Tekenencefalitis Richtlijn
Samenvatting
Verwekker: Tickborne-encephalitisvirus (TBEV)
Incubatieperiode: 2-28 dagen (meestal 7-14) dagen, gemiddeld 8 dagen. Na inname van besmette melk: 3-4 dagen
Besmettingsweg: Tekenbeet. Ongepasteuriseerde melk
Besmettelijke periode: Niet van mens op mens
Symptomen: Mild tot ernstig. Milde meningitis tot een ernstige encefalitis, met/zonder myelitis
Preventie: Vaccinatie op indicatie, tekenwerende maatregelen
Doel en doelgroep
Deze richtlijn is ontwikkeld voor zorgprofessionals werkzaam binnen de infectieziektebestrijding. De primaire doelgroepen zijn GGD- en LCI-professionals. De richtlijn beschrijft duidelijke adviezen, taken en verantwoordelijkheden en vormt een basis voor het nemen van geïnformeerde beslissingen en het maken van beleid in de praktijk. De zorgprofessional kan de richtlijn ook gebruiken voor het bijhouden en vergaren van kennis. De uitvoering van de richtlijn overstijgt institutionele en professionele domeingrenzen en is bedoeld voor het gebruik binnen diverse sectoren van de gezondheidszorg. Voor meer informatie zie Totstandkoming LCI-richtlijnen.
Let op: de geldigheidstermijn van deze richtlijn is verlopen. De richtlijn zal worden herzien.
Dit betekent niet dat de inhoud van deze richtlijn incorrect is. Wel bestaat er een kans dat een deel van de informatie verouderd is. Belangrijke wijzigingen worden altijd zo spoedig mogelijk verwerkt en naar het veld gecommuniceerd. Mocht u onjuistheden tegenkomen in een richtlijn dan stellen we het zeer op prijs als u daarover contact opneemt met de LCI. Voor intercollegiaal overleg kunt u contact opnemen met de LCI: lci@rivm.nl / 088-689 7000.
Versiebeheer
Vastgesteld LOI en goedgekeurd Gezondheidsraad oktober 2010. Herziening wordt in 2024 opgestart.
Wijzigingen:
- 8 maart 2024: Naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad over de vaccinatie van werkenden die in contact kunnen komen met het TBE-virus zijn de relevante onderdelen met betrekking tot het werk toegevoegd.
- 15 augustus 2017: In Bronopsporing en als bijlage toegevoegd: de TBE-vragenlijst.
- 21 juli 2016: Epidemiologie aangepast aan de actuele situatie in Nederland.
Ziekte & Besmettelijkheid
Verwekker
De naam van de aandoening is afhankelijk van het virustype, regio en seizoen van voorkomen. Het tickborne-encephalitisvirus (TBEV) is, net als het gelekoortsvirus, het japanse-encefalitisvirus en het denguevirus een arbovirus (arthropod borne virus) van de familie van de Flaviviridae en van het genus Flavivirus. Het TBEV behoort tot het TBE-viruscomplex. Het is een RNA-virus van 20-80 nm diameter met een nucleocapside en een envelop. In de envelop bevinden zich twee glycoproteïnen: M (membraan) en E (envelop). Het E-proteïne is het belangrijkste virusantigen. Het induceert neutraliserende antistoffen (en aldus beschermende immuniteit) en is verantwoordelijk voor essentiële virusfuncties zoals receptorbinding en membraanfusie. Op basis van serologische criteria en nucleotide- en aminozuursequenties van het E-proteïne kunnen drie subtypes TBEV worden onderscheiden: het Europese subtype (TBEV-Eu), het Siberische subtype (TBEV-Sib) en het Far Eastern subtype (TBEV-FE) [1-4]. De vector van TBEV-Eu is Ixodes ricinus (common tick); de vector van TBEV-FE en TBEV-Sib is Ixodes persulcatus. Het verspreidingsgebied van beide teken overlapt in een klein gebied in Noordoost-Europa (Russisch Karelië, Sint- Petersburg, het oosten van Letland en Estland), waar de drie TBEV-subtypes zijn aangetoond.
