Veterinaire informatie alveolaire echinokokkose
Bijlage bij de LCI-richtlijn Alveolaire echinokokkose | 14 januari 2025 | Versiebeheer onderaan pagina
Achtergronden
Dierlijke reservoirs
Wilde carnivoren vormen de belangrijkste eindgastheer van E. multilocularis. In West- en Centraal-Europa zijn vossen de belangrijkste eindgastheer, maar ook wolven en wasbeerhonden kunnen eindgastheer zijn. In mindere mate kunnen honden (en in nog mindere mate katten) als eindgastheer optreden, vooral in gebieden waar E. multilocularis veel onder de vossenpopulatie voorkomt, zoals in China, Zwitserland of Oostenrijk. In Zwitserland bleken slechts 1 à 2 % van de honden uitscheiders van E. multilocularis-eitjes (Oksanen, 2016). Met name knaagdieren zoals woelratten (Arvicola scherman), veldmuizen (Microtus arvalis) en in mindere mate muskusratten (Ondatra zibethicus) treden als tussengastheer op.
Epidemiologie
Voorkomen in Nederland bij dieren
Sinds 1997 onderzoekt het RIVM het voorkomen van E. multilocularis bij vossen in Nederland. Er zijn twee regio’s (Oost-Groningen en Zuid-Limburg) waar de parasiet bij vossen is gevonden (Van der Giessen, 1999). Sindsdien wordt periodiek onderzocht of het verspreidingsgebied van E. multilocularis verandert en/of de prevalentie toeneemt bij vossen. E. multilocularis verspreidt zich in Limburg in noordelijke richting en in Groningen in westelijke richting (Takumi, 2008). De prevalentie van E. multilocularis onder vossen in Zuid-Limburg is tussen 1997-2012 gestegen van 13% naar 59% (Maas, 2014). Ook is de parasiet in Oost-Groningen onder vossen gevonden met een prevalentie van circa 10% in 2004 (Van der Giessen, 2004), deze prevalentie lijkt vooralsnog stabiel (Maas, 2018).
Wasbeerhonden zijn sinds 2012 in Nederland aanwezig, en er wordt verwacht dat deze diersoort zich verder door het land zal verspreiden. Wasbeerhonden kunnen voor E. multilocularis ook eindgastheer zijn en zodoende veel infectieuze eitjes uitscheiden in de omgeving. In 2014 is in Nederland voor het eerst E. multilocularis-DNA aangetoond in een wasbeerhond in Nederland (Maas, 2016).
Ook de wolf is een eindgastheer voor E. multilocularis. Mensen kunnen in Nederland ook een besmetting oplopen via een hond (en in veel mindere mate een kat) afkomstig uit een (hoog)endemisch gebied. De hond is alleen besmettelijk voor andere dieren en de mensen als eindgastheer, dus ook eieren uitscheidt. Meer informatie over E. multilocularis voor het publiek is te vinden in de brochure Informatie vossenlintworm voor publiek.
Ziekteverschijnselen bij dieren
Bij de carnivore eindgastheren (wilde carnivoren) treden geen ziekteverschijnselen op. Sporadisch worden honden besmet met lintwormeitjes en worden ze een tussengastheer. In dat geval tonen ze verschijnselen als gewrichts-, spierverlies, vergrote buikomvang en sloomheid. Als tussengastheer vormen honden geen gezondheidsrisico voor mensen. Echter bij het diagnosticeren van dit tussengastheerstadium bij een hond is het wel van belang fecescontrole uit te voeren, omdat ze dit stadium kunnen hebben bereikt door ingestie van eigen eitjes die worden uitgescheiden bij een eindgastheerstadium. Kleine knaagdieren vertonen symptomen na enkele weken tot maanden en vormen zo een makkelijke prooi voor vossen.
Transmissie bij dieren
Besmettingsweg bij dieren
Eindgastheren zoals vossen raken besmet door het eten van (organen) van besmette tussengastheren. Dierlijke tussengastheren worden besmet door orale opname van lintwormeitjes, bijvoorbeeld door het eten van met lintwormeitjes besmette planten of oplikken van aan de vacht vastgeplakte eitjes.
Besmettelijke periode bij dieren
Vossen scheiden eitjes uit vanaf 28 dagen na het begin van de infectie. In het begin is de uitscheiding continue, maar na enige tijd vindt deze intermitterend plaats. De lintworm kan in de darm van de vos gedurende enkele maanden tot meer dan een jaar eitjes uitscheiden (Matsumoto, 2008). Echinococcuseitjes zijn dan direct infectieus na uitscheiding.
