Deze leidraad richt zich op de huidige kennis over het transmissierisico van hiv tijdens risicovormende handelingen en de eventuele implicaties ten aanzien van de werkzaamheden. De beoogde gebruikers van de richtlijn betreffen zorgverleners die risicovormende handelingen verrichten, hiv-behandelaren en bedrijfsartsen.  

Het initiatief van deze leidraad is afkomstig van de inmiddels afgebouwde commissie Preventie Iatrogene Transmissie (PIT), onder leiding van prof. dr. H.L. Zaaijer. De leidraad is in 2011 opgesteld door de commissie PIT in afstemming met de Nederlandse Vereniging voor Hiv Behandelaren (NVHB). Begin 2025 is de leidraad herzien door een werkgroep, bestaande uit: dr. W.F.W. Bierman, drs. K Vliegenthart-Jongbloed, dr. E.H. Gisolf, allen internist-infectiologen; en dr. A.M.J. Wensing, arts-microbioloog. De leidraad is geautoriseerd door de NVHB, in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Internist-Infectiologen. De LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding ) heeft de leidraad geredigeerd en gepubliceerd op haar website. De leidraad wordt periodiek herzien. Uiterlijk in 2032 bepaalt de LCI in afstemming met de NVHB of de leidraad nog actueel is. Zo nodig wordt het herzieningstraject eerder opgestart, indien nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Sinds 2003 zijn er geen nieuwe gevallen van hiv-transmissie van zorgverlener naar patiënt gemeld (Henderson 2022). Al voordat een adequate behandeling bestond, was transmissie van hiv van zorgwerkers naar patiënten een zeldzaamheid. Tegenwoordig ontvangen de meeste mensen met hiv effectieve antiretrovirale therapie (ART antiretrovirale therapie (antiretrovirale therapie )), wat resulteert in een ondetecteerbare virale load. Er is uitgebreid bewijs dat het transmissie risico bij een goed onderdrukte virale load verwaarloosbaar is (The Lancet Hiv 2017). Bij zorgverleners met een bekende hiv-infectie die effectieve ART gebruiken, is het risico op overdracht tijdens risicovormende handelingen* – zeker bij naleving van de algemene voorzorgsmaatregelen – verwaarloosbaar. In geval van een hoogrisicoprik- of snijaccident wordt geadviseerd de noodzaak voor postexpositieprofylaxe (PEP postexpositieprofylaxe (postexpositieprofylaxe )) te beoordelen volgens de Landelijke Richtlijn Prikaccidenten 2019.

Een zorgverlener met hiv die ART gebruikt en een ondetecteerbare virale load heeft, kan zonder belemmering alle medische handelingen uitvoeren, inclusief risicovormende procedures. Een succesvol behandelde hiv-infectie vormt daarom geen belemmering voor het kiezen van een medische specialisatie of voor de veiligheid op de werkplek.  

De kans dat een zorgverlener een niet-herkende en dus onbehandelde hiv-infectie heeft, is in Nederland zo klein, dat routinematige screening van zorgverleners op hiv niet geïndiceerd is. Elke zorgverlener die risicovormende handelingen uitvoert of die betrokken is bij een risicovormend incident heeft een professionele verantwoordelijkheid om, na mogelijke blootstelling aan hiv, zowel de eigen gezondheid als die van de patiënt te beschermen.

Wanneer er sprake is van een recente hiv-infectie of een bekende infectie met een detecteerbare virale load, wordt van de zorgverlener verwacht dat deze de situatie bespreekt met een hiv-behandelaar of bedrijfsarts. Dit heeft als doel om de veiligheid van de patiëntenzorg te waarborgen door, indien nodig, aanpassingen in werkzaamheden of behandelingen door te voeren.  

* Risicovormende handelingen zijn die handelingen waarbij de kans op bloed-bloedcontact tussen gezondheidszorgwerker en patiënt groot is. Het betreft vooral handelingen waarbij de (gehandschoende) handen binnen lichaamsholten of wonden in contact kunnen komen met scherpe instrumenten, naalden of scherpe weefseldelen (bijvoorbeeld botpunten of gebitselementen), terwijl de handen of vingertoppen soms niet zichtbaar zijn. 

Literatuur