Overzichtstabel*
Vector |
TBEV-subtype |
Ziekte |
Verspreiding |
Synoniemen |
---|---|---|---|---|
Ixodes ricinus |
TBEV-Eu |
TBE, bifasisch ziektebeloop (viremische fase gepaard met koorts en malaise, fase met neurologische symptomatologie) Sterfte <2% Restverschijnselen |
Centraal- en West-Europa** |
|
Ixodes persulcatus |
TBEV-FE |
TBE, monofasisch, ernstig, frequent encefalitisverschijnselen |
Rusland en Verre Oosten** |
|
|
TBEV-Sib |
TBE, monofasisch, minder ernstig |
|
|
TBEV-Eu: Europees type
TBEV-Sib: Siberisch type
TBEV-FE Far Eastern type
* [1-4]
** aanzienlijk overlap van beide vectoren en subtypen in Midden-Europa.
Het virus is niet hittebestendig en wordt geïnactiveerd door pasteurisatie. Het kan langere tijd overleven in melk, zelfs na passage door maagsappen [1].
Pathogenese
De ontwikkeling van de ziekte is afhankelijk van het virustype. Daarnaast spelen leeftijd en immuniteit van de gastheer een rol. Flavivirusinfecties worden gekarakteriseerd door een extraneuronale replicatie voordat invasie van het centraal zenuwstelsel via de bloed-hersenbarrière plaatsvindt. Na een tekenbeet vindt initieel lokale virusvermeerdering plaats, waarna het virus zich via lymfevaten naar de regionale lymfeklieren verspreidt. Via efferente lymfevaten en de ductus thoracicus ontwikkelt zich een viremie en invasie van organen van het reticulo-endotheliale systeem (milt, lever, beenmerg). Kennis van de pathogenetische mechanismen is onvolledig. Onbekend zijn de virusreceptor en de precieze route waarlangs het virus de hersenen binnendringt. In het brein van slachtoffers van het virus bestaat een geringe topografische relatie tussen inflammatoire veranderingen en antigendistributie. Immuungemedieerde neuronale celdood speelt dus waarschijnlijk een belangrijker rol dan virusgeïnduceerde celdood [2,5-7].
Incubatieperiode
De incubatieperiode duurt 2 tot 28 dagen (meestal 7-14 dagen, gemiddeld 8 dagen). Na inname van besmette melk is de incubatietijd korter: 3-4 dagen [1].
Ziekteverschijnselen
De ziekte verloopt van mild tot ernstig, mede afhankelijk van het subtype waarmee men geïnfecteerd is (zie Verwekker) [1,6,8]. Over de mate waarin de aandoening subklinisch verloopt, wordt zeer uiteenlopend gerapporteerd. De beet blijft in 30% van de gevallen onopgemerkt. Bij drie kwart van de patiënten heeft de aandoening een typisch bifasisch verloop. De gemiddelde duur van de eerste fase van de ziekte is 5 dagen (range: 2-10 dagen). Het symptoomvrije interval tussen de eerste en de tweede fase duurt 1-21 dagen (gemiddeld 7 dagen).
De dominante symptomen in de eerste viremische fase zijn koorts (99%), vermoeidheid /malaise (60%) en hoofdpijn/gegeneraliseerde pijn (50%) [6]. Laboratoriumbevindingen zijn weinig specifiek.
In de tweede fase varieert het klinische spectrum van een milde meningitis tot een ernstige encefalitis, met of zonder myelitis. Prospectieve follow-upstudies naar de relatie tussen langetermijnmorbiditeit en TBEV-Eu vinden een verband met de aanwezigheid van een postencefalitisch syndroom. Verder zijn neurologische restverschijnselen geassocieerd met een verslechtering van kwaliteit van leven. Restverschijnselen die aanwezig zijn na 1 jaar, geven een slechte prognose [6].
Arbo
Ziekteverschijnselen in relatie tot arbeid
Bij de grote meerderheid (meer dan 75%) verloopt de ziekte zonder ernstige klachten. Dit is bij werkenden ‘in het groen’ niet anders dan bij de algemene bevolking. Zie voor meer informatie Advies Gezondheidsraad 2023.
