frankrijk, voormalige Sovjet Unie en Canada een rol. Daarbij kunnen ook wolven de eindgastheer zijn en herten en rendieren tussengastheren. In Noordoost-Siberië werd een zeer hoge incidentie gezien onder risicogroepen: jagers, herders en bontwerkers: 50 tot 70 per 1000.
- hond-varkencyclus: speelt met name in Oost Europa en de Baltische Staten.
Epidemiologie
Verspreiding in de wereld bij dieren
E. granulosus kan op alle continenten voorkomen, maar IJsland (sinds een eradicatieprogramma in 1979) en Groenland zijn officieel vrij verklaard. Vooral in gebieden waar de lintworm bij schapen en runderen voorkomt én de gewoonte bestaat honden te voeren met rauw orgaanvlees, blijft de ontwikkelingscyclus van de lintworm in stand.
Voorkomen in Nederland bij dieren
In Nederland komt E. granulosus nauwelijks meer voor bij honden. Honden afkomstig uit endemische landen die rauw vlees hebben gegeten, kunnen wel geïnfecteerd zijn. In 2007 is door import van runderen uit endemische landen (sinds de toelating Roemenië en Bulgarije in de EU) weer een toename van echinokokkose in het slachthuis gezien. Er zijn sinds 2009 extra keuringseisen voor slachtdieren uit deze risicolanden ingesteld. Incidenteel worden in Nederlandse slachthuizen geïmporteerde, besmette runderen aangetroffen en worden er maatregelen getroffen om risico voor de mens te beperken. Kleine blazen in slachtdieren kunnen in het slachthuis over het hoofd worden gezien. Doorgaans komen besmette schapen in Nederland niet meer voor.
Ziekteverschijnselen bij dieren
Bij honden worden geen ziekteverschijnselen gezien. Zelfs bij een zware lintwormbesmetting treedt geen darmbeschadiging op. Bij andere dieren, die als tussengastheer fungeren, worden bij de slacht cysten in lever en met name bij rund ook in de longen en mogelijk andere organen geconstateerd.
Transmissie bij dieren
Besmettingsweg bij dieren
Dierlijke tussengastheren raken besmet door opname van lintwormeitjes vanuit de omgeving, via opeten van besmet plantaardig materiaal of door het drinken van besmet water. De hond loopt de besmetting op via het eten van geïnfecteerd orgaanvlees, meestal slachtafval zoals schapen, geiten, runderen.
Besmettelijke periode bij dieren
Honden scheiden vanaf 6 weken na opname van infectieuze hydatideblazen intermitterend E. granulosus-eitjes uit, deze zijn dan direct infectieus.
Incubatieperiode bij dieren
Honden vertonen geen ziekteverschijnselen. Na opname van hydatideblazen door eindgastheren duurt het minimaal 45 dagen tot E. granulosus-eitjes met de feces worden uitgescheiden.
Natuurlijke immuniteit bij dieren
Honden bouwen geen (volledige) immuniteit op tegen E. granulosus en kunnen herhaaldelijk worden besmet. Jonge honden zijn doorgaans zwaarder geïnfecteerd dan oudere dieren. Er zijn wel aanwijzingen dat herhaalde blootstelling aan E. granulosus-eitjes bij schapen de immuniteit tegen een nieuwe infectie stimuleert.
Diagnostiek
E. granulosus-eitjes worden ingedeeld als BSL 3-pathogenen. Onder de microscoop zien de eitjes er hetzelfde uit als Taenia-eitjes van een andere lintwormsoort die ook bij honden voor kan komen. Met behulp van PCR kan door het RIVM worden vastgesteld of er sprake is van echinococcuseitjes in de ontlasting van honden. Ook worden cysten onderzocht van slachtdieren.
Preventie
Immunisatie bij dieren
Voor schapen en geiten bestaat een vaccin (EG95-vaccin) dat het ontstaan van hydatideblazen bij schapen grotendeels tegengaat. In Nederland wordt E. granulosus niet bij schapen aangetroffen en wordt er niet gevaccineerd.
Reinigen en desinfecteren van dierverblijven
Reinigen en ontsmetten van diertransportmiddelen (NVWA).
Maatregelen
Maatregelen bij dieren
In het slachthuis worden karkassen op het oog en via palpatie gecontroleerd op aanwezigheid van hydatides (blaasworm). Voor runderen afkomstig uit risicolanden (Roemenië, Tsjechië en Bulgarije) gelden aanvullende regels (Spierenburg, 2017). Als er geen echinococcusblazen worden aangetroffen, zijn karkassen inclusief ingewanden van runderen ouder dan 6 maanden ongeschikt voor consumptie voor mens en dier, tenzij ze eerst een koudebehandeling hebben ondergaan. Als er wel echinococcusblazen zijn aangetroffen worden daarnaast alle ingewanden van borst- en buikholte van runderen en de hersenen van kalveren ter destructie afgevoerd, zodat ze buiten de consumptieketen worden gehouden.
Behandeling bij dieren
Mogelijk besmette honden kunnen worden behandeld met een ontwormingsmiddel dat praziquantel of epsiprantel bevat. Dit middel kan (ook preventief) elke 6 weken worden gegeven zolang er risico op besmetting bestaat.
Literatuur veterinair
- Bowles J, van Knapen F, McManus D. Cattle strain of Echinococcus granulosus and human infection. Lancet. 1992 May 30;339(8805):1358.
- Casulli A, Massolo A, Saarma U, Umhang G, Santolamazza F, Santoro A. Species and genotypes belonging to Echinococcus granulosus sensu lato complex causing human cystic echinococcosis in Europe (2000-2021): a systematic review. Parasit Vectors. 2022 Mar 28;15(1):109.
- Spierenburg M, Valkenburgh S, Franssen FFJ, Van der Giesen JWB. Risico op herintroductie van Echinococcus granulosus in Nederland door import van runderen en honden uit endemische gebieden. 2017. Tijdschrift voor diergeneeskunde. 142. p30-35.
Versiebeheer
- 14 januari 2025: Herziene versie gepubliceerd (op 17 december 2024 vastgesteld door het LOI).