Bijlage bij LCI-richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie in de openbare gezondheidszorg
1. Droog reinigen
Stof afnemen
Met een stofbindende of vochtige (wegwerp)doek stof verwijderen van meubilair en voorwerpen. Gebruik van (klassieke) stofdoeken wordt afgeraden omdat daarmee stof en ziektekiemen in de lucht worden verspreid.
Stofzuigen
Met een stofzuiger worden tapijt en andere zachte en poreuze vloeroppervlakken door middel van een mechanisch opgewekte luchtstroom schoongezogen, waarbij ook het onzichtbare (diepliggende) vuil wordt verwijderd.
Stofwissen
Met behulp van een stofwisapparaat en een stofbindende wegwerpdoek of microvezeldoek stof en losliggend vuil verwijderen. Dit heeft sterk de voorkeur op gladde vloeren, ook in verband met het verwijderen van deeltjes die allergische reacties kunnen veroorzaken. Bij verontreiniging met zand, kruimels e.d. kan voor het stofwissen eerst geveegd worden.
Vegen
Met een bezem een gladde vloer schoonmaken. Het nadeel van vegen is dat het vuil grotendeels wordt verplaatst. Een gladde vloer daarom liever stofwissen.
2. Nat reinigen
Nat reinigen doe je met een klamvochtige microvezeldoek (zonder reinigingsmiddel) of een schoonmaakmiddel (bv. een allesreiniger). Gebruik het middel dat voor het type vervuiling ontwikkeld is. Gebruik de middelen volgens de instructies op de verpakking.
Meubilair en voorwerpen
Reiniging met een klamvochtige microvezeldoek of een schoonmaakmiddel. Niet glad, afneembaar meubilair moet droog gereinigd worden met behulp van een methode genoemd onder Droog reinigen.
Vloeren
Schoonmaken met een twee-emmersysteem met mop (dweil aan een stok) en pers, zodat er een scheiding tussen ‘schoon’ en ‘vuil’ water is. Het schone water bevat een schoonmaakmiddel (bv. een allesreiniger). Soms kan afhankelijk van de omstandigheden, bijvoorbeeld bij grote oppervlakken, de voorkeur worden gegeven aan het gebruik van een schrob-/zuigmachine.
Sanitair
Sanitair is te onderscheiden in ‘schonere zones’, zoals bijvoorbeeld de wastafel of tegels en ‘vuile zones’, zoals de binnenkant toiletpot, toiletbril en de tegels naast de toiletpot. Reinig van ‘schoon ‘ naar ‘vuil.’
Werkwijze: Gebruik bij dagelijkse reiniging van schoon en vuil sanitair een allesreiniger of alkalisch reinigingsmiddel. Voor preventie en verwijderen van kalkaanslag wordt een zuur (ontkalkings)middel gebruikt. Volg voor de frequentie het advies op van de fabrikant en laat de intensiteit van ruimtegebruik hierin meespelen.
3. Onderhoud schoonmaakmateriaal
- Reinig de schoonmaakmaterialen dagelijks en/of na de werkzaamheden op de juiste wijze en laat het drogen. Indien nodig, vervang de materialen. Gebruik hiervoor een schoonmaakschema, zoals beschreven in de richtlijn.
- Was schoonmaakmaterialen zoals moppen en doeken na gebruik machinaal op 60°C. Laat ze daarna drogen aan de lucht of in een wasdroger. Of gebruik wegwerpmaterialen en gooi deze direct na gebruik weg.
- Maak schoonmaakmaterialen die niet in de wasmachine kunnen en niet weggegooid worden, zoals emmers en trekkers, na gebruik schoon en spoel ze af met water. Maak de materialen daarna handmatig droog met een theedoek, laat ze drogen op een schone ondergrond of hang ze op om te drogen (trekkers). Laat natte schoonmaakmaterialen na gebruik nooit in emmers achter om te voorkomen dat ziekteverwekkers uitgroeien.
- Zijn de schoonmaakmaterialen die handmatig worden gereinigd gebruikt bij het opruimen van bloed of andere lichaamsvloeistoffen met zichtbare bloedsporen? Dan moeten ze, nadat ze zijn schoongemaakt, ook worden gedesinfecteerd. (zie richtlijn)
- Vervang het filter van de stofzuiger zo vaak als de fabrikant voorschrijft.
- Berg schoonmaakmaterialen en -middelen op in een speciaal daarvoor bestemde opslagruimte.