Natuurlijke immuniteit
Levenslang [1-2]. Er zijn geen gevallen beschreven van symptomatische re-infectie. Er zijn geen gegevens over overdracht van maternale antistoffen tijdens de zwangerschap of via de moedermelk.
Reservoir
Teken fungeren als vector en reservoir van TBEV [1,2]. De belangrijkste gastheren zijn kleine knaagdieren. Mensen worden, net als verschillende grotere zoogdieren, accidenteel geïnfecteerd. Geïnfecteerde hoefdieren spelen geen rol bij de retransmissie naar bloedzuigende teken, mogelijk vanwege een geringe viremie. Koeien, geiten en schapen scheiden het virus in de melk uit.
Besmettingsweg
Besmetting na een tekenbeet is veruit de belangrijkste transmissieroute. Na een beet van een geïnfecteerde teek vindt binnen enkele minuten virustransmissie plaats (via speeksel). Vroegtijdig verwijderen van de teek kan TBE dus niet voorkomen. Het virus kan overgebracht worden naar de mens of andere gastheren door larven, nimfen of volwassen teken. Geïnfecteerde teken behoren meestal tot het genus Ixodes, maar het virus is ook gevonden in andere geslachten van de familie Ixodidae (Dermacentor en Haemaphysalis).
De vector heeft een levenscyclus van 2-3 jaar waarin hij drie stadia doorloopt: larve (0,5-1 mm), nimf (1-1,5 mm) en volwassen teek (3-10 mm). In elk stadium voedt de teek zich in de actieve periode van maart tot november éénmaal met bloed van de gastheer.
Besmetting kan ook plaatsvinden door inname van ongepasteuriseerde melk van koeien, geiten en schapen. Er zijn incidentele TBE-gevallen beschreven na het slachten van vermoedelijk viremische geiten en via bloedtransfusies, via borstvoeding en door laboratoriumaccidenten.
Besmettelijke periode
In Noord- en Midden-Europa begint de tekenactiviteit in maart/april, wanneer de grondtemperatuur stijgt naar 5-7°C. Ze eindigt deze in oktober/november bij dalende temperaturen. In Centraal-Europa zijn er pieken in activiteit in mei/juni en in september/oktober [14]. In Noord-Europa en in bergachtige gebieden valt de hoogste piek van de tekenactiviteit in de zomer. In de Mediterrane gebieden is deze piek tussen november en januari.
Besmettelijkheid
De overleving van het virus is vergelijkbaar met andere Flaviviridae (enkele uren in de open lucht, vermoedelijk langer in bloed).
Diagnostiek
Diagnostiek
De diagnose TBE is gebaseerd op:
- epidemiologie (endemisch gebied, positieve anamnese voor tekenbeten);
- klinisch beeld (niet specifiek);
- serologie: IgM en IgG in serum en liquor.
Microbiologische diagnostiek
De gouden standaard in de diagnostiek van TBE is het aantonen van IgM- en IgG-TBE-specifieke antilichamen door middel van enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA). IgM-antilichamen zijn soms tot maanden na de infectie te detecteren, terwijl IgG-antilichamen levenslang aanwezig zijn. [13] In geval van andere flaviviruscontacten (vaccinatie tegen gele koorts of Japanse encefalitis, denguevirusinfectie) is het noodzakelijk om een neutralisatieassay te verrichten in verband met flavivirussen cross-reactiviteit van de ELISA. In de eerste fase van de ziekte is het mogelijk om het virus in het bloed te isoleren. In fatale gevallen kan het virus geïsoleerd worden in de hersenen en in andere organen door reverse transcriptase polymerase chain reaction (RT-PCR). [13] Het diagnostisch onderzoek kan verricht worden bij het WHO Reference and Research Centre for Arboviruses and Hemorrhagic Fever Viruses, Erasmus MC, Afdeling Virologie, Rotterdam.
Overige diagnostiek
In het algemeen van beperkte waarde, inclusief MRI en SPECT [1,13].
