Staphylococcus aureus-infecties

Dit stappenplan is een aanvulling op de LCI-richtlijn Staphylococcus aureus-infecties inclusief MRSA-infecties en -dragerschap. De LCI spreekt zich niet uit over de taakverdeling tussen disciplines bij de uitvoering van de verschillende stappen. Daarvoor zijn de interne werkafspraken van de betreffende GGD leidend. 

Toelichting: 
Er is een apart stappenplan voor MRSA-infecties ontstaan buiten het ziekenhuis.

Doelen

  • Patiënt* en contacten hebben inzicht in de verschijnselen, de transmissieroute en de preventiemaatregelen.
  • Bij twee of meer gevallen, afhankelijk van de ernst van het ziektebeeld of van eventueel recidiverende (huid)infecties, is de omvang van het cluster geïnventariseerd en wordt verdere verspreiding zoveel mogelijk voorkomen.
  • Verzorgend personeel en beroepsoefenaars met veelvuldig lichamelijk contact, met een S. aureus-infectie zoals een wondinfectie, weten welke maatregelen ze moeten nemen om overdracht te voorkomen.
  • Verzorgend personeel en beroepsoefenaars met veelvuldig lichamelijk contact dat aangetoond de bron is van de S. aureus-epidemie, worden behandeld en zijn op de hoogte wanneer ze weer mogen werken en onder welke voorzorgsmaatregelen.

*Indien van toepassing wordt hiermee wordt ook de partner en familie mee bedoeld.

Stap 1 Melding

De meldingsplicht voor S. aureus is alleen van toepassing bij 2 of meer personen met klachten en symptomen die verblijven in instellingen vallend onder artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid.

  • Indien de melding vanuit de algemene bevolking komt zoals 2 gevallen binnen een gezin of een sportteam, dan kan clusterinventarisatie en preventiemaatregelen geïndiceerd zijn.
  • Leg de melding of het signaal zorgvuldig en compleet vast met behulp van het registratiesysteem volgens intern geldende afspraken.
  • Vraag aan de melder of de indexpatiënt op de hoogte is van de melding naar de GGD en of de GGD contact op kan nemen.
  • Neem contact op met de melder en verzamel gegevens over de omvang en de aard van het cluster, de ernst van het ziektebeeld en eventuele recidiverende infecties. 

Vraag na of de indexpatiënt werkzaam is in de gezondheidszorg of beroepshalve veelvuldig lichamelijk contact heeft met derden. 

Stap 2 Interventies

2.1 Planning

  • Beoordeel of er sprake is van een epidemische verheffing en beoordeel de aard en de ernst van de infectie. Zie richtlijn bij Maatregelen.
  • Indien onduidelijk is of het een epidemiologische verheffing is, verzamel gegevens van alle patiënten met dezelfde symptomen.
  • Beoordeel of screening van de directe contacten nodig is. Zie richtlijn bij Maatregelen.
  • Ga na of er al een verwekker van dit cluster bekend is. 
  • Gebruik de Beslisboom Huisbezoek als handvat bij de beslissing om wel of niet op huisbezoek te gaan.

2.2 Bronopsporing en contactonderzoek

  • Bronopsporing  is alleen nodig bij een cluster (2 of meer) afhankelijk van de aard en ernst van de infecties.
  • Beperk het contactonderzoek tot de directe contacten van de patiënt.
  • Adviseer de huisarts kweken af te nemen bij directe contacten (zie richtlijn bij Maatregelen), of doe dit als GGD zelf. Indien degene in de gezondheidszorg werkt, verwijs naar zijn arbodienst.
  • Indien de verwekker bekend is, beoordeel of nog meer kweken bij contacten noodzakelijk zijn.
  • Maatregelen zijn van belang als de patiënt in de verzorging werkt, of veelvuldig lichamelijk contact heeft met derden, zoals masseurs en schoonheidsspecialisten. Zie richtlijn bij Maatregelen.
  • Het is zinvol om verzorgend personeel, dat aangetoond bron is van een S. aureus-epidemie een dragerschapbehandeling te geven. Zie richtlijn bij Maatregelen

2.3 Signaleren en verwijzen

  • Signaleer of er vragen zijn of onduidelijkheid bij de patiënt, bij contactpersonen of binnen een (zorg)instelling. 
  • Geef informatie aan (en bezoek zo nodig) de (zorg)instelling. 

2.4. Voorlichting

  • Geef voorlichting over de betreffende ziekte en de transmissieroute. 
  • Bied zo nodig informatie aan. Zie richtlijn bij Meldingsplicht.

2.5 Netwerk/advisering

  • Verstrek zo nodig informatie aan instellingsartsen, (arbo)artsen, thuiszorg, werkgever, school, kindercentra en clubs en beantwoord vragen.
  • Informeer de afdeling JGZ als een voorlichtingsbrief naar kindercentra, respectievelijk school wordt verstuurd. 

2.6 Registratie en rapportage

  • Verzamel gegevens voor verslaglegging, registratie en epidemiologie. Leg alle activiteiten vast in een rapportage met datum, tijd en initialen. 
  • Verzorg terugrapportage naar de melder (behandelaar/huisarts) volgens de intern geldende afspraken. 

Stap 3 Evaluatie

  • Beoordeel of de doelen behaald zijn. 
  • Bespreek bijzonderheden (bijvoorbeeld clusters of risicopersonen) in een werkoverleg. 
  • Ga na of er diagnostiek en behandeling voor gezinscontacten is ingesteld als er in het gezin risicopersonen zijn. 
  • Meld trends en bijzonderheden in het jaarverslag.
     

Versiebeheer 
Versie december 2012.