Bescherming tegen mazelen voor werknemers in de kinderopvang
Bijlage bij de LCI-richtlijn Mazelen.
Inleiding
Mazelen is een zeer besmettelijke ziekte, die met name in de kinderopvang grotere gevolgen kan hebben. Kinderen worden op de leeftijd van 14 maanden gevaccineerd tegen mazelen. Tot die tijd zijn zij onbeschermd en hebben de grootste kans op een ernstig beloop van mazelen. Onbeschermde kinderen en werknemers kunnen mazelen in de kinderopvang introduceren en gemakkelijker oplopen. Voor de kinderopvang is het daarom van belang om het risico op verspreiding van mazelen zo laag mogelijk te houden. Dit kan gedaan worden door alert te zijn op mazelen, adequate infectiepreventie en werknemers voor te lichten en zo nodig (bij indiensttreding) vaccinatie aan te bieden.
De doelstelling hiervan is:
- het beschermen van werknemers tegen ziekte;
- het beschermen van ongevaccineerde kinderen;
- voorkomen dat mazelen verder verspreidt.
In het kader van de Arbeidsomstandighedenwet (zie kader onderaan) is de werkgever verantwoordelijk voor het beschermen van de werknemer tegen het oplopen van infectieziekten tijdens de werkzaamheden. Ook draagt de werkgever in de kinderopvang verantwoordelijkheid voor de veiligheid en gezondheid van de kinderen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd (zie ook Kwaliteit kinderopvang | Kinderopvang | Rijksoverheid.nl ). Buiten verheffingen/epidemieën is in Nederland de kans om mazelen op te lopen over het algemeen erg klein. In gebieden met een lage vaccinatiegraad is tijdens een verheffing/epidemie de kans op besmetting van kinderopvangwerknemers wel reëel.
Inventarisatie bescherming tegen mazelen
Indiensttreding is het meest passende moment om werknemers voor te lichten over mazelen en andere infectieziekten waar zij risico op lopen, of zelf risicovormer voor zijn. Ook is dit een uitgelezen moment om de vaccinatiestatus/immuniteitsstatus in kaart te brengen en zo nodig op peil te brengen. De werkgever kan zich bij de voorlichting, het (conform AVG regelgeving) in kaart brengen van de vaccinatiestatus en aanbieden van vaccinatie laten bijstaan door de bedrijfsarts/arbodienst.
Als voldoende beschermd voor het werken met kinderen jonger dan 14 maanden gelden:
- Personen geboren voor 1965 in Nederland: zij zijn vrijwel allemaal beschermd vanwege een doorgemaakte mazelenvirusinfectie;
- Personen geboren tussen 1965 en 1975 die anamnestisch mazelen hebben doorgemaakt;
- Personen geboren vanaf 1978 die anamnestisch via het RVP volledig gevaccineerd zijn tegen mazelen. Een volledige vaccinatieserie bestaat uit 2 keer een mazelen- of BMR-vaccinatie;
- Personen die buiten het RVP om gedocumenteerd volledig gevaccineerd zijn tegen mazelen. Een volledige vaccinatieserie bestaat uit 2 keer een mazelen- of BMR-vaccinatie na de 1e verjaardag met een interval van ten minste 1 maand;
- Personen met een gedocumenteerde immuniteit tegen mazelen. Voor ongevaccineerde personen volstaat een positieve mazelen-IgG.
Als matig beschermd voor het werken met kinderen jonger dan 14 maanden gelden:
- Personen geboren na 1 januari 1975 die slechts 1 mazelenvaccinatie hebben gehad.
NB Personen geboren in 1975, 1976 en 1977 hebben in het kader van het RVP slechts 1 losse mazelenvaccinatie gehad.
Als niet-beschermd voor het werken met kinderen jonger dan 14 maanden gelden:
- Alle personen die niet aan de voorwaarden voor matige of voldoende bescherming voldoen.
- Personen van wie niet duidelijk is of zij tegen mazelen gevaccineerd zijn of mazelen hebben doorgemaakt.
Eventuele aanvullende documentatie bij twijfel over mate van bescherming
- Aan werknemers geboren tussen 1965 en 1975 die twijfelen of ze mazelen hebben doorgemaakt, kan een IgG-test tegen mazelen aangeboden worden.
- Werknemers die twijfelen of ze (volledig) gevaccineerd zijn, kunnen documentatie van hun vaccinaties opvragen (Overzicht van vaccinaties opvragen | Rijksvaccinatieprogramma.nl). Gezien de (tot voor kort) hoge vaccinatiegraad in Nederland is de a priori kans hoog dat een volwassene volgens het voor zijn of haar leeftijd geldende RVP-schema is gevaccineerd.
Vaccinatie-aanbod aan matig en niet-beschermde werknemers
Het vaccinatieaanbod voor niet-beschermde en matig beschermde werknemers geldt alleen voor werknemers die werken met kinderen jonger dan 14 maanden.
- Bied niet-beschermde werknemers 2 BMR-vaccinaties aan met een interval van ten minste 1 maand.
- Bied matig beschermde werknemers nog 1 vaccinatie aan.
LET OP: BMR-vaccinatie is gecontraïndiceerd bij zwangere en immuungecompromitteerde werknemers. Voor meer informatie over de BMR-vaccinatie, zie de BMR-factsheet.