Risicogroepen
Verhoogde kans op infectie
Mensen die verblijven in gebieden waar de teek voorkomt (boswachters, houthakkers, kampeerders en wandelaars in natuurgebieden) in seizoen van actieve transmissie (maart-november).
Arbo
Arbeidsgerelateerde risicogroepen
- Mensen die voor hun werk veel 'in het groen’ verblijven lopen meer risico op tekenbeten en daarmee ook meer risico op tekenencefalitis. Denk aan werkenden in de bosbouw, natuurbouw, landschapsbeheer, groenvoorziening, plaagdienrenbestrijding, onderzoekers in het groen en defensiemedewerkers.
- Daarnaast werkenden die beroepsmatig direct kunnen worden blootgesteld aan het TBE-virus, zoals in laboratoria.
Zie voor meer informatie Advies Gezondheidsraad 2023.
Verhoogde kans op ernstig beloop
Leeftijd, ernst van de ziekte in de acute fase en lage concentratie neutraliserende antistoffen zijn gerelateerd aan ernstige ziektebeelden. Patiënten ouder dan 50 jaar lopen een groter risico op een ernstig beloop van de ziekte [2,6,9]. Toediening van specifiek TBE-immunoglobuline verhoogt de kans op een ongunstig verloop van de ziekte [1,10-12]. Er zijn geen gegevens over het beloop tijdens de zwangerschap.
Epidemiologie
Verspreiding in de wereld
TBE komt voor in een groot geografisch gebied van Europa tot het Verre Oosten. De Ixodes ricinus komt voor in Centraal- en West-Europa en kan TBEV-Eu overbrengen. De Ixodes persulcatus komt voor in Rusland en in een deel van het Verre Oosten en is verantwoordelijk voor de transmissie van TBEV-Sib en TBEV-FE. De desbetreffende teken leven in bos- en heesterrijke gebieden tot 1000 m hoogte met milde temperaturen en hoge luchtvochtigheid [14]. In tegenstelling tot de verwekker van de ziekte van Lyme (Borrelia burgdorferi) die in het hele verspreidingsgebied van de vector voorkomt, is het voorkomen van TBEV beperkt tot zogenaamde ‘natural foci’ waarin het onder bepaalde botanische, zoölogische, klimatologische en geo-ecologische omstandigheden tussen geïnfecteerde kleine zoogdieren en teken circuleert. In Europa is TBE endemisch in 27 landen [2]. In de afgelopen twee decennia zijn in veel Europese landen regelmatig nieuwe endemische foci geïdentificeerd. Het transmissierisico van TBE is in de afgelopen jaren fors toegenomen in Europa (met uitzondering van Oostenrijk) en Rusland. Factoren die verantwoordelijk zijn voor de toename van de incidentie, prevalentie en verspreiding van TBE zijn waarschijnlijk verandering van vrijetijdsactiviteiten, verplaatsing van mensen naar voorsteden, urbanisatie in TBE-risicogebieden en ‘global warming’. In Oostenrijk is als gevolg van de nationale vaccinatiecampagnes een daling gezien van 600 cases in 1980 naar 60 in 2000 [2].
Voorkomen in Nederland
In Nederland was er tot 2016 geen bewijs voor de aanwezigheid van TBEV. In 2016 werden in monsters van reeën (verzameld in 2010) serologische aanwijzingen gevonden voor infectie met TBEV. Deze reeën waren afkomstig van de Sallandse heuvelrug. In hetzelfde gebied werd het virus ook aangetroffen in enkele teken. Eveneens in 2016 werd een patiënt gemeld met een autochtone TBEV-infectie, zeer waarschijnlijk opgelopen op de Utrechtse Heuvelrug.
Meer informatie kunt u hier vinden Atlasinfectieziekten
Preventie
Immunisatie
Vaccinatie is de belangrijkste manier om TBE te voorkomen. Bij verblijf in of reizen door endemische gebieden moet bij relevante blootstelling aan tekenbeten actieve immunisatie worden overwogen. TBE-vaccinatie is veilig en hoogimmunogeen [18].