Incubatieperiode bij dieren
Voor dierlijke eindgastheren is de incubatietijd niet van toepassing, er treden geen ziekteverschijnselen op. De prepatentperiode (periode van ontwikkeling van parasiet van larvale stadium tot volwassen, ei-producerende stadium) bij carnivoren duurt 28 dagen. De hond kan naast eindgastheer ook net als de mens tussengastheer zijn met dezelfde maligne ontwikkeling. De incubatieperiode bij de hond als tussengastheer is waarschijnlijk maanden tot jaren en ook afhankelijk van lokalisatie, groeisnelheid en onderliggend lijden.
Natuurlijke immuniteit bij dieren
Wilde carnivoren vormen de belangrijkste eindgastheer van E. multilocularis. In West- en Centraal-Europa zijn vossen de belangrijkste eindgastheer, maar ook wolven en wasbeerhonden kunnen eindgastheer zijn. In mindere mate kunnen honden (en in nog mindere mate katten) als eindgastheer optreden, vooral in gebieden waar E. multilocularis veel onder de vossenpopulatie voorkomt, zoals in China, Zwitserland of Oostenrijk. In Zwitserland bleken slechts 1 à 2 % van de honden uitscheiders van E. multilocularis-eitjes (Oksanen, 2016). Met name knaagdieren zoals woelratten (Arvicola scherman), veldmuizen (Microtus arvalis) en in mindere mate muskusratten (Ondatra zibethicus) treden als tussengastheer op.
Diagnostiek
E. multilocularis is een ML-3 klasse organisme. Er zijn speciale laboratoria (RIVM) aangewezen om onderzoek naar E. multilocularis-eietjes in dierlijke ontlasting te doen. Deze zijn morfologisch niet te onderscheiden van eitjes van Taenia-soorten, een andere soort lintwormsoort. Bij honden en vossen kan E. multilocularis met behulp van PCR in feces worden aangetoond en postmortaal door microscopisch onderzoek van de dunne darm. Bij het RIVM kan bevestigingsonderzoek van de volwassen worm en van cystemateriaal worden uitgevoerd.
Maatregelen
Meldingsplicht
Voor dierenartsen is er een meldingsplicht bij (een verdenking op) echinokokkose bij dieren, er is geen bestrijdingsplicht.
Behandeling bij dieren
Alleen ontwormingsmiddelen die praziquantel of epsiprantel bevatten, kunnen de verschillende stadia van E. multilocularis in de darmen van honden of katten doden. Deze middelen hebben geen ovicide werkzaamheid. Tot 2 dagen na het afdoden van de volwassen lintworm kunnen infectieuze eitjes via de feces worden uitgescheiden. Indien een hond tussengastheer is, is de behandeling vergelijkbaar als bij de mens.
Literatuur veterinair
- Maas M, Dam-Deisz WD, van Roon AgM, Takumi K, van der Giessen JW. Significant increase of Echinococcus multilocularis prevalence in foxes, but no increased predicted risk for humans. Vet Parasitol. 2014 Oct 12;206(3-4):167-172
- Maas M, van den End S, van Roon A, Mulder J, Franssen F, Dam-Deisz C, Montizaan M, van der Giessen J. First findings of Trichinella spiralis and DNA of Echinococcus multilocularis in wild raccoon dogs in the Netherlands. Int J Parasitol Parasites Wildl. 2016 Sep 21;5(3):277-279.
- Maas M, van Roon A, Dam-Deisz C, van der Giessen J. Wildziekten in beeld ‘Geringe verspreiding van vossenlintworm in Groningen’. De Jager 2017, nr 2. 52-53.
- Oksanen, A., Siles-Lucas, M., Karamon, J. et al. The geographical distribution and prevalence of Echinococcus multilocularis in animals in the European Union and adjacent countries: a systematic review and meta-analysis. Parasites Vectors 9, 519 (2016).
- Takumi K, de Vries A, Chu ML, Mulder J, Teunis P, van der Giessen J. Evidence for an increasing presence of Echinococcus multilocularis in foxes in The Netherlands. Int J Parasitol. 2008 Apr;38(5):571-8.
- Van der Giessen JW, Rombout Y, Teunis P. Base line prevalence and spatial distribution of Echinococcus multilocularis in a newly recognized endemic area in the Netherlands. Vet Parasitol. 2004 Jan 5;119(1):27-35
- Van der Giessen JW, Rombout YB, Franchimont JH, Limper LP, Homan WL. Detection of Echinococcus multilocularis in foxes in The Netherlands. Vet Parasitol. 1999 Mar 22;82(1):49-57. doi: 10.1016/s0304-4017(98)00263-5. PMID: 10223349.
Versiebeheer
- 14 januari 2025: Herziene versie gepubliceerd (op 17 december 2024 vastgesteld door het LOI).