Postexpositiebeleid bij werknemers in de kinderopvang
Mazelen is besmettelijk vanaf 4 dagen vóór tot en met 4 volle dagen na het ontstaan van exantheem. Het is dus mogelijk dat pas na de blootstelling blijkt dat een persoon mazelen heeft en besmettelijk was. Ook kan achteraf blijken dat een werknemer met mazelen in zijn of haar besmettelijke periode heeft gewerkt of tijdens werk in aanraking is gekomen met een kind met een mazeleninfectie. Indien dat het geval is, moet geïnventariseerd worden met welke kinderen en welke werknemers de persoon met een mazeleninfectie contact heeft gehad, door het aanleggen van zogenaamde contactlijsten. Voor werknemers wordt het aanleggen van een contactlijst en het bepalen van de interventies vereenvoudigd, als de vaccinatiestatus/immuniteit reeds is vastgelegd door de bedrijfsarts/arbodienst bij aanstelling.
Maatregelen voor werknemers die contact hebben gehad met een persoon met mazelen
Werknemers | Maatregelen |
---|---|
Voldoende beschermde werknemers | Geen. |
Matig en niet-beschermde werknemers zonder verhoogd risico op ernstig beloop van mazelen |
|
Matig en niet-beschermde werknemers met verhoogd risico op ernstig beloop van mazelen. Dit zijn:
|
|
Maatregelen voor kinderen die contact hebben gehad met een besmettelijk persoon met mazelen
Patiënten | Maatregelen |
---|---|
Kinderen met verhoogd risico op ernstig beloop (zuigelingen tot en met 13 maanden) | Zie Postexpositieprofylaxe in de richtlijn Mazelen voor zuigelingen tot en met 13 maanden. |
Voldoende beschermde kinderen van 14 maanden en ouder (kinderen met 1 BMR-vaccinatie, die niet immuungecompromitteerd zijn) | Geen |
Niet beschermde kinderen van 14 maanden en ouder (geen BMR-vaccinatie gehad) | Dien BMR-vaccinatie toe, liefst binnen 72 uur na blootstelling, maar anders ook daarna om besmetting bij een volgende blootstelling te voorkomen. BMR-vaccinatie is gecontraïndiceerd bij immuungecompromitteerde kinderen. |
Immuungecompromitteerde kinderen, zie ook de Onderbouwing mazelen PEP immuun gecompromitteerde contacten. | Overleg met behandelend arts |
Wettelijk kader Arbeidsomstandighedenwet
Werkgevers en werknemers dragen samen de verantwoordelijkheid voor veilig en gezond werken. Dit is belangrijk voor goede werkomstandigheden en de continuïteit van bedrijfsvoering in het kinderdagverblijf. Ze maken samen afspraken over goede praktijken, veilige werkwijzen en het gebruik van beoordelingsinstrumenten hiertoe. Infectieziekten vallen binnen de Arbeidsomstandighedenwet onder biologische agentia. De zorgplicht van werkgever voor de bescherming tegen de risico’s van biologische agentia is nader uitgewerkt in het Arbeidsomstandighedenbesluit. De werkgever moet bij het beheersen van werkgebonden infectieziekten dusdanige maatregelen treffen dat de kans op blootstelling aan (en vervolgens mogelijke transmissie van) een agens in het werk zo laag mogelijk is.
Het risico op besmetting wordt bepaald door de kans op aanwezigheid van het agens bij een bron (bv. Kind), de aard van de werkzaamheden (dit bepaalt de kans op overdracht) en de kwetsbaarheid van de werknemer (dit bepaalt in welke mate deze ontvankelijk is/gezondheidsrisico loopt).
Middels een Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) beoordeelt de werkgever de mogelijke risico’s en stelt vervolgens beleid op, daar uit vloeit voort een plan van aanpak. Bestaat er een gezondheidsrisico voor de werknemer, dan neemt de werkgever (voor zover dit technisch uitvoerbaar is) zodanige maatregelen dat blootstelling aan het agens wordt voorkomen.
Daarbij staat bronaanpak voorop, gevolgd door (collectieve) technische en organisatorische maatregelen; persoonlijke beschermingsmiddelen en vaccinatie vormen het sluitstuk. Een en ander is vastgelegd in het Arbobesluit (afdeling 9. Biologische agentia). In paragraaf 4 (Arbeidsgezondheidskundig onderzoek artikel 4.91 ‘Onderzoek en vaccins’) staat dat werknemers in de gelegenheid moeten worden gesteld voorafgaand aan of volgend op blootstelling aan biologische agentia arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. Daarnaast dienen, voor zover mogelijk, aan iedere werknemer die nog niet immuun is voor het betreffende agens, doeltreffende vaccins ter beschikking te worden gesteld (lid 6). De werkgever kan voor het bepalen van het risico voor de kwetsbare derden (in dit geval ongevaccineerde kinderen tot 14 maanden) gebruik maken van het afwegingskader zoals beschreven in tabel 1 “Criteria voor vaccinatie” uit het Gezondheidsraadadvies Werknemers en infectieziekten (Werknemers en infectieziekten - Criteria voor vaccinatie | Advies | Gezondheidsraad).
Versiebeheer:
- 7 januari 2025: Publicatie eerste versie (opgesteld in november 2024).