Actieve immunisatie
In Nederland verkrijgbare vaccins zijn:
- FSME-Immun®: een geïnactiveerd tekenmeningo-encefalitisvirus (Neudörfl-stam), geadsorbeerd aan aluminiumhydroxide;
- FSME-Immun® Junior: voor kinderen jonger dan 16 jaar.
Een volledige serie vaccinaties bestaat uit drie doses. Tussen de eerste en de tweede dosis moet minimaal 1 maand zitten, tussen de tweede en derde minimaal 5 maanden. Zeer waarschijnlijk is er cross-protectiviteit tussen de diverse subtypen. Als versnelde bescherming gewenst is, kan het interval tussen de eerste en de tweede dosis teruggebracht worden tot 14 dagen. Seroconversiepercentages bedragen 90% 2 weken na de tweede vaccinatie en >97% 2 weken na de derde vaccinatie. Na een volledige serie of na revaccinatie wordt uitgegaan van 3 jaar bescherming. Bij blijvende of hernieuwde blootstelling wordt elke 3 jaar een revaccinatie aanbevolen. [19-21]
Passieve immunisatie
Postexpositieprofylaxe met TBE-specifieke hyperimmunoglobuline is niet meer verkrijgbaar. Het heeft een ongunstige invloed op het ziektebeloop en wordt niet meer gegeven [1,10-12].
Arbo
Vaccinatie voor werkenden
In augustus 2023 heeft de Gezondheidsraad een advies uitgebracht aan de minister van SZW dat mensen die tijdens hun werk geregeld gebeten worden door teken een vaccinatie tegen tekenencefalitis (TBE) aangeboden moeten krijgen.
Het gaat om:
- Werkenden 'in het groen’ die het risico lopen om vaker dan vijf keer per jaar door teken te worden gebeten.
- Werkenden die in direct contact kunnen komen met het TBE-virus (bijvoorbeeld medewerkers van medische laboratoria).**
De commissie van de Gezondheidsraad concludeert op basis van de risicoschatting dat er voor werknemers ‘in het groen’ die vaker dan vijf keer per jaar door teken worden gebeten een risico bestaat op sterfte door het TBE-virus dat hoger is dan het algemeen aanvaarde streefrisico op sterfte van 1 op de miljoen. De commissie adviseert daarom om deze werknemers ‘vaccinatie tegen TBE aan te bieden.
Volgens de commissie van de Gezondheidsraad is het niet uit te sluiten dat werknemers een extra risico lopen op TBE-infectie en -ziekte, wanneer ze door gericht werken direct in aanraking kunnen komen met het virus. Dit ondanks de stringente inperkende beheersmaatregelen waar ze vanwege de aard van hun werk aan moeten voldoen.
Revaccinatie
De commissie van de GR adviseert om de vaccinatie elke 3 jaar te herhalen.
Algemene preventieve maatregelen
Consumptie van ongepasteuriseerde melk(producten) moet worden vermeden [1].
Adviezen voor het algemene publiek, ter voorkoming van een tekenbeet in endemische gebieden tijdens het ‘tekenseizoen’ (zie 4.3), zijn:
- Blijf op de paden en vermijd contact met hoog gras of laag struikgewas.
- Draag bedekkende kleding (lange broek, broekspijpen in de sokken, stevige schoenen).
- Smeer de onbedekte huid in met insectenwerende producten die DEET bevatten. Bij het gebruik van middelen die DEET bevatten is voorzichtigheid geboden bij excessief gebruik. Deze middelen kunnen schadelijk zijn voor het zenuwstelsel. [22] Smeer broek/sokken in met DEET of draag eventueel met permetrine geïmpregneerde kleding.
- Kampeer niet aan de bosrand, niet langs de omzoming van de camping.
Adviezen na een beet ter voorkoming van overdracht van micro-organismen zijn:
- Onderzoek aan het einde van de dag elkaars lichaam op teken. Een groot deel van de tekenbeten blijft onopgemerkt door de analgetische stoffen in het speeksel van de teek. De voorkeursplaatsen voor de tekenbeten zijn liezen en externe genitalia, knieholten en bij kinderen de nek en achter de oren. [23]
- Verwijder de teek zo snel mogelijk.
