Bijlage 5. Persoonlijke beschermingsmiddelen
Bijlage bij het LCI-draaiboek Aviaire influenza | Versie 3 augustus 2022 (versiebeheer zie onderaan pagina)
Werkinstructie NVWA en informatiefolders
De NVWA heeft een eigen werkinstructie hygiëne en ARBO, waarin de hygiëneregels en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen wordt aangegeven. Dit betreft de Werkinstructie Hygiëne en Arbo - Veilig en gezond werken bij verdenkingen en besmettingen in het kader van dierziektebestrijding - ALG PRO 1001.
Er bestaan ook informatiefolders van het RIVM over het veilig ruimen van pluimvee en over de aan- en uitkleedprocedure (de folders ‘Veilig ruimen van pluimvee bij vogelgriep’ en de ‘Werkinstructie Aan- en uitkleden bij ruimen pluimvee bij vogelgriep’)
Uitgangspunten LPAI en HPAI
- Geen persoonlijke beschermingsmiddelen nodig voor mensen die geen direct contact hebben met dieren of dierlijk materiaal.
- Een katoenen overall, rubber laarzen, een mond-neusmasker FFP3 en ruimzichtbril of een volgelaatsmasker, een beschermende bril, wegwerpoverall (spatvrije overall), haarnetje, wegwerphandschoenen, werkhandschoenen die (mogelijke) in aanraking komen met (potentieel) besmette dieren of dierlijk materiaal (mest, etc.). Voor correct gebruik, zie NVWA Werkinstructie hygiëne en ARBO.
Doel persoonlijke beschermingsmaatregelen
Aviaire influenza draagt alleen over bij intensief contact tussen mens en besmette dieren of dierlijk materiaal. Het doel van persoonlijke beschermingsmaatregelen is dat bij direct contact met besmet pluimvee de overdracht van het AI-virus van dier naar de mens wordt voorkomen. Het vogelgriepvirus wordt door de geïnfecteerde dieren uitgescheiden via de luchtwegen, de conjunctivae en de feces. Vooral mest bevat grote hoeveelheden virus (107 tot 108 infectieuze eenheden per gram) en is daarom een belangrijke verspreidingsfactor. De mens raakt geïnfecteerd door het inademen van besmet materiaal, of door directe blootstelling aan besmet materiaal (ook via de conjunctivae). Daarom worden katoenen overall, een mond-neusmasker FFP3 en ruimzichtbril of een volgelaatsmasker, wegwerpoverall (spatvrije overall), haarnetje, wegwerphandschoenen, werkhandschoenen en laarzen aanbevolen. Handschoenen dienen aan de ene kant bescherming te bieden tegen scherpe pootjes van het pluimvee en aan de andere kant te voorkomen dat de handen worden blootgesteld aan het influenzavirus en later weer via de mond of via wrijven in het oog besmetting veroorzaken. Het doel van rubber laarzen is het voorkomen verspreiding/versleping van virus.
Verschil HPAI-LPAI
Bij HPAI worden alle bovenstaande persoonlijke beschermingsmaatregelen geadviseerd voor alle betrokkenen die in direct contact komen met dieren of dierlijke materialen (mest, stof) of zij nu lang- of kortdurend zijn of worden blootgesteld. Voor mensen die kortdurend aanwezig zijn op het bedrijf en die niet direct in aanraking komen met dieren/dierlijke materialen zijn persoonlijke beschermingsmaatregelen niet nodig.
Bij LPAI ligt dit genuanceerder. Bij die gevallen van LPAI waar klinische symptomen zijn gezien en waarbij het virus is aangetoond middels RT-PCR kan aangenomen worden dat de blootstelling al vanaf 14 dagen voor het ontstaan van de eerste ziekteverschijnselen (bij de dieren) c.q. het aantonen van het virus heeft plaatsgevonden. Indien de LPAI alleen serologisch is aangetoond, kan de periode van blootstelling meerdere weken tot maanden voorafgaand aan detectie zijn gelegen. Hygiënemaatregelen op het bedrijf en persoonlijke beschermingsmaatregelen zijn weliswaar nog nuttig om (verdere) besmetting te voorkomen, echter de kans dat deze maatregelen (die veel tijd kosten in de bedrijfsvoering) worden toegepast is niet groot (compliance).
Indien er op een locatie waar LPAI is vastgesteld, wordt geruimd worden de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen: katoenen overall, rubberlaarzen, een mondneusmasker FFP3 en ruimzichtbril, wegwerpoverall, haarnetje, wegwerphandschoenen en werkhandschoenen, zie NVWA Werkinstructie hygiëne en ARBO.
Voorlichting over correct gebruik
Alle betrokkenen moeten goed geïnstrueerd worden over de juiste wijze waarop persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gedragen en de juiste wijze waarop het omkleden moet plaatsvinden. De werkgever moet hierop toezicht houden.
Type maskers
De werkgever kan voor zijn werknemers aanvullende eisen stellen t.a.v. het type masker. De aard van de werkzaamheden (bijvoorbeeld in ruimtes waar veel stof aanwezig is en/of hoge fysieke inspanning) is medebepalend voor het vereiste beschermingsniveau. De arbeidsomstandigheden kunnen bepalen dat een hoger beschermingsniveau – bijvoorbeeld een FFP3-masker- moet worden toegepast. In alle gevallen geldt dat goede voorlichting dient te worden gegeven naast instructie over het gebruik, met toezicht op de juiste toepassing. Voor ruimende werkzaamheden dient in alle gevallen een FFP3-masker gebruikt te worden.
Handelen bij klachten
Indien gezondheidsklachten worden gesignaleerd die toegeschreven worden aan AI, is een snelle laboratoriumbevestiging essentieel.
- Neem materiaal af voor diagnostiek (PCR). Gebruik persoonlijk beschermende maatregelen: masker en handschoenen. Voor aanvraagformulier en uitleg beschermingsmaatregelen zie pdf.
- Overleg met het RIVM/IDS (telefoon 088-6897138) over toezending van monstermateriaal.
- Bepaal op geleide van de laboratoriumuitslag met huisarts en microbioloog/ RIVM-LCI het beleid (wel/geen antivirale middelen).
Meestal is infectie van de mens met een hoogpathogeen aviair influenzavirus een ‘self limiting disease’. Incidenteel is het beloop echter zeer ernstig. Daarom moeten patiënten met mogelijk HPAI-gerelateerde gezondheidsproblemen zo snel mogelijk worden behandeld met oseltamivir, liefst binnen 48 uur na het begin van de klachten. Indien geen oseltamivirprofylaxe is gegeven en er later ernstige verschijnselen ontstaan zoals pneumonie, dan is het raadzaam om alsnog met antivirale therapie te starten.
De verdere maatregelen rondom de patiënt, zijn contacten en informatie over diagnostiek en behandeling staan beschreven in de LCI-richtlijn Influenza van dierlijke oorsprong.
Aandachtspunten diagnostiek
- De GGD of de arbodienst beschikken over achtergrondinformatie met betrekking tot de diagnostiek.
- Medewerkers van de GGD of arbodienst zijn getraind om monsters af te nemen of hebben hierover afspraken gemaakt met de huisartsen.
- De GGD of de arbodienst hebben afname- en verzendmateriaal op voorraad en/of weet waar afnamemateriaal besteld kan worden.
Voor aanvraagformulier en uitleg beschermingsmaatregelen zie afnameformulier en instructie afnametechniek bij het draaiboek.
Versiebeheer
- 3 augustus 2022: Omgezet van pdf naar html. Verouderd telefoonnummer aangepast.