- Verwijder de teek door met een fijnpuntig pincet of speciale ‘tekentang’ de 'kop' dichtbij de huid vast te pakken en los te trekken, zonder de teek vooraf te ‘behandelen’ met chemicaliën. [23]
- Brand de teek niet uit, gebruik geen olie of andere chemicaliën om de teek te verdoven.
- Desinfecteer na het verwijderen de beetplaats met jodiumtinctuur of alcohol 70%.
- Noteer de datum, de plaats op het lichaam en het gebied waar de tekenbeet is opgelopen.
- Ga met klachten naar een arts.
Arbo
Preventieve maatregelen op het werk
Voorkom zoveel mogelijk dat werkenden worden blootgesteld aan teken(-beten). Neem in de RI&E (Arbeidsomstandighedenwet) bij het onderdeel ‘biologische agentia’ op welke risico’s er zijn en benoem in het Plan van Aanpak welke preventieve handelingen er ondernomen worden. Maak daarbij gebruik van oplossingen uit de verschillende Arbocatalogi. Bijvoorbeeld Stigas: Teken en de Ziekte van Lyme Arbocatalogus Bos en Natuur (stigas.nl)
Voor meer achtergrondinformatie Advies Gezondheidsraad 2023.
Desinfectie
Flavivirussen zijn gevoelig voor verhitting (30 minuten bij 56ºC) maar zeer resistent tegen afkoeling. In aerosol is het virus ten minste 6 uur stabiel bij kamertemperatuur. Flavivirussen worden geïnactiveerd door ultraviolet licht, gammastraling en desinfectie (3-8% formaldehyde, 2% glutaraldehyde, 2-3% waterstofperoxide, 500-5000 ppm chloor, 1% jodium en fenol. Er zijn incidentele laboratoriuminfecties bekend als gevolg van prikaccidenten en besmette aerosolen.
Conform de richtlijn Standaardmethoden reiniging, desinfectie en sterilisatie in de openbare gezondheidszorg
Maatregelen
Meldingsplicht
Geen.
Arbo
Melden als beroepsziekte
Een vermoeden van een beroepsgebonden infectieziekte kan door de bedrijfsarts (anoniem) gemeld worden bij het NCvB. De bedrijfsarts hanteert hiervoor het 6-stappenplan van het NCvB.
Indien de ziekte (waarschijnlijk) is opgelopen tijdens de beroepsuitoefening, moet de casus door een geregistreerde bedrijfsarts worden gemeld bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.
In 2022 werden 635 beroepsinfectieziekten gemeld bij het NCvB. Waarvan aan teken-gerelateerd 4 meldingen. Dit betrof de Ziekte van Lyme. Zie ook: ncvb_kerncijfers-beroepsziekten_2023.pdf
Bronopsporing
Door middel van een casusregister houdt het RIVM bij hoeveel patiënten in Nederland tekenencefalitis hebben. De LCI zal aan de GGD vragen om een vragenlijst (zie bijlage 1 TBE-vragenlijst) bij Nederlandse patiënten met tekenencefalitis af te nemen.
Contactonderzoek
Niet nodig.
Maatregelen ten aanzien van patiënt en contacten
Geen.
Wering van werk, school of kinderdagverblijf
Niet zinvol. Tekenencefalitis is niet van mens op mens overdraagbaar.
Arbo
Wering van werk
Tekenencefalitis wordt niet van mens op mens overgedragen. Wering van werk is niet zinvol.
Profylaxe & Behandeling
Profylaxe
Geen.
Behandeling
Er bestaat geen specifieke therapie. De behandeling is symptomatisch. Patiënten met
meningitis, encefalitis of meningo-encefalitis moeten bewaakt worden op een intensivecareafdeling omdat respiratoire insufficiëntie als gevolg van bewustzijnsdaling door hersenoedeem en/of neuromusculaire paralyse snel (binnen een uur) kan optreden. Het gebruik van corticosteroïden is niet gevalideerd in klinische studies. [1] Bedrust zou de prognose verbeteren. [1,2,17]
Historie
Tekenencefalitis (tickborne encephalitis, TBE) werd voor het eerst in 1931 beschreven door een Oostenrijkse arts, dr. Johann Schneider. Hij beschreef een seizoensgebonden epidemie van aseptische meningo-encefalitis (‘epidemische acute meningitis serosa’). In 1937 heeft de Russische wetenschapper Zilber bewezen dat deze aandoening veroorzaakt werd door een virus, overgebracht naar de mens door de Ixodes persulcatus-teken. In 1939 heeft Pavlovsky de zoönotische transmissie tussen teken en zoogdieren beschreven. [1] TBE is een virale aandoening die het centrale zenuwstelsel aantast. In een aantal Europese landen is TBE een van de belangrijkste infecties van het centrale zenuwstelsel.
Literatuur
- Dumpis et al. Review Article. Tick-borne Encephalitis. CID 1999; 28: 882-90.
- International Scientific Working Group on Tick-Borne Encephalitis (ISW-TBE) http://www.tbe-info.com/tbe.aspx?target=51401
- Gritsun TS, Lashkevich VA, Gould EA. Tick-borne encephalitis. Antiviral Research 2003; 57:129-146.
- Ecker M et al. Sequence analysis and genetic classification of tick-borne viruses from Europe and Asia. J. Gen. Virol. 1999; 80:179-185.
- Lindquist L, Vapalahti O. Tick-borne encephalitis. Lancet 2008; 371: 1861-1871.
- Haglund M, Günther G. Tick-borne encephalitis – pathogenesis, clinical course, and long term follow up. Vaccine 2003; 21: S1/11-S1/18.
- Charrel RN et al. Tick-borne virus diseases of human interest in Europe. Clin Microbiol Infect. 2004; 10: 1040-1055.
- Mandell. Priciples and Practice of Infectious Diseases. Sixth edition.
- Arnez et al. Causes of febrile illnesses after a tick bite in Slovenian children. Pediatr Infect Dis J. 2003; 22(12):1078-83.
- Kluger G. Tickborne encephalitis despite specific immunoglobulin prophylaxis. Lancet 1995; 346:1502.
- Arras et al. Do specific hyperimmunoglobulins aggravate clinical course of tick-borne encephalitis? Lancet 1996; 347: 698-699.
- Waldvogel et al. Severe tick-borne encephalitis following passive immunisation. Eur J Pediatr 1996;155:775-9.
- Holzmann H. Review article. Diagnosis of tick-borne encephalitis. Vaccine 2003; S36-S40.
- An Advisory Committee Statement (ACS). Committee to Advise on Tropical medicine and Travel (CATMAT). Statement on Tick-Borne encephalitis
- Poel, van der, WHM et al. Attempt to detect evidence for tick-borne encephalitis virus in tick and mammalian wildlife in The Netherlands. Vector Borne Zoonotic Dis. 2005; 5(1): 58-64.
- Kessels BLJ et al. Tekenencefalitis na een vakantie in Zuid-Duitsland. Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:1784-1786.
- Bodemann et al. Prophylaxe und therapie de Zeckenenzephalitis. Dtsch Med Wschr 1978; 103(29):1159-60.
- Kunz et al. TBE vaccination and the Austrian experience. Vaccine 2003; 21: S50-S55.
- Rendi-Wagner P, Zent O, Jilg W, Plentz A, Berand J, Kollaritscha H. Persistence of antibodies after vaccination against tick-borne encephalitis. International Journal of Medical Microbiology 2006; 296 S1: 202–207.
- Süss J. Epidemiology and ecology of TBE relevant to the production of effective vaccines. Vaccine 2003; 21: S1/19-S1/35.
- Schondorf I, Schonfeld C, Nicolay U, Zent O, Banzhoff A. Response to tick-borne encephalitis (TBE) booster vaccination after prolonged time intervals to primary immunization with the rapid schedule. International Journal of Medical Microbiology 2006; 296 S1: 208–212.
- Nentwig G. Use of repellents as prophylactic agents. Parasitol Res 2003; 90: S40–S48.
- Gammons M, Salam G. Tick removal. Am Fam Physician 2002; 66: